fl fffc ■Ff n1 i I i’ o aMA i •L L Uit Wi Twtf kfl kok. Op Het jonge vrouwtje (tot haar man, die ten einde raad is): „Het is heel leelijk van je. Een aardige man zou eerst zijn excuus maken tegen zijn vrouw en dan pas vragen, wat hem spijten moet!" dief de bontjas uit de étalage steelt, waarom mevrouw j aan zijn hoofd heeft loopen zeuren): „Dankjewel, mijnheer, dank je hartelijk!” De bewoonster van het huis: „Beteekent dat kleine hoopje onkruid alles wat je vanmorgen hebt gedaan?" Noodhulp-tuinman: „Neen mevrouw. Ik heb ook nog een slak gevangen in het slabed!" Kamermeisje (van het hotel): „Het spijt den directeur heel erg, dat hij geen wekker voor u heeft, maar u kunt deze koekoek-klok in uw kamer krijgen. Dan komt u ieder kwartier wakker!” De man op de piano: „Neem niet kwalijk, mevrouw, maar kunt u me ook de flat van mevrouw Mulder wij zen?” De Bruin (als een De Bruin weken lang Het kamermeisje (tot de nieuwe keukenmeid): „Mijn vader was kok. Op een schip, weet je!" De keukenmeid: „Dat zou niets voor mij zijn! Want dan moet je leeren zwemmen alvorens je kan opzeggen!’ 11 x- me I

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 16