il
I N
H
.1'
I
I
klein
5-
geheim
1
oogenschijnlijk leege
Een Inlandsch „restaurant” in ons Indië,
:t
'/"J
I
Daar werd gebeld! Ik hoorde praten en
m n hart klopte wild van vreugde; ik had
de stem van Paul herkend en hoorde dat
rv1
hij naar mij vroeg. Zou het wonder ge
beurd zijn? Had hij den brief niet ont
vangen?
Bliksemsnel bracht ik m’n haar wat in
orde, voordat ik licht aan stak en met
stralende oogen liep ik hem tegemoet.
„Prachtige berichten, lieveling,” zei hij.
„De zaak is gelukt; ik kan het zelf haast
niet gelooven en kom ademloos naar je
toe gehold om 't je maar zoo spoedig mo
gelijk te vertellen. Ons fortuin is gemaakt
en we kunnen trouwen zoo gauw we maar
willen! Ben je niet blij, Lucie?”
Ik begreep er niets van; wist hij van
niets? En mijn brief dan? Bovendien was
ik nog geheel ontdaan door hetgeen ik de
laatste uren had doorgemaakt. Het scheen
dat Paul de weerspiegeling ervan op mijn
gezicht kon lezen, want hij keek me be
zorgd aan en vroeg met een teederen klank
in zijn stem:
DE TRIOMFBOOG VAN CARACALLA in Djemili (Algiers), die nog door de oude Romeis
nen werd opgericht.
„Wat scheelt er aan, kind? Wat heb je?
Is er iets met je gebeurd?"
„Niets," stamelde ik. „Ik ben maar een
beetje verrast, omdat ik je zoo vroeg niet
had verwacht. Heb je mijn brief dan niet
gekregen?"
„Ja zeker, thuis, een paar minuten ge
leden, tegelijk met de andere; maar ik heb
me geen tijd gegund om iets te lezen. Hier
is de heele post.” En hij haalde een pak
brieven uit zijn zak en legde ze op de tafel
neer.
In een oogenblik stond mijn besluit vast.
Ik moest trachten m’n brief te vernietigen,
zoodat de inhoud voor hem een geheim
zou blijven.
„Laat mij ze voor je openmaken,” zei
ik snel en zonder zijn antwoord af te
wachten, nam ik de brieven, zocht den
mijne er uit en wierp dien in het vuur.
„Wat doe je? Waarom verbrand je
dien?" vroeg hij uiterst verwonderd.
„Omdat we nu toch geen tijd hebben,
daarover te spreken; 't is een zakenbrief
en we hebben nu wel wat prettigers te
doen, dunkt mij."
Paul was 't roerend met me eens en om
dat te toonen, nam hij me in z'n armen en
kuste me onstuimig.
Sinds vijf jaar zijn we nu gelukkig ge
trouwd; ik heb voor m’n man slechts één
geheim gehad: het geheim van den zaken
brief, dien ik hem eens geschreven had.
Voorman (tot werkzoekende): „Het spijt
me, maar we hebben hier op het oogenblik
weinig te doen!”
De werkzoekende: „Dat komt goed uit,
mijnheer! Ik hoef ook niet veel te doen!"
„Dit is de zaal voor motor- en auto-maniak-
ken,” zei de geneesheer-directeur tegen den
bezoeker, toen zij een
zaal binnenkwamen.
„Waar zijn de patiënten dan?" vroeg de
bezoeker.
„O," antwoordde de ander, „die liggen alle
maal onder hun bed reparaties uit te voeren!"
„Neen, neen! Nooit zal ik die heerlijke
uren vergeten; ik heb je oprecht lief en
ik zal alles doen, opdat jij ook van mij
zult gaan houden."
Toen ik thuis kwam, gevoelde ik mij
diep ongelukkig; ik moest telkens aan Paul
denken, die mij juist door dit voorval met
John weer oneindig liever was geworden.
Hoe verlangde ik ernaar, dat hij dien
avond weer als gewoonlijk bij mij zou ko
men; maar ik wist, dat dit onmogelijk was.
Natuurlijk was hij vatl den trein nog
even naar huis geweest om de post in te
kijken, had toen ook mijn brief gelezen en
me dus voorgoed opgegeven. O, had ik
dien brief toch maar nooit geschreven! Ge
beurde er maar een wonder, waardoor
Paul hem niet zou ontvangen! In gedachte
zag ik zijn gezicht toen hij de enveloppe
tusschen zijn andere correspondentie be
merkte. Eerst vreugde bij het zien van
mijn handschrift, dan verbazing en ten
slotte droefheid en bittere teleurstelling
om den inhoud.
Wat had ik me klein en kinderachtig
gedragen tegenover hem, die er steeds op
bedacht was, mij plezier te doen. En ik,
dom ding, was boos geworden omdat hij
gewichtige zakenbelangen niet voor een
diner had willen opgeven! Wat dwaas had
ik gehandeld!
Maar ach, wat hielp al dat tobben; de
brief zou er niet door terugkomen.
Toch kon ik die gedachten niet van mij
afzetten en toen mijn moeder mij riep
voor het middagmaal, wendde ik hoofdpijn
voor en bleef in m’n kamer in het vuur
zitten staren. De klok sloeg; het was half
acht! Nu zou de trein uit Kantsburn bin-
nenstoomen; Paul zou vlug uitstappen en
naar mij toe komenonderweg zou hij even
de post uit zijn woning halen, lezen en
dan zou alles voorbij zijn!
n
J
1