VOOR ONZE Lezeressen NOGA. geheel ah eigenlijk MODERN SPORT-ENSEMBLE. MODERNE WINTERHOED VAN ZWART MET WIT VILT. een van PAAI boernc VOORDAT MIJN SCHAT SLAPEN GING. Op onze morgenwandeling had ik met mijn kleine meid eenigen tijd bij den vijver in het stadspark gestaan, waar in een bont gewirwar de nieuwe goudvisschen door elkaar zwommen. In tegenstelling met de andere kinderen, die er eveneens naar stonden te kijken, sloeg zij vol gens haar gewoonte de visschen zwijgend gade. Ook toen we onze wandeling vervolgden, sprak ze er geen woord over. In de plaats daarvan brak echter des avonds vóór het slapen gaan, toen zij haar mondje reeds lang had moeten stil houden, de verzwegen indruk zich in een rij van nieuwsgierige vragen baan. niet te bevredigen. Ze begon te twijfelen: de heerlijke warmte van een moederhart zooals zij die ieder uur van den dag om zich heen voelde, en daartegenover de zilverklare koele slankheid van zoo n visch-mammie! Dat scheen in haar kleine hersentjes een zonderlinge tegenstelling in het leven te roepen. Een onaangename in druk bleef blijkbaar te overwinnen. Bezorgd terwijl uit ieder woord de twij fel sprak vroeg ze: „Houdt de visch-mammie erg veel van haar kindertjes? Ik wilde den kleinen hersentjes rust geven en zei daarom, met volle overtuiging: „Maar natuurlijk, lieveling!” Doch ze slaakte een langen zucht. Zóó diep had zij zich in het lot der visschenkinderen in gedacht. Ze bleef peinzend naar de blauwe zoldering met de gouden sterretjes staren, om dan opeens te vragen: „Slapen die visschenkinderen dan ook in het water?” En er klonk duidelijk een groote bezorgdheid in haar slaperige stemmetje. „Zeker, kindje, net zoo als jij in je lekker warme bedje in je mooie slaapkamer," zei ik om het haar duidelijk te maken. Maar heel gerust was zij toch nog niet. Ge lukkig echter ontfermde de slaap zich reeds over haar. En terwijl ze zich behaaglijk in haar bedje uitstrekte en haar blonde kopje dieper in het kussen duwde, vroeg ze, inslapend, maar met nog heel veel medelijden in haar stem metje: „Moeten die visschenkinderen dan in het natte... water... slapen!" Hiervoor heeft men noodig: driehonderd gram suiker, honderdvijftig a tweehonderd gram amandelen, tien gram boter. De bereiding geschiedt als volgt: de aman delen een minuut koken, daarna pellen, drogen en fijnhakken. Een bakblik dik met boter be smeren. De suiker met de boter in een ijzeren pan verwarmen (geen geëmailleerde pan ge bruiken, want de caramel wordt door het email te sterk verhit), zonder in de massa te roeren; wel echter met een platten, geëmailleerden lepel de droge suiker telkens onder in de pan in de plaats van de gesmolten suiker schuiven. Als alles gesmolten is, wachten tot de suiker de kanten der pan iets begint te de kleur goudgeel is; dan direct al roerende de OM TIJD TE SPAREN IN DE KEUKEN. Aluminium pannen, die vuil geworden of ver kleurd zijn, kunnen vlug worden gereinigd met warm water, waaraan wat citroensap is toe gevoegd. Messen, die roestig zijn geworden, wrijft men goed af met een doek, welke vochtig is gemaakt met paraffine-olie. Vervolgens veegt men ze af met een flanellen doek, met wat schuurzand. Hierna dompelt men ze in zeer heet water om ze daarna af te drogen met een zachten doek. Een goed middel om zinken emmers, welke niet gebruikt worden, schoon te houden, is ze te vullen met koud water waaraan een weinigje terpentijn is toegevoegd. INDIEN GE STRIJKT. en ge hebt het ongeluk het goed te schroeien, dompel het dan onmiddellijk onder in koud water, .en laat het er eenige uren in staan. Wit goed, dat eenigszins geel is geworden door het strijken, kan weer wit worden gemaakt door het te koken in water, waarin wat wijn steenzuur is gedaan. Gebruik ongeveer twee eetlepels wijnsteenzuur op vijf liter water. Roestvlekken kunnen uit stoffen worden ver wijderd door er met een zacht lapje een mengsel van gelijke de el en jodium en ammoniak op te smeren. Daarna spoelt men het flink in warm water, om het vervolgens op de gewone wijze te wasschen. massa aan borrelen en de amandelen toevoegen en massa nog even verwarmen. De noga op het bakblik gieten, zoo ver mo- gelijk uit laten loopen en, als de massa stevig begint te worden, met een gewasschen en af- gedroogden citroen de noga zoo dun mogelijk uitdrukken. In plaats van een citroen kan een breed, slap mes met boter bestreken, gebruikt worden. Zoo spoedig mogelijk de noga in regelmatige stukjes snijden en van het blik afnemen. De stukjes noga plat neerleggen tot ze gekoeld en stijf zijn. „Kunnen die heel kleine vischjes nu óók al zwemmen?" Met deze vraag komt een soort ingehouden eerbied tot uiting. Ik begrijp dat. Het vorige jaar was zij reeds als meisje van vier jaar vol gens den stelregel, dat men iets nuttigs en goeds nooit te vroeg leert, door den zwemmeester aan de lijn genomen. Maar haar aangeboren on handigheid en watervrees waren oorzaak ge weest, dat ik de lessen niet verder had doen voortzetten. Diepzinnig dacht zij verder na en na poosje vroeg zij ernstig: „Leeren zij dat hun mammie?” Ik meende ter wille van de eenvoudigheid „ja" te mogen zeggen. Visch-mammie of Mam mie Natuurdat kon ik haar later wel eens uitleggen. Mijn antwoord scheen haar echter

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 10