I <1 HET GEHEIM. Je liefh. Paul. Lucie Wilbrock. bureautje zitten en schreef: ure ik zul I m'n de die dei Jol Ho av< me I eve kijl me die bei Pat zag tus me' mij slof om ged bed dor gev din ik i brii 1 afz voo voc zitt ach ner naa de dar A kostschool ik 't middel- een van Mri „Waarde Heer Harnis, Ik hoop, dat uwe dringende zaken naar uw wensch geslaagd zullen zijn, te meer, daar deze u blijkbaar boven alles ter harte gingen. Natuurlijk was het ge- heele diner een groote teleurstelling: maar daar hebt ge u zeker in 't geheel niet om bekommerd; evenmin als over de ellendige stemming, waarin ik door uw onverschillige handelwijze den ge- heelen avond heb verkeerd. Na wat er is voorgevallen, lijkt het me maar verstandiger onze verloving af te breken; ge schijnt niet te weten, wat uw toekomstige vrouw redelijkerwijze van u kan verwachten. Dit hebt ge ten minste door uw wegblijven getoond! Uw brieven zal ik verbranden en den ring en de andere geschenken morgen terug zenden. ik gewend in alles mijn i dat maakte mij nukkig ofschoon mijn ouders ze mij in alles mijn nam hun goedheid maar op, of dit hoorde, evenals de vriendelijkheden al mijn vereerders, maar van 't mo ment af, dat Paul in mijn leven was geko men, dacht ik minder aan mezelf, zoodat de menschen zeiden: „Voor jou bestaat er niemand anders dan Paul" en dit was ook zoo; maar och, hoe gauw zou dat alles veranderen. Op een avond zou er een groot diner ter eere van onze verloving gegeven worden en vol spanning wachtte ik alle gasten af. „Zoo mooi als nü heb je er nog nooit uitgezien," zei mijn moeder tot me en toen ik in den spiegel keek, was ik zelf ook erg voldaan over mijn verschijning in het prachtig licht-rose avondkleed van tulle en zijde. De klok in de hall sloeg half zeven en Paul was er nog niet; ik begon een beetje onrustig te worden en was bang, dat er iets met hem gebeurd zou zijn, omdat hij anders altijd precies op tijd was. De eerste gasten begonnen al te komen; 't werd zeven uur; nóg later en steeds geen Paul, 't Werd vol in de ontvangsalons en midden in het drukke gewoel werd mij een brief overhandigd, dien ik vlug doorlas. Hij luidde: „Liefste Lucie, ik hoop, dat je het vanavond zonder me kunt stellen. Ik moet onverwachts naar Kantsburn; 't betreft een groote transactie, die, als ze lukt, ons een groot fortuin zal bezorgen; dus ik moét die kans wel wagen. Ik weet, dat je verstandig genoeg bent, om dit ook in te zien; morgenavond kom ik natuurlijk direct van den trein naar je toe. Ik deed den brief in een enveloppe, schreef het adres, sloeg mijn mantel cm en ging hem nog gauw, ongemerkt, even posten. Dien nacht ging ik niet naar bed; ik bleef uren lang in mijn avondjapon in mijn donkere kamer zitten. Tegen den morgen viel ik van vermoeidheid in een onrustigen slaap. De heerlijke Aprilzon, die door mijn venster scheen, deed mij ontwaken en één oogenbik voelde ik mij volmaakt gelukkig. Dadelijk kwam echter de herinnering aan den vorigen avond in mij op en alle geluk vlood heen. Toen ik beneden in de huiskamer kwam, zagen mijn ouders mij vragend aan, maar ik ontweek hun blikken en ging, na slechts een kop koffie te hebben gedronken, naar mijn kamer terug, nam Pauls brieven, wierp ze in den brandenden haard en zag ze tot asch vergaan. Nu was alles tusschen 1 ons uit. Maar och, wat waren die eerste uren daarna moeilijk voor mij! 's Middags kon ik het in huis niet meer uithouden; ik liep het park in oifi in de mooie natuur mijn zinnen wat te verzetten, hetgeen me in 't geheel niet gelukte. Plotseling naderde een auto, die vlak voor mij stilhield en waar uit John Polster stapte. „Wat een gelukkig toeval, je hier te ontmoeten," zei hij met zijn innemendsten glimlach. Hij ging naast mij op de bank zitten; eerst spraken wij over koetjes en kalfjes, maar al spoedig stokte het gesprek en opeens sloeg hij vertrouwelijk zijn arm om me heen en kuste me. „Lucie," smeekte hij, „kun je niet een beetje van mij hou den? Ik heb je zóó lief; ik hou veel meer van je dan Paul; heusch, geloof me, kind! De naam Paul gaf me een schok; als met een tooverslag was alle bekoring, die steeds van John was uitgegaan, verdwenen en ik maakte mij uit zijn omhelzing los. „Breng mij dadelijk naar huis! sprak ik. Hij keek mij verrast aan, doch gehoor- t zaamde oogenblikkelijk, toen hij mijn ver ontwaardiging over zijn gedrag bemerkte. „Vergeef me,” zei hij, „ik had 't zoo niet bedoeld." ,,'t Is mijn schuld ook; maar we zullen trachten het te vergeten.” Ik voelde, dat ik verbleekte en 't werd me zóó naar om het hart, dat ik niet wist hoe den avond met al die gasten door te komen. Ik spande me in en trachtte niets te laten merken; doch ik kon de gedachte niet van me afzetten, dat Paul z'n zaken boven mij stelde en me op zoo n avond zóó hevig kon teleurstellen. Mijn vriendin Emmy, wie ik alles gauw even vertelde, troostte mij met de woorden: „Zoo gaat het altijd met mannen; éérst hun zaak en dan de vrouw.” Ook mijn ouden vriend John Polster ham ik in vertrouwen; hij had zichtbaar met mij te doen en bleef nog bij mij nadat alle gasten weer vertrokken waren. Hij nam mijn handen in de zijne en sprak: „Ik begrijp, wat het voor je is, Lucie; 't is niet mooi van Paul; hij had best morgen met den eersten trein kunnen vertrekken. Hij beseft niet half zijn geluk, om jou tot vrouw te krijgen en hij verdient 't ook niet." Na zijn vertrek dacht ik nog geruimen tijd over John's woorden na; ze brachten mij al zijn vriendelijkheden en zijn atten ties jegens mij te binnen en ik stelde me voor hoe geheel anders dan Paul hij in zulk een geval zou gehandeld hebben. Een verlovingsdiner zonder verloofde! Kón het erger? Neen, 't was afschuwelijk en ik was heel blij, dat John mij de oogen had geopend voor de laakbare handelin gen van Paul. Ik zou hem eens toonen, dat met mij niet te spelen viel en nam het besluit, hem een brief te schrijven, welk besluit ik nog dien nacht ten uitvoer bracht. Ik ging aan mijn Ilet was ter gelegenheid van mijn J verlovingsdiner. Mijn hart klopte onstuimig; ik stond op het toppunt van mijn roem, want ik was 't mooiste meisje uit Millney. Sinds een jaar was ik van terug en sinds dien tijd was punt van de uitgaande wereld. Op de avondpartijen leerde ik Paul Harnis kennen en dadelijk werd ik op hem ver liefd; voortaan had ik maar één gedachte en dat was Paul. Als kind was i zin te krijgen en en veeleischend en niet rijk waren, gaven zin. Ik zoo van I; W EEN DER ACHTERBUURTEN VAN DE POOLSCHE STAD WILNA. IN

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 10