HET GEHEIMZINNIGE HOTEL i k 3 I - DOOR JAMES YLLI is had blijkbaar moeite zijn paar dagen aut< Hun hoofdtooi is aller 2 - dekt hij onderzocht de deur nauwkeurig, onderzocht ook de volgende en de daarop- waar een heer in een grijs flanellen costuum, waarvan Brod direct begreep, dat het de hem hier zoo goed, dat hij besloot, eveneens te blijven.” „Lord Arvin om de Flet lijfje een te gaa gen vra zei E vloi mis weg V001 met D bek sche OOgi bril! lact zijn ant bijr E hon Hie ond het E mei cha staan. Daarop liep hij voorzichtig naar de deur, die vlak bij het raam was. Zijn geoe fende oogen hadden iets eigenaardigs ont- de gelijkvloersch gelegen conversatiezaal, later duwde hij de deur zachtjes open. Voor hem lag een kamer, die geheel kaal was, met uitzondering van een karpet, dat den vloer bedekte. Het houtwerk was nog niet eens beschilderd onafgewerkte gedeel ten van de muren toonden aan, waar men van plan was de kasten en spiegels aan te bren gen In een der hoeken stond een timmermans- deze vervolgde kist met gereedschap. Gedurende eenige seconden bestudeerde de detective het vertrek, dat een der mooiste kamers van de „Scottish Inn” had moeten Hij kwam zijn broer opzoeken en het beviel ook zijn. Een aardige kerel, dien ik verleden jaar in Parijs heb ontmoet.” De directeur zette een lang gezicht. op te wijzen, dat dit „Dat treft heel ongelukkig, mylord," goede week, en bijna wel antwoordde hij. „De Howards waren hier nauwelijks, toen zij werden teruggeroepen. Een dag of twee geleden zijn ze vertrokken. een paar vrienden van mij bij, merkte Lord Arvin terloops op. De Rollassons logeeren hier, is het niet „ik ritji Z in in d achi de 1 Een gere don wat zijn. Toen sloot hij de deur en keerde snel in de gang terug. Op zijn teenen sloop hij naar de volgende kamer en keek door het sleutelgat. Ook hier teleurstelling te verbergen. Behalve van Lisser werd van allen behoor- en verantwoording gedaan. En was Lisser al wel teruggekeerd, en zat hij reeds op kantoor op Brod te wach ten De detective begreep, dat het het beste was, om nog niets te zeggen, maar eerst nog DRIB ALGBRUNSCHB schooner MMBN OrraNPLAATJB. - mevrouw Ranger Culley. En de oude heer Rollasson is zoo onder den indruk van de mooie omgeving gekomen, dat hij besloot een paar dagen te gaan kampeeren. Hij zal pas tegen het eind van de week terugkeeren, denk ik.” Brod keek den ander zwijgend aan en „Maar de jonge mijnheer Rollasson is wèl hier. Hij is met de anderen mee een bergtoer gaan maken, doch hij zal tesren den avond in ieder geval terug zijn. deuren-sinds men geweest 1 En de hardheid van de slechts langzaam drogende verf scheen er -t cen L* zéker veel langer was geleden Snel haalde hij een looper uit zijn zak en leiegram zal sturen, stak hem in het sleutelgat. Een oogenblik Hetzelfde is het geval met mijnheer en an hel hole), dan rlimrrlr. Kir T7 km.-!. dezelfde desolate aanblik. Hij onderzocht de volgende en de daaropvolgende kamer, lijk rekening Hetzelfde resultaat 1 Neen, niet cen van deze misschien kamers zou binnen drie weken klaar kunnen zijn. „Dit,” zei „Lord Arvin” onhoorbaar, „is de residentie van een gek, dezen zomer geo- volgende deur. Toen keerde hij met gefronste directeur was, naar hem toekwam, wenkbrauwen wederom naar de eerste deur „Gaat u op onderzoek uit, mylord terug. Hij betastte de verf en floot tusschen „Hè O, ja 1 Het is hier erg stil, niet zijn tanden Deze deuren moesten toe- „Dat zult u niet meer zeggen, als onze gang verleenentot de mooiste kamers van het gasten vanavond zijn teruggekeerd, mylord," hotel en zooals men beweerde, was het geheel lachte de ander, bezet. En toch 'constateerde hij hier het onloo- „Er zijn chenbare feit dat bevestigd werd door het geloof ik,” pend om nieuwe gekken te maken. Dat alles!” Op zijn gemak en alsof hij van den prins geen kwaad wist, daalde hij de trap af naar Nieuwe lezers beginnen hier: Edgar Rollasson. een vooraanstaande persoonlijkheid in de zakenwereld, komt den leider van een beroemd Londen^ch detective bureau John Brod bezoeken. Hij vertelt deze, dat zijn broer Dick drie dagen tevoren met zijn vrouw en kinderen naar het plaatsje Glendale in Schotland is gegaan en zijn intrek heeft genomen in het hotel de „Scottish Inn Voor een zeer belangrijke kwestie, die zonder hem niet kan worden afgewikkeld, is zijn onmiddellijke terugkomst echter noodzakelijk. Rollasson heeft zijn broer dienovereenkomstig getelegrafeerd, ontvangt echter de gekste telegrammen. die klaarblijkelijk niet van Dick af komstig zijn, waardoor hij de overtuiging krijgt, dat deze tegen zijn wil wordt opgehouden in het hotel. Midden in dit onderhoud komen Lilly en Jim Howard bij den detective binnenstormen en vertellen, dat hun vader en moeder ook in de „Scottish Inn” worden vastgehouden. Het echtpaar Howard had zich met zoon en dochter naar Glendale begeven om daar eenigen tijd te verblijven- Den morgen na hun aankomst echter ontvangen broer en zuster aan het ontbijt een briefje, waarin hun ouders mededeelen, dat zij door een zakenkwestie van den vader genoodzaakt zijn naar Londen terug te keeren. Het briefje is oogenschijnlijk door den vader geteekend. Als de beide kinderen daarop eveneens huiswaarts keeren. komen zij tot de ontdekking, dat hun ouders in het geheel niet zijn leruggekomen- De derde, die een familielid aan de „Scottisch Inn” heeft moeien afslaan, is Mevrouw Ranger Culley, de om haar schoon heid beroemde echtgenoole van den koperkoning en millionnair. Zij logeerde met haar man in het hotel en den eersten morgen was hij reeds verdwenen. Ook zij heeft een boodschap ontvangen, dat haar man voor zaken plotseling moest vertrekken en heeft, 'AP1 IIllIliL bij nader onderzoek, moeten ondervinden, dat hiervan niets waar was. Onder haar invloed besluit de heer Rollasson zelf naar de „Scottish Inn” te gaan om te zien, wat daar eigenlijk gebeurt- Hij spreekt met detective Brod af, dal hij een t zoodra hij iets weet. Is er niets verdachts aan zal het telegram niets anders bevatten dan het woord: „Kaas”. Ontvangt Brod echter een telegram „Boter en kaas”, dan zal hij onmiddellijk hulp zenden Hierna komt er op het detective-bureau een telefonische mede- deeling van den heer Rahal, eigenaar van vele spoorwegen en stoomvaartlijnen, wiens broer op dezelfde geheimzinnige manier in de „Scottish Inn” is verdwenen. De secretaresse dient vervolgens weer Mevrouw Ranger Culley aan, welke echter een andere dame blijkt te zijn dan de Mevrouw Ranger Culley, van-wie. Brod een kwartier tevoren bezoek heeft gehad, hoewel er wel een kleine”gelijkenis bestaat. Deze mevrouw* R C. kan zich echter identificeeren, zoodat twijfel aan haar persoon is uitgesloten. Zij vertelt, dat ook haar man, bij hun aankomst in de „Scottish Inn” plotseling schijnt te hebben moeten terugreizen. Zij heeft hem althans sindsdien niet meer gezien. In een courant kondigt de directie van de „Scottish Inn" aan, dat zij geen aanvragen voor, logies meer in behandeling kan nemen na 12 Mei. Detective Brod besluit toch nóg iemand naar de „Scottish inn'* te zenden. De meest geschikte man hiervoor is Bland, dien hij opdraagt te onderzoeken, wat er van al de verdwenen men- schen is geworden, ten kwartier nadat Bland is vertrokken, wordt Brod door de Recherche opgebeld, dat Bland door een onbekende op straat is aangevallen en bewusteloos geslagen. Men heeft hem naar het Gemeente-Ziekenhuis vervoerd, daar hij een schedelbreuk heeft. Brod besluit nu de berichten van Rollasson af te wachten. Den volgenden morgen ontvangt hij een telegram van Rol lasson. Deze seint: „Klaarblijkelijk alles een vergissing. Alles is'in orde en heel normaal.” Daar dit telegram niet volgens afspraak is. (Rollasson had. wanneer alles goed was, het woord „kaas” moeten seinen), seint Brod terug „InJien u voldaan bent, tele grafeer dan wat is overeengekomen.’’ Het antwoord komt des middags: „Natuurlijk ben ik voldaan- Allen verkeeren in den besten slaat en zijn gezond. Ik blijf hier nog een paar dagen logeeren om wat op mijn verhaal te komen.” Ook dit telegram is niet volgens Rollassons instructies. Brod is daarom overtuigd, dat de telegrammen niet van Rollasson afkomstig zijn en hij besluit Lisser, zijn compagnon, naar de „Scottish Inn*’ te zenden om een onderzoek in te stellen. Lisser zal hem in hun speciale geheimcode telegrafeerenOm te voorkomen, dat een onbevoegde gebruik zal maken van deze code, geeft Lisser zijn afschrift aan Brod, die het in de la van zijn bureau sluit. Ook nu ontvangt Brod een geruststellend telegram, echter niet in cijferschrift, zooals afgesproken, zoodat hij concludeert, dat ook dit door iemand anders dan Lisser gezonden moet zijnDaarom besluit hij zelf naar de „Scottish Inn” te gaan en zich uit te geven voor Lord Arvin, een vriend van hem. Dit laatste omdat hij overtuigd is, dat wanneer het bekend wordt dal hij zijn kantoor verlaat als Brod, de detective, ook hèm iels zal overkomen. Hij bestelt kamers in een deftig hotel en bestelt van daar uit weer kamers in de „Scottish Inn”. Wanneer hij in het beruchte hotel aankomt, blijkt, dat alle gasten afwezig zijn om een bergtoer te gaan maken en eerst laat in den avond terug zullen komen Brod vindt dit zeer vreemd. Een ander eigenaardig feit is, dat men in het llolel zijn portefeuille met twaalfduizend pond aan bank biljetten niet in de safe kan bergen, daar, volgens den administrateur hel slot van de safe weigert en men er niet in kan. Des middags onderneemt Brod een sluiptocht door de gangen en opent de deuren van de kamers der gasten. Alle kamers zijn verlaten en er liggen alleen waf toilel-benoodigdheden. Boven aan de trap staand, dacht hij twee minuten over dit „misschien” na. Toen, zonder eenig gerucht te maken, ging hij naar beneden, naar de tweede verdieping. Ook hier was alles stil en verlaten. Zorgvuldig keek de detective om zich heen, of hij niemand zag, die hem bespionneerde en naar nog meer open deuren, die hem een of andere aanwijzing konden opleveren. Behalve het groote venster aan het eind van de gang, dat openstond, was alles echter gesloten. Brod overlegde juist, wat hij nu moest doen, toen hij opeens verrast bleef dunne laagje vernis, dat de deuren met de deurposten verbond dat geen een van deze Én de Howards. En Ranger Culley moet hier cir.dc ze geverfd had, open was, ook zijn. Een aardige kerel, dien ik verleden

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 2