b
V1OOL-VIRTUOOS
DE
ALS ST. Vl<< 1 AAS 1SIILT I I /SI’.
OTTEMERO EEN sprookje
E
nati
een
niet
ster
tocl
in i
D
dat
dat
het
je d
mei,
E
rijdi
dat
mut
inhc
ron<
C
I
ber
een
levi
ter
kro
Mi:
inte
zicl
hij
par
zoc
ver
f
in
Alt
in 1
tig
wa
bes
II
voh
7 ii i rk
Crc
mer
Ze
C
het
voo
der:
leeg
war
voo
naa:
in e
I
van
zoti
te 1
ste
den
om
in i
tha:
voc
diei
er
klei
gm
afbi
Saronege: ,,U treft het, dat u mij te spreken
krijgt, want ik ben de vriend en secretaris van
den meester en weet precies, wie hem mag be-
Nu zal ik jullie toch eens vertellen, wat
ik eenige dagen geleden heb meegemaakt.
Ik was buiten de stad een eind gaan wan
delen, en liep juist in het bosch, dat zich
om mijn woonplaats uitstrekt, toen ik voor
me uit Sinterklaas zag loopen, zwaar be
laden met allerlei lekkers en mooi speel
goed. Hij had een heel eind gemarcheerd
en zijn maag begon te jeuken. Daarom
greep hij in een zak van zijn langen mantel
om er een stuk peperkoek uit te halen,
maar in plaats van den koek, kwam er een
kinderpagina uit ons blad tevoorschijn!
Vol bewondering begon hij te lezen en was
spoedig geheel in de lectuur verdiept.
Na eenige oogenblikken kwam er be
weging in den zak en hoorde ik duidelijk
fluisteren:
"j„Waarom gaan we niet verder?" Het
was de olifant, die dit vroeg.
1 „Waarom blijven we hier staan?” brom
de nu de Teddy-beer.
„Sinterklaas staat te lezen.” zei de
'clown, die even uit den zak gekeken had.
,AWillen we wegloopen?" vroeg de haas.
De dame werd door deze woorden echter
boos en Saronege belde nu om den portier en
beval, de bezoekster de deur uit te zetten. Toen
ze zag. dat de portier inderdaad aan dit bevel
zou gaan voldoen, koos zij echter eieren voor
haar geld en gaf den dwerg den gevraagden
handkus. Hiertoe moest zij echter zóó diep
bukken, dat haar gezicht heelemaail rood was
toen ze zich weer oprichtte. Dat kwam echter
niet zoozeer door de inspanning als wel door
den toorn, omdat zij zich volgens haar meening
zoo had moeten vernederen. Intusschen was
Ottemero binnengekomen. Hij nam den ruiker
bloemen van de dame in ontvangst en gaf hem
toen tot haar groote verwondering aan Saro
nege. „Hij heeft hem net zoo goed verdiend als
ik,” zei hij.
Daarop nam de dame afscheid.
Toen de beide vrienden tegenover elkaar in
het hotel zaten de dwerg op de prachtige
leeren koffer van Ottemero zei Saronege:
„Eigenlijk is ons contract ontbonden, maar ik
zal het laten doorgaan, indien je dat bezoek
van die dame als een waarschuwing opvat en
geen vriendschap met haar sluit."
Ottemero gaf daar echter geen antwoord op,
omdat hij had afgesproken, dat hij de dame den
volgenden dag een bezoek zou brengen. Tegen
den tijd echter, dat hij bij de dame werd ver
wacht. ging Saronege naar haar toe, zette zich
behaaglijk op de leuning van haar stoel en zei:
„Omdat u mijn vriend met zulke mooie bloe
men hebt vereerd, heb ik hier een kleine ver
rassing voor u!” Met deze woorden liet hij wel
n twintig kleine kreeften in haar schoot vallen.
Luid schreeuwend vloog de dame op, en
Saronege maakte dat hij wegkwam. De dame
schreef Ottemero toen een brief, waarin zij
hem reeds haar vriend noemde en hem mede
deelde, hoe de dwerg, die zijn vriend was, haar
had laten schrikken. Wanneer Ottemero een
man van eer was, zoo schreef zij, dan mocht
hij niet dulden dat een dame, die hem vereerde,
zóó werd beleedigd en diende hij zich zonder
meer van den plaaggeest vrij te maken.
Ottemero liet den kleinen man den brief lezen
en verzocht hem, den volgenden keer wat voor
zichtiger te zijn en wat meer om hem te denken.
En toen Saronege hem daarop aan het aontract
herinnerde, vroeg de violist op klaaglijken toon,
wat hij aan zijn succes had. indien hij geen
vrienden mocht hebben. Maar Saronege ver
klaarde. dat dit hem niets aanging en dat een
overeenkomst een overeenkomst was. En als
Ottemero er op bleef staan vriendschappelijk
met de dame om te gaan, dan moest hij maar
zien, hoe hij zich op het eerstvolgende concert
zonder den dwerg redde. Hij, Saronege, zou niet
meer zingen! Nu werd Ottemero toch vreeselijk
bang en hij smeekte den dwerg aan dit voor
nemen geen gevolg te willen geven. Maar deze
wilde van geen toegeven weten. Toen begon
Ottemero verschrikkelijk te huilen, waarop
Saronege zei: „Nóu goed, ik zal dan meegaan,
maar je weet, dat men een kunstenaar niet
dwingen moet. Ik zal zingen, maar de gevolgen
zijn voor jouw rekening.”
Wordt vervolgd)-
„Ja, ja,” riepen ze nu allen door elkaar.
En daar ging het: hop! hop! hop! De
een na den ander sprong uit den zak. Voor
op liep Teddy-beer, daarachter kwam de
haas, toen de olifant. Maar heel ver kwa
men ze niet, want de sneeuw lag zóó hoog,
dat ze weldra bleven steken en niet verder
konden.
„Help! Help!” riep de hansworst, die van
bordpapier was, en van de natte sneeuw
slappe beenen kreeg.
„Wie roept daar?” vroeg Sinterklaas op
kijkend en nu zag hij tot zijn schrik, wat
er aan de hand was.
Wat was Sinterklaas boos! Ze moesten
allemaal weer terug in den zak en ze waren
wat blij, dat ze weer goed en wel opge
borgen werden. Het was in den zak veel
warmer dan daar buiten in de koude en
natte sneeuw. Klappertandend van de
koude namen ze zich voor niet meer weg
te loopen, doch bij Sinterklaas te blijven
en dat is maar goed ook. Want anders
zouden jullie geen van allen met Sinterklaas
iets krijgen!
KLEIN DUIMPJE IN DE LAARZEN VAN DEN
REUS. Vinden jullie niet, dat hij een gezicht
zet om er bang van te worden? Hij is echter
niet zoo kwaad als hij er uitziet, hoor!
zoeken. Ik vind u wel aardig, maar wanneer ik
u bij den meester moet brengen, moet u mij een
handkus geven en u zult het net zoo prettig
vinden alsof u hèm een kus geeft, want ik ben
net zoo goed als hij.
2)
Ottemero kreeg waarom wist hij zelf niet
—respect voor het kleine mannetje en speelde
het Lied van de Armoede.
„Het gaat wel,” zei de dwerg, „maar het moet
nog veel beter worden. Heelemaal ligt het
trouwens niet aan jou, want je moet iemand
hebben, die je begeleidt. Als je me vertrouwt,
zullen we een contract sluiten. Maar ik ben
niet goedkoop, dat zeg ik vooruit!”
Het contract werd echter gesloten. Saronege
moest Ottemero begeleiden en de stemmen
zingen, die het spel van Ottemero weeker en
warmer zouden maken, en daarvoor verplichtte
de violist zich, nooit te zullen trouwen en nooit
met iemand anders vriendschap te zullen sluiten
dan met Saronege.
Deze voorwaarden leken Ottemero uiterst
gunstig. Saronege kroop dus jn de viool en nam
daar zijn plaatsje in. Na het eerste succes, toen
de wereld zich juist begon te herstellen van de
beroering die het „nieuwe genie” tevoorschijn
had geroepen, zei Ottemero tegen zijn vriend:
„Ik ben je zoo dankbaar, dat ik niet weet,
hoe ik je bedanken moet!”
Ottemerc snelde van het eene succes naar
het andere en zijn vriend bleef op zijn plaatsje
in de viool en zong de begeleidende stemmen
bij Ottemero s spel. De violist kreeg veel
bloemen en kransen, maar steeds vaker van de
zelfde menschen. Zoo kreeg hij ook iederen
avond een prachtigen ruiker bloemen met een
langen, rosen brief van een dame. Saronege
lachte en zei: „Denk er aan, dat je ons contract
niet vergeet!”
Op zekeren avond kwam er een dame, die
Ottemero na zijn concert wilde spreken. Daar
de violist echter nog niet in zijn kamer terug
was, ontving Saronege haar. Deze merkte
direct, dat het de schrijfster van de rose brieven
was. Het was een groote, statige dame, en toen