DE MOORD OP SAUL JOHNSON EEN COMPLEET DETECTIVE-VEKHAAL I ni J b< s< ei B er di e< di 6 heeft Scotland Yard reeds menige misdadiger kunnen arresteeren. w ni v: a' m w di d< ai yi di d< v< ()I zel tc S1 a; zi VI tc hl hi b< la m Ir bi ir ni d< bl S' ei k. S1 g' ir d d. n. w h. Ji te d Zi dl IT Vi Si H ai w k b K si n. w ki S' zi VI bedrag iond had gezeten, ïen antiek gouden uit en fonke- stak zijn hand een ring met een kreet. „Ja, dat is de klaring bij hem aandrong, ontweek hij rechtstreeksch antwoord en maakte er af met de opmerking, dat hij gekend, die er volgens haar b< De rol van den gebochelden hiermee echter niet afgeloopen. Hij den volgenden dag wéér gezien di „Lord”, de grootste en hond van Scotland Yard, het beroemde Engelsche Speurderscorps. Dank zij Lords neus en tanden Bridges, die heeft gezegd, dat ir. e__.1j v__j 1_ .--kistje een bedrag van t J „Ja." Er heerschte bleken een gebraden een brood verdwenen zijn lichaam? Mrs. Bridges, en de overblijfselen der positief beweerde, dat ze er bij de politie zou opsporen. van de tragedie had Saul John- een fuifje gehad met eenige collega's. Na afloop had hij zich moeten haasten om de laatste tram te halen; twee vrienden brachten hem weg en bleven met hem staan praten tot de tram wegreed. Johnson zat op dat oogenblik ongeveer midden in een der wagens, bij een der openstaande raampjes. Hij kwam dien avond of dien nacht echter niet thuis. Dit zeer ongewone feit werd het eerst op gemerkt door de vrouw, die zijn villa'tje in orde hield. Deze vrouw kwam gewoonlijk om een uur of negen, wanneer Saul Johnson reeds naar zijn kantoor in de staa was vertrokken. Dien bewusten morgen ontdekte zij, dat zijn bed on beslapen was. Verbaasd begaf ze zich naar de zitkamer, waar de grootste wanorde bleek te heerschen. Alle kasten en laden stonden open, terwijl het zware schrijfbureau zelfs van zijn plaats was geschoven. Onmiddellijk kreeg zij den indruk, dat er inbrekers aan het werk waren geweest. Ze ging naar de keuken en vond dat de achterdeur, die toegang gaf tot een bij het huisje behoorend stukje open grond, aanstond en dat het slot er van was geforceerd. Het raampje boven de deur was kapot en de stuk ken glas lagen op den grond. Daar het vrouwtje op de hoogte was van de vriendschappelijke verhouding welke er be stond tusschen mrs. Bridges en Saul Johnson, begaf zij zich naar deze dame om raad te vra gen. Mrs. Bridges ging direct met haar mee en toen zij den stand van zaken had gezien, stuurde zij de werkvrouw naar de politie. Voor dat deze kwam, had mrs. Bridges echter reeds op eigen gelegenheid een onderzoek ingesteld. Ze kende het huisje heel goed. In alle vertrek ken heerschte dezelfde wanorde. In de slaap kamer lag midden op den grond een open gebroken ijzeren geldkistje, waarin een bedrag van ongeveer tweeduizend pc Het geld was verdwenen. Ei horloge, een erfstuk van Saul Johnsons groot- v ader, dat steeds boven den schoorsteenmantel had gehangen, was eveneens verdwenen. Zelfs de kleeren, die in een der wandkasten hadd- n gehangen, lagen verspreid over den grond, ter wijl de zakken binnenstebuiten waren gekeerd. Ook in de keuken was alles overhoop ge haald, doch het was niet voordat de werk vrouw met de politie terugkeerde, dat men tot de ontdekking kwam, dat ook de provisiekast was geplunderd. Er kip, een flesch wijn en te zijn. Mrs. Bridges belde bij een winkelier in het dorp, die een telefoon had, Saul Johnsons kan toor op. Ze kwam terug met de mededeeling, dat hij niet op kantoor was gekomen dien ochtend en dat zijn directie in de veronderstel ling had verkeerd, dat hij ziek was. Er was een brief voor hem bezorgd, dien men op zijn les senaar had gelegd. Een collega van mr. John son, die bij het feestje van den vorigen avond tegenwoordig was geweest, was daarna aan de telefoon gekomen en had verklaard, dat John son met de laatste tram naar huis was ver trokken. Een uur later kwam er een feit aan het licht, dat onmiddellijk een zeer ernstige wending aan de zaak gaf. Ér verscheen op het politiebureau een kindermeisje, dat een wandelstok had ge vonden op ongeveer vijftig meter van Johnsons villa’tje. Op den zilveren knop stonden de ini tialen van den eigenaar. Het waren de voor letters van Saul Johnsons naam en mrs. Bridges herkende den stok onmiddellijk. De politie stelde een onderzoek in op de plaats, waar het meisje den stok had gevonden, 'p eenigen afstand er van deed men een grie- dige ontdekking. Men vond namelijk de resten van een houtvuur. Tusschen de asch en de half verkoolde takken lag een sleutelring met eenige sleutels er aan, terwijl men ook de resten vond van eenige verbrande kleedingstukken en een aantal verkoolde beenderresten! Er werd een dokter bijgehaald, maar diens uitspraak luidde, dat de beenderresten kippebeentjes waren ge weest! Dus waarschijnlijk het diner van Saul Johnson! Maar waar was die den sleutelring kleeren herkende en van mr. op i Maar stond. Het heele strand duinen in de omgeving dat men iets gevonden had. was J-j j-* i was wachten, tot deze haar geheim zou prijsgeven. Gedurende de volgende dagen liet mrs. Brid ges de politie geen rust. Ze bedacht zelf ver schillende theorieën. Aan den inspecteur der plaatselijke politie deelde zij als haar vaste overtuiging mede, dat mr. Johnson was ver moord door een landlooper, dien zij eenige dagen tevoren in de buurt van het villa'tje had gezien. Ze had aan dezen landlooper moeten denken, toen de inspecteui haar vroeg, of mr. Johnson ook vijanden had gehad. Toen zij zich eenmaal den landlooper herinnerde, was zij in staat waardevolle aanwijzingen te geven. O.a. vertelde zij, dat ze den Zondag vóór den moord naar mr. Johnsons woning was gegaan om hem te halen voor een wandeling langs het strand. Toen zij vlak bij het villa’tje was ge komen, had zij een gebochelden man gezien, die er erg verfomfaaid uitzag en die aan de openslaande deuren van de eetkamer had staan morrelen. Ze versnelde haar schreden, maar toen keek de man toevallig om en zag haar. Hoewel ze hem riep, deed hij alsof hij haar niet hoorde en liep naar den achterkant van het huis. Toen mrs. Bridges eenige oogenblikken later daar óók was, en keek, waar hij was ge bleven, kon ze hem nergens meer ontdekken. Klaarblijkelijk had hij zich ergens in de duinen verscholen. Ze belde aan en Saul Johnson deed haar zelf open. Hij had een middagslaapje ge daan en niet gemerkt, dat iemand geprobeerd had zijn huis binnen te dringen. Samen met mrs. Bridges stelde hij direct een onderzoek in, maar ze merkten niets verdachts en van den gebochelden landlooper was geen spoor meer te ontdekken. Mrs. Bridges herinnerde zich echter, dat mr. Johnson, toen zij hem het uiterlijk van den man beschreef, duidelijk teekenen van angst gaf en mompelde: „Als het die vent is, moet ik op mijn hoede zijn!" Toen ze op een nadeie ver- j een maakte er zich van eens iemand had volgens haar beschrijving uitzag. landlooper was was namelijk loor de werk vrouw, die precies dezelfde beschrijving van hem gaf als mrs. Bridges. De politie meende mj een spoor te hebben, dat in ieder geval de moeite waard was om te volgen. Ze liet er geen gras over groeien en kwam te weten, dat er in den vroegen ochtend na de misdaad een man in de buurt van mr. Johnsons villa was gezien, die aan de beschrij ving van den gebochelden landlooper beant woordde, en die met de eerste tram naar de hoofdstad was gegaan, vanwaar hij per trein naar een plaatsje aan de Zuidkust was vertrok ken. Hier raakte men zijn spoor echter bijster. De plaatselijke politie, die nu met het geval geen raad meer wist, stelde zich met Scotland /ard in verbinding en vroeg om assistentie. Nog denzelfden dag arriveerde er een hoofdinspec teur, die vergezeld van mrs. Bridges en den inspecteur der plaatselijke politie een onderzoek in de villa instelde. „Weet u ook," zoo wendde de hoofdinspec teur zich op een gegeven oogenblik tot mrs. Bridges, terwijl zij in de slaapkamer stonden, „of er nog iets anders is gestolen dan het hor loge, het geld en de levensmiddelen?" „Voor zoover ik kan nagaan, is dat alles, maar het lijkt mij genoeg!' „Ik v_raag dit, omdat ik op de waschtafel daar een leeg ringendoosje zie staan." „Daar bewaarde mr. Johnson een ring in, dien hij slechts bij speciale gelegenheden droeg. Het was een erfstuk; een groote diamant, gevat in twee handen van goud. Ik denk, dat hij hem heeft aangedaan, toen hij naar dat fuifje ging. „Hier is hij!” De hoofdinspecteur toonde mrs. Bridges lenden diamant er in. Mrs. Bridges slaakte een ring. Waar komt hij vandaan?” „Ik vond hem hier in de kamer, onder een omgeslagen punt van het kleed. Hij heeft den nn ring dus niet aangedaan, toen hij naar dat DE MENSCHENGRIJPER. fuifje ging, of anders moet zijn moordenaar scherpzinnigste politie- hem hier hebben laten vallen, nadat hij mr. Johnson had gedood. Was u het niét, mrs. „2, ™t er in dat geld- tweeduizend pond zat? even een stilzwijgen; mr. Johnson waren, drong aan, dat deze het lichaam de politie antwoordde, dat zij machteloos en een groot deel der was afgezocht, zonder Het vermoeden dus gewettigd, dat het slachtoffer in zee geworpen, en men diende derhalve te Indien men alle misdaden der laatste jaren de revue laat passeeren, vindt men er stellig geen, die méér opzien heeft verwekt dan die, waarbij de persoon van Saul Johnson was be trokken. Een jongeman, ongehuwd en algemeen geacht door wie hem kennen, procuratiehouder op een groot bankierskantoor in de hoofdstad, heeft met een paar collega’s van zijn kantoor een fuifje gehad, waarna hij zich des avonds laat naar zijn vrijgezellen woning begeeft. Hij bereikt zijn huis echter niet, maar werd naar men aannam in het gezicht er van. vermoord. Saul Johnson had eenige jaren tevoren een villa'tje gehuurd in een klein badplaatsje onder den rook der hoofdstad. Het huisje stond op de grens der duinen, ongeveer een honderd meter van zee. De jongeman had gewoonten, die ka rakteristiek zijn voor sommige vrijgezellen. Hij was ongeveer vijf en dertig jaar, had zwart haar en een klein zwart baardje, terwijl men hém bijna nooit zag zonder een actentasch onder zijn arm. Behalve eenige collega's, met wie hij het uitstekend kon vinden, had hij, practisch gesproken, geen vriehden. Toch was hij geen „zonderling” of „kluizenaar integen deel. Allen, die hem kenden, verwachtten dan ook, dat hij spoedig zijn vrijgezellenbestaan aan zou geven om te gaan trouwen. De vrouw, die zijn uitverkorene scheen te zullen worden, was een zekere mrs. Bridges, een weduwe, die in een villa’tje niet ver van het zijne woonde. Saul Johnson had geen familie, behalve een ouderen broer, dien hij in geen jaren had ge zien. Hij sprak af en toe wel eens over dien broer, die inderdaad een zonderling was, en in een goedkoope flat in de hoofdstad woonde. Hij had echter ook een landhuisje ergens in West- Frankrijk, in een dorpje, waarvan niemand den naam ooit had gehoord. Hij was niet rijk, maar bezat net genoeg om eenvoudig te kunnen leven. Klaarblijkelijk was hij een broer, die uitstekend paste bij Saul Johnson, die zelf ook een eenigszins verlegen, teruggetrokken jongeman was. Op den avond son, zooals gezegd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 6