11
W-f
!Éi
1
rl
Ba
'LX
X' I
11
Ml
MM
1 I
ff
onbewoond eiland met me te zitten!
te beteekenen, mijnheer!"
aan u
binnen!”
De verstrooide machinist, eige
naar van een kleinen auto, als hij op
een kouden winterdag op een station
moet wachten.
Zij (tegen haar man, die zich beklaagt tijdens het winkelen): „Het
is net iets voor jou, om te staan brommen omdat we hier even
moeten wachten. Ik kan me nog den tijd herinneren, dat je zei
niets liever te willen, dan op een onbewoond eiland met me te zitten!
De dame: „Als u niet maakt, dat u
wegkomt, mijnheer, laat ik mijn
hond op u af!”
Het nieuwe dienstmeisje (tegen haar mevrouw, die trotsch is op 1 ear
modern intérieur): „En wanneer krijgt u nou uw meubelen, mevrouw!
Zijn vrouw: „Er is één gelukje bij, Jan! Er is niemand in de buurt om
je uit te lachen.”
De dame: „Ik ben mijn man kwijt!”
De verstrooide en vermoeide rayonchef:» Afdeeling rouw. Tweede
verdieping
Deurwaarder: „Ik heb een exploot
Leei m i-ntemmer: „In orde. Kom maar
„Ik denk, dat Muller nu wel getrouw’d is
„Waarom denk je dat?”
„Omdat hij tegenwoordig altijd alleen uitgaat!”