ID IE ID I IE V IE GG IE I i ((IIIIII VIII//I I I V 00 TYPISCH HOEKJE TE VENETIË, DE PAREL VAN DE ADRIATISCHE ZEE. nié r I beter,” hoorde Willy zoi te tot 1 verscheen een goed. die meisje 6 ik maar te Hollywood een om dan ik zal pn zie me ha: mi tO( on „er je we 1 ba; bij ZU! mi pa: na; 1 be; for de „En mei late Por mei we< geg ken n baz van Ik mai heb dio toil TT mai een tenminste niet langer na eenige aul bij na_ ket en het Da tel< zijr in t in n go< r> n vre n het liev F „W de 2 zwi not de n u Par ik beg als een oogen- dan en. voor Will warm, oude, lieve vriendin. „Was het hon- ant- gedronken hebt, Vertel me hier wilde krmen doen naar werk te welke evenaarde had Pamela Powell zich buitenhuisje laten bouwen, waarvoor zij zelf het mij?” vroeg Willy. „Toe, doet gaan Ik was Naast de groote studio te Denham de beroemde studio, bijna Iz aantrekkelijke plan had ontworpen. „Film-koorts?” vroeg Pamela, het lachend aanziend. Willy schudde haar hoofd. „Neenik had alleen maar honger,” ant- kwam er niet op aan wat! Het is me natuurlijk niet gelukt. Ik heb nooit tooneelgespeeld of zooiets. Veel moed had ik dan ook niet, maar ik was wanhopig, begrijpt u?” Ze trachtte een glimlach te forceeren. „Hoe zal ik het begrijpen, als je me niets ver telt?” zei Pamela vriendelijk. „Er is eigenlijk niets te vertellen,” zuchtte Willy en toen deed ze een verhaal, dat Pamela tranen in haar oogen deed krijgen. De vader en moeder van het meisje waren alle twee dood. Ze had een zusje van zeven jaar. Tot vóór een maand ongeveer had een tante, een zuster van Willy’s overleden moeder, voor de kleine Annie, gezorgd, maar ook de tante was gestorven. Hierdoor had Willy haar be trekking als intern kinderjuffrouw moeten op geven om ze te verwisselen voor een baantje als typiste. Het kantoor, waar ze werkte, was echter naar een andere stad overgeplaatst en Willy had haar ontslag gekregen. Direct had ze ge probeerd iets anders te krijgen, maar ze was er niet in geslaagd en tot overmaat van ramp was de kleine Annie ziek geworden, als een gevolg van ondervoeding en geleden koude. En Willy had bijna haar laatsten cent uitgegeven.. „Ik weet niet, waarom ik zooveel tegenslag heb verdiend," vervolgde het meisje treurig;. „Ik heb altijd voor mijn zusje gezorgd en....’ Plotseling begon ze te huilen. „Ik wou, dat ik dood was,” riep ze uit. Troostend legde Pamela haar hand op blonde krullen van het meisje in het bed. je zusje dan?" vroeg ze. „Wat zou er dan van je kleine zusje moeten worden? Je wilt toch juist voor haar zorgen?” „Ik zou dan niets meer wetener geen verdriet meer van hebben...." snikte Willy. „O, ik weet wel, dat het niet mooi van me is, dat het zelfs erg egoïstisch is, maar zóó ben ik nu eenmaal geworden.... Ik kan er niets aan doen! Als je honger lijdt en kou en niets dan tegenslag hebt, dan wordt je zooDan zou.lt u ook zoo worden,” zei ze, een bijna vijandigen blik op Pamela werpend. „Maar u zult nooit honger of kou lijden.U....” Ze zweeg plotseling en wierp haar bemodder- de schoenen buiten het bed. „Zoo staat het nu het nu? Ik haat heele wereld.. en bedekte „Haar kleur is iets iemand fluisteren. Zij lag op iets heel zachts. Ze was warm. Het laatste, wat ze zich herinneren kon, was dat ze op iets heel hards en kouds had gelegen, terwijl er afwisselend golven van intense hitte en ijzige koude over haar heen waren gegaan. Misschien zou zij, als men zich niet over haar had ontfermd, zijn gestorven; misschien óok zou ze alleen maar zijn ingeslapen. Nu ze hier lag, had ze er niet het geringste idee van, hoe zij er aan toe was geweest, waar ze zich bevond, of hoe ze er gekomen was. Een warme hand legde zich deelnemend op de hare. „Wat beter?” vroeg een vriendelijke stem. Willy keek op en staarde in een paar zachte, lieve bruine oogen. Een knappe vrouw van middelbaren leeftijd boog zich glimlachend over haar heen. „Veel beter,” antwoordde Willy zwakjes. „Maar ,4e wilt zeker weten, waar je bent?” vroeg de vrouw, toen Willy aarzelend zweeg. „Ik ben Pamela Powell. Je zult wel eens van me gehoord hebben, denk ik." Een plotselinge, bijna schichtige oogopslag van Willy gaf antwoord op deze vraag. Ieder een, die wel eens in een bioscoop kwam, wist wie Pamela Powell, de beroemde filmster, was. Willy sloot haar oogen en rilde onwillekeurig. ,4e bent in mijn huis,” voegde Pamela er aan toe, „in Denham, weet je wel! Het sneeuwt en stormt verschrikkelijk buiten. Wat heeft je be wogen de bank in mijn tuin als bed uit te kiezen?" Willy opende haar oogen en er lichte blos op heur wangen. „Ik geloof, dat ik ben flauwgevallen,” ant woordde ze verontschuldigend. „Het is mij nog nooit eerder overkomen. Ik begrijp het niet en toch moet het wel zoo zijn.” „Dat denk ik ook," antwoordde Pamela en ze wendde zich tot iemand, die voor Willy on zichtbaar was. „Is de melk al warm, Ruth?" „Bijna.” ,Js dat voor u geen moeite. Laat mij maar ben al weer beterwerkelijk, door de kou bevangen of zooiets.” „Of zooiets?” herhaalde Pamela en voor Willy leek het gezicht, dat zij zoo vaak op het gezicht van een misschien ook zooiets als een gevoel van ger, meisje? Doch geef me maar geen woord; wacht tot je iets warms en je je weer de oude voelt. maar wat je 14— 1- niets meer!’ Pamela glimlachte; een lieve, moederlijke glimlach, die haar den weg had doen vinden naar de harten van duizenden. Willy probeer de eveneens te glimlachen, maar ze had geen macht over haar lippen en ze kreeg tranen in haar oogen. Toen ze een kop warme cacao had gedronken en wat dik met boter besmeerde toast had ge geten, voelde zij haar krachten langzaam terug- keeren. Pamela had een stoel naast haar bed geplaatst en had haar verboden een woord te zeggen, voordat zij gegeten en gedronken had. Ruth, het dienstmeisje, dat Willy nauwelijks een blik waardig had gekeurd, had de kamer verlaten. Pamela en Willy waren alleen; de laat ste, met haar afgedragen mantel nog aan, half zittend, half liggend in het prachtige mahonie houten ledikant, en Pamela met haar schitteren den bontmantel om, naast haar zittend in een diepen, gemakkelijken fauteuil. „Je ziet er nu t geest uit,” zei de filmster blikken. „Ik voel me ook weer heel goed,” antwoord de Willy, haar beenen behaaglijk uitstrekkend. Toen wierp zij opeens de zachte donzen deken van zich af en riep verschrikt: „Mijn smerige schoenen in uw bed!” „Dat geeft niets,” verzekerde Pamela haar. „Blijf rustig liggen en vertel me alles, wat je mij te vertellen hebt. Alles! Het is bijna tien uur. Waar moest je zoo laat op den avond nog heen?” „Naar het station,” zei Willy. „Ik ben de studio geweest om te probeeren krijgen.” nemen, als ik niet vooraf overtuigd ben, haar te kunnen vertrouwen. Ik heb eens een gehad, die er met een parelen collier vandoor is gegaan. Dat is een -J* met mij,” zei ze. „Begrijpt u iedereen en allesik haat de Opnieuw begon ze te snikken haar gezicht met heur handen. Pamela Powell gaf haar niet direct antwoord. Een volle minuut verstreek, eer ze voorzichtig de handen wegnam van Willy's gezicht. „Ik beloof nietsabsoluut niets,’ begon ze toen. „Ik wil, dat je dit goed begrijpt en er steeds aan denkt. Ik beloof niets! Maar het is toch mis schien mogelijk, dat ik je kan helpen." „O!" zuchtte Willy. „Ruth, mijn kamenier, gaat me verlaten te trouwen," vervolgde Pamela. „Ze is meer een ondergeschikte voor mij geWeest en haar erg missen. Maar ik wil nu eenenfin, zij was zooiets als kamenier en juffrouw van ge zelschap tegelijkertijd. Ik ben echter rijk genoeg om een kamenier èn een juffrouw van gezel schap te hebben. Natuurlijk weet ik, dat een massa meisjes een luchtsprong van geluk zou den maken, indien ik hun een positie als de laatste aanbood. Ik verdien veel geld, er komen hier heel wat knappe jongeluienenfin, om kort te gaan, het leven is hier erg interessant en afwisselend. Maar indien je veel met menschen omgaat, leer je ook hun fouten kennen. Ik ben erg impulsief dat zijn geloof ik alle actrices en ik heb me afgevraagd, of jij bij me zoudt willen komen.” „Ik?” Met groote oogen keek Willy de film ster aan. „Ik geloof, dat we ook voor de kleine Annie wel een kamertje kunnen vinden,” vervolgde ze. „Maar ik zou natuurlijk eerst moeten onder zoeken, of hetgeen je mij hebt verteld, waarheid is. Ik ben nogal slordig, weet je, en laat mijn sieraden vaak slingeren. Je zult er daarom wel niets op tegen hebben, dat ik eerst inlichtingen over je inwin?” „Iets er op tegen hebben?" hijgde Willy. „Ik? Maar u méént het toch niet?” „Zeker meen ik het,” antwoordde Pamela. „Ik heb je echter gezegd, dat ik je nog niets be loofde. Ik kan namelijk niet iemand hier in huis naaister van me goede les voor ze.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 6