IHIËir IH/^IDIDIIEU UIT IDIEW CE1ÊTIJ1D
V
EEN VIERVOETER, DIE TWEEVOETER WERD
- II
*g-
oorzaak
het Chirotherium.
ur
;n,
en
te
ar
•n,
if-
n,
et
te
en
an
in
et
na.
grond
slechts
sporen
van
feit
ik-
;n,
in-
he
fd:
rm
de
jn.
M.
e-
er
nt
n-
)0
r-
tel
tel
id
ft,
en
er
P
te
e-
„onderdeel” van
zeer
Voetafdruk van
„Kijk eens hier," zei de dokter, „U bent alleen
wat overspannen. Ga eens naar zoo’n leuke mo
derne revuedat zal uw zinnen wat verzetten
en uw gedachten van uw zaken afleiden.”
„Dat zal het juist niet,” mompelde de patiënt.
„Ik ben handelaar in kunstbeenen.”
en kracht
verre de meerdere was van het Chirotherium
en die daarom wel de voornaamste
van zijn uitsterven zal zijn geweest.
van den voet besluiten, dat de knieën van het
dier zijwaarts naar voren stonden.
in zeldzame gevallen heeft men
sporenrelief ook indrukken gevonden
Hoe men meent, dat het Chirotherium, het z.g.
Uit den geringen zijde- „landdier” uit den oertijd, er uit heeft gezien.
blijkt
voeten werden en wanneer het zéér snel ging,
liet het slechts twee afdrukken na. De
voorvoeten raakten dan den grond niet
meer en het lichaam werd slechts door
de achtervoeten gedragen. De sporen van
den viervoeter zijn de sporen van een
tweevoeter geworden! Reeds dit feit geeft
aanleiding tot zeer gewichtige gevolgtrekkingen
aangaande het uiterlijk van het dier. Bij twee
voeters moet het zwaartepunt van het lichaam
namelijk in het achterste deel van den romp
gelegen zijn. Dat is echter weer slechts mo
gelijk, wanneer een krachtige staart voor het
uitbalanceeren zorgt. 1
lingschen afstand tusschen de sporen
bovendien, dat het Chirotherium een
lijk slank dier geweest is, dat hoog op de
pooten stond en de naar verhouding korte ar
men, om zich gemakkelijk te kunnen voort
bewegen, gestrekt vóór zich uithield. T.
kan men uit de sterke belasting van de voet
zool aan' den buitenkant en aan den scheeven
stand der zolen bij het optillen en neerzetten
Voet-(hand-)afdruk van het Chirotherium. Door
middel van krijtlijnen is de gelijkenis met een
menschenhand nog sprekender gemaakt.
en wanneer
slechts twee
raakten dan
en het lichaam
achtervoeten gedragen,
viervoeter zijn de
Reeds
betrekke- ^et mogelijk was wederom een
op de het dier te reconstrueeren en tevens een
interessante en voor zijn afstamming bijzonder
belangrijke conclusie te trekken, namelijk, dat
Voorts de Chirotheria, zoolang zij jong waren, een
grootere „hand” bezaten, dan wanneer zij vol
wassen waren, terwijl in den eersten tijd van
hun leven het geheele voorste deel van hun
lichaam krachtiger gebouwd moet zijn geweest.
De Chirotheria waren bewoners van het
droge, vaste land; zij vermeden zooveel moge
lijk de kuststreken of een weeken bodem. Dit
heeft men natuurlijk kunnen besluiten uit de
plaats, waar men hun sporen heeft gevonden.
Het dier had dezelfde levensgewoonten als de
andere vleescheters en uit zijn bouw (korte
armen, lange, doorgebogen achterbeenen, kleine
hand, groote voet) en uit zijn gang (wissel-
gang met een nauwe spoorbaan) maar vóór
alles uit den stand en de manier waarop het
den „duim" bewoog, heeft men kunnen beslui
ten, dat de Chirotheria Barthi eertijds in
boomen leefden! De duim diende hun namelijk
tot ondersteuning van de grijpbeweging. Het is
echter niet onwaarschijnlijk, dat zij de boomen
reeds lang voordat zij hun sporen op den giond
nalieten, hadden verlaten. Reeds de grootte van
het vier tot zes meter langen Chirotherium
Barthi sluit het wonen in boomen, althans in
volwassen toestand, uit. De vorm der handen
was een overblijfsel uit den tijd, toen het dier
nog in de boomen leefde; sinds het dit niet
meer deed, heeft het zich tot een zuiveren
tweevoeter ontwikkeld. Het voorste deel van
het lichaam werd half opgericht gedragen; het
lichaam zelf was in het bekken zoo uitgebalan
ceerd, dat de voorvoeten den grond nog slechts
spelend beroerden. In ieder geval moeten de
Chirotherium Barthi, sinds zij niet meer in boo
men leefden, in grootte beduidend zijn toe
genomen. Hoe dit komt, weten we niet. Even
min trouwens als we weten, hoe het komt, dat
we zijn sporen voor den eersten keer pas in het
bontzandsteen-tijdperk aantreffen en waarom
het, na zijn zonderlingen „hand-vorm” te heb
ben aangenomen, plotseling is uitgestorven.
De Chirotheria zelf zijn waarschijnlijk van
de aarde verdwenen, omdat het gebied waar
zij konden leven, door de uitbreiding der zeeën
hoe langer hoe kleiner werd. Ook klimaat-
i er natuurlijk wel toe heb
ben bijgedragen, maar nóg beslissender was
het het optreden van een anderen, eveneens vleesch-
voorzien, geven de sporen duidelijk etenden Dinosauriër, die in grootte
Chirotheria hadden sterke,
en waren dus in ieder geval
vleescheters, terwijl men uit hun bouw kan af
leiden, dat zij reptielen waren. De grootte der
nagels van het Chirotherium Barthi, waarmee
Soergel zich in het bijzonder heeft bezig ge
houden, is zoodanig, dat ze zelfs die van onze
grootste roofdieren overtreffen. Een nauwkeurig
onderzoek der sporen gaf voorts opheldering
omtrent den bouw van het skelet en van de
weeke deelen der handen en voeten, waardoor
Slechts” in zeldzame gevallen heeft men bij
een sporenrelief ook indrukken gevonden van
de huid van het dier; meestal vertoonen echter
alleen de voetsporen de huidsculptuur. Ook
hieruit heeft men evenwel gewichtige conclusies veranderingen zullen
kunnen trekken, en wel aangaande zijn soort.
Over de nagels, waarmee de pooten van In
diër waren 1
opheldering. De
groote nagels
1T Fanneer men geniale speur- en ontdekkers-
\A/ talenten belichamen wil, neemt men ge-
VV woonlijk zijn toevlucht tot de gestalte
van een detective en laat hem, met behulp van
slechts eenige spaarzame aanwijzingen, door
een koene redeneering den dader van een of
ander misdrijf ontdekken. Tot nu toe is het den
schepper van zelfs den meest fantastischen de-
tective-roman echter blijkbaar nog niet inge-
s vallen, dat het mogelijk is om slechts uit „pren
ten” (voetsporen) het uiterlijk, de levenswijze
en het levenslot vast te stellen van een dier,
dat reeds duizenden jaren geleden is uitgestor
ven. En toch is er zoo’n geval bekend. Wij be
doelen de oplossing van het raadsel der voet
sporen van de Chirotheria, de zoogenaamde
handdieren.
Waar komen deze geheimzinnige sporen van
het Chirotherium, die den leek op het eerste
gezicht als afdrukken van menschenhanden
voorkomen, eigenlijk vandaan? Wélk dier was
het, dat aldus zijn sporen heeft nagelaten op
de zandige stranden der triaszee en dit deed
lang voordat de historie der menschheid een
aanvang nam?
De Duitsche geleerde Sickler was de eerste,
die deze zonderlinge erfenis van den voortijd
ontdekte in het bontzandsteen van Hessberg
bij Hildburghausen. Hij meende toen te
doen te hebben met de sporen van een mandril,
terwijl andere geleerden aan een buideldier of
een krokodil dachten. Intusschen werden de
zelfde prenten ook in andere deelen der wereld
gevonden; het waren echter vóór alles Duitsche
geologen, die zich met de bestudeering er van
bezig hielden en het verwekt dan ook geen
verwondering, dat het den Duitschen geleerde
prof. W. Soergel voorbehouden bleef, de sporen
der Chirotheria thuis te brengen en er zoowel
het uiterlijk als de levenswijze van het dier uit
vast te stellen. En door dit te doen, legde próf.
Soergel tevens den grondslag voor een nieuwe
wetenschap, namelijk die der Ichnologie of ken
nis der diersporen.
Wanneer we het spoor van een Chirotherium
bekijken, valt het direct op, dat het de „duim"
is, die de gelijkenis met een menschenhand te
voorschijn roept. De scherpe omtrekken er van
en de diepe indruk, die er mee in den weeken
bodem is gemaakt, doen duidelijk zien, dat
deze zoogenaamde duim in werkelijkheid echter
een echte teen is, evenals de vier andere, en
wel de buitenste teen.
Uit de richting en de groepeering der sporen
kan men nagaan, hoe het dier moet hebben
geloopen. Het had een zoogenaamden wissel-
gang, die al naar mate van de snelheid,
waarmee het zich voortbewoog. verander
de. Wanneer het dier langzaam liep, liet het
vier duidelijke afdrukken na, twee vart de kleine
voorvoeten (handen) en twee der achtervoeten
(gewone voeten). Hoe sneller het liep, hoe min
der duidelijk echter de afdrukken der voor-