p
I
I
I
it!
DE HUWELIJKSCftNDIDAAT
I
J
'v'
Ik
half
„O,
voordat
L
Met
Amer
recht
Hotel
i
Het i
stone
I
Ik
afscheid te nemen!
EEN SCHERTS - Door Anton P. Tschechow.
i
beste kerel!”
u niet bekend
maar ik ben Ratsjenka niet
en ging triomfeerend
een goed in-
„Terechtstaan?” stamelde Kondraschkin. „Ja,
dat wist ik nietIn zoo’n geval kan men
natuurlijk niet trouwenalthans niet voordat
men weet, hoe de afloop zal zijnHoeveel
heb je verduisterd?"
„Maar dan honderdduizend
„Dat is veel. Dat kan je wel eens een ver
banning naar Siberië kosten. In dat geval was
het leven van het arme kind echter vernietigd.
Dan valt er niets meer te doen! Moge de hemel
het je vergeven!”
Milkin greep, verlicht ademhalend, naar zijn
hoed.
naar meik heb u nog niet alles
Dwing me niet te zeggen, wat het
van mijn leven iseen vreeselijk ge-
Verleden week was het veertig jaar geleden, dat
de heer M. S. Slnizer, directeur van de Doof
stommenschool te Amsterdam, zijn ambt als
paedagoog aanvaardde. De huldiging in het
American-hotel te Amsterdam
„Kerel, wat moet ik hooren? Je gaat trou
wen, hé?” zei op zekeren avond een vriend
tegen Milkin.
„Ik? TrouwenHoe kom je daarbij?” viel
Milkin uit. „Welke ezel heeft je dat verteld?”
„Nou, iedereen heeft het er over! Het heeft
geen zin, nog langer geheim te houden,
kerel! Je denkt zeker, dat wij het niet weten,
dat je iederen dag bij Kondraschkin zit, er eet
en drinkt en romancen zingt. Je wandelt alleen
met Ratsjenka Kondraschkinalleen haar
breng je bloemen! We hebben alles in de gaten,
hoor! Onlangs heb ik Kondraschkin zélf nog
gesproken. Hij vertelde mij, dat alles reeds in
orde was. Direct wanneer ze van vacantie in
de stad zouden zijn teruggekeerd, zou de brui
loft plaats hebbenWaarom zou je er een
geheim van maken? Ik ben blij toe, misschien
nog méér voor Kondraschkin dan voor jou
Die arme kerel heeft zeven dochters! Zéven!
Dat is geen gekheid! De hemel geve, dat hij er
tenminste één onder dak kan brengen!
„Ach lieve deugd!” dacht Milkin, „dat is nu
minstens al de tiende die mij vertelt, dat ik met
Ratsjenka ga trouwen. Hoe komen zij er bij?
Misschien omdat ik wel eens bij Kondraschkin
ga eten, wel eens met Ratsjenka een eindje op
loop?N-neen, het wordt werkelijk tijd, dat
ik een einde aan die praatjes maak, anders ben
ik misschien nog getrouwd, eer ik het zelf weet.
Een beroerde geschiedenis. Morgen zal ik eens
naar dien Kondraschkin gaan en hem aan het
verstand brengen, dat hij zich niet behoeft te
vleienen danreis ik af!”
Den volgenden dag betrad Milkin eenigszins
schuw en angstig de werkkamer van mijnheer
Kondraschkin.
„Dag mijn waarde Milkin,” begroette deze
hem hartelijk, „Hoe gaat het? Kun je je weer
niet langer bedwingen? Nou, direct komt Rat- moet wegens verduistering terechtstaan.”
sjenka thuis. Ze is maar even een boodschap
gaan doen.”
„Ik ben eigenlijk niet voor Ratsjenka geko
men, maar voor u,” antwoordde Milkin. „Ik
heb namelijk iets met u te bespreken
„Waarover wil je me spreken, mijn waarde?'
vroeg Kondraschkin knipoogend. „Kom, kom,
waarom ben je zoo verlegen? Wees een kerel!
Ik weet al, waarover je me spreken wilt
Het is in orde, hoorHet werd tijd.”
„Eigenlijktot op zekere hoogte
ben eigenlijk gekomen, om
Morgen vertrek ik
Morgen vertrek je? Hoe bedoel je dat?” vroeg
Kondraschkin, terwijl hij groote oogen opzette.
„Nou, zooals ik het zeg,” antwoordde Milkin,
die zijn moed iets voelde terugkeeren. „Ik reis
m.orgen af. Sta me toe, u voor uw gastvrijheid
te bedankenUw dochter was zoo beminne
lijkik zal nooit de uren vergeten, die
„Neem me niet kwalijk” viel Kondraschkin
hem in de rede, terwijl het bloed hem naar zijn
hoofd steeg, ik begrijp je niet goed. Natuur
lijk heeft iedereen het recht weg te gaan
Ook jij kunt doen wat je wilt, maar, m'n waarde
heerjij wilt je overal aan onttrekken
Dat is niet eerlijk!"
„Ik begrijp niet, wat u bedoelt. Waaraan zou
ik mij moeten onttrekken?”
„Nou, den ganschen zomer kom je hier, eet
hier, wekt verwachtingen, schertst met de meis
jes van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en
dan plotseling zeg je: „Ik ga heen
„Ik heb geen enkele reden gegeven om ver
wachtingen te koesteren..."
„Dat is zoo, een aanzoek heb je nog niet ge
daan, maar was het dan niet duidelijk, waar je
met je gedrag heen wilde? Je at iederen dag bij
ons en des avonds ging je met Ratsjenka wan
delenDoet men zooiets dan zonder er een
bedoeling bij te hebben? Alleen een verloofde
komt dagelijks eten! Denk je, dat ik je te eten
had gegeven, als ik niet had gedacht, dat je
vandaag of morgen als verloofde van Ratsjenka
over den vloer zou zijn gekomenJa, zoo is
het! Het is niet eerlijk van ie! Ik wil niets meer
hooren. Doe het aanzoek, anders moet ik om
zoo te zeggen
„Ratsjenka is een erg lief meisje, ik acht haar
erg hoog en kan moeilijk een betere vrouw
wenschen, maaronze inzichten stemmen
niet overeen!"
„Is dat de reden?” lachte Kondraschkin. „Dat
alleen? Maar denk je dan, dat je een vrouw
kunt vinden, die precies hetzelfde denkt als jij?
Neen maar, jij bent me er eentje! Nog zoo groen
als gras! Je theorieën zijn om te lachen! Jullie
inzichten stemmen niet overeenAls jullie
eenmaal getrouwd zijn, slijten de scherpe kan
ten er wel af
„Misschien wel,
waardig!"
„Onzin! Je bent een
„Mijn gebreken zijn
ben arm!”
„Dat beteekent niets! Je hebt
komen!”
„Ikik drink!”
„Dat is niet erg. Ik heb je maar een paar
keer dronken gezien.”
„Ik drink niet alleen," ging Milkin voort,
„maar ik heb me ook laten omkoopen
„Maar mijn waarde, wie laat zich nou tegen
woordig niét omkoopen?”
„Bovendien mag ik niet trouwen,
mijn lot bezegeld isIk heb het voor u ver
zwegen, maar nu moet u alles wetenIk
Vijf minuten later zat Milkin in de wacht
kamer van zijn vriend dr. Titoejef, die juist
een ernstig meeningsverschil met zijn vrouw
had gehad en nu bezig was zijn haar weer in
orde te brengen.
„Mijn beste vriend,” zei Milkin, „ik heb een
verzoek aan je. Men wil mij dwingen om te
trouwenOm me te redden, kwam ik op
de gedachte, mij gek te houden. Gekken mogen
immers niet trouwenWees nu mijn vriend
en geef mij een bewijs, dat ik krankzinnig ben!'
„Wil je niét trouwen?” vroeg de dokter.
„Voor niets ter wereld!”
„Dan kan ik je zoo’n bewijs niet geven,” ant
woordde de dokter. „Wie niet trouwen wil, is
niet gek. IntegendeelMaar als je ooit eens
op de gedachte mocht komen om te gaan
trouwenkom dan naar mij, dan zal ik je
direct een bewijs geven, dat je gek bent
een valschen naam. Daarom
ze mij niet op het spoor!"
maar dan kun je wel tot je dood toe
onder dien valschen naam blijven leven. Dus
je kunt tóch best trouwen!”
Het zweet drong Milkin uit alle poriën. Nog
meer te liegen en nog meer te fantaseeren was
hem onmogelijk. Er bleef hem slechts één ding
over: te vluchten. Reeds had hij zich omge
wend, toen er een reddende gedachte door zijn
hersenen ging: „U weet nog niet alles,” zei hij.
„Ik bengék ook en een gek mag niet
trouwen!"
„Dat geloof ik niet. Gekken redeneeren niet
zoo verstandig!"
„In hun heldere oogenblikken wel.”
„Ik geloof het niet!"
„Ik zal u 'n bewijs van den dokter brengen.
„Dan zal ik je gelooven
„Binnen een half uur ben ik terug, mét het
bewijs!"
„Maar eigenlijk,” ging Kondraschkin voort
na een korte pauze, „wanneer Ratsjenka je lief
h»eft, kan ze je naar Siberië volgen. Wat zou
het voor een liefde zijn, indien ze niet zoo’n
offer wilde brengen? In Siberië is het trouwens
nog zoo slecht niet. Als ik geen gezin had, zou
ik er ook heengaan. Dus wat dat betreft, kun
je rustig om haar hand vragen."
„Met dien man kom ik aan geen eind,” dacht
Milkin. „Hij zou zijn dochter zelfs aan den
satan uithuwelijken; de hoofdzaak is, dat-ie
haar kwijtraakt."
„Dat is echter nog niet alles," zei Milkin luid.
„Niet alleen wegens verduistering, maar ook
wegens oorkondevervalsching moet ik terecht
staan.”
„Dat is hetzelfde. Méér dan naar Siberië
verbannen worden kun je niet."
„Luister naar meik heb
bekend
geheim
heim..,.
„Ik wil je geheim niet weten! Dat heeft met
je trouwen niets te maken."
„Het heeft er wél mee te maken. Zoodra u
het hoort, zult u ontzet achteruitdeinzen. Ik ben
een ontvlucht gevangene
Kondraschkin sprong verschrikt op. „Dat had
ik niet verwacht,” zuchtte hij. „Heb ik zóón
schoelje gehuisvest! Ga onmiddellijk heen! Om
's hemelswil, ga heenIk kan je niet meer
zien!”
Milkin nam zijn hoed
naar de deur.
„Wacht eens," zei Kondraschkin opeens
„Hoe komt het eigenlijk, dat men je nooit ge
grepen heeft?”
„Ik leef onder
komen
1