11 W-f !Éi 1 rl Ba 'LX X' I 11 Ml MM 1 I ff onbewoond eiland met me te zitten! te beteekenen, mijnheer!" aan u binnen!” De verstrooide machinist, eige naar van een kleinen auto, als hij op een kouden winterdag op een station moet wachten. Zij (tegen haar man, die zich beklaagt tijdens het winkelen): „Het is net iets voor jou, om te staan brommen omdat we hier even moeten wachten. Ik kan me nog den tijd herinneren, dat je zei niets liever te willen, dan op een onbewoond eiland met me te zitten! De dame: „Als u niet maakt, dat u wegkomt, mijnheer, laat ik mijn hond op u af!” Het nieuwe dienstmeisje (tegen haar mevrouw, die trotsch is op 1 ear modern intérieur): „En wanneer krijgt u nou uw meubelen, mevrouw! Zijn vrouw: „Er is één gelukje bij, Jan! Er is niemand in de buurt om je uit te lachen.” De dame: „Ik ben mijn man kwijt!” De verstrooide en vermoeide rayonchef:» Afdeeling rouw. Tweede verdieping Deurwaarder: „Ik heb een exploot Leei m i-ntemmer: „In orde. Kom maar „Ik denk, dat Muller nu wel getrouw’d is „Waarom denk je dat?” „Omdat hij tegenwoordig altijd alleen uitgaat!”

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1930 | | pagina 12