te. C-ll
-
be
klonk er op-
van-
voorstellen?”
denaar is....
- 7 -
i
1
I
t
5
r
hij woonde,
houd toe.
r
t
1
tl
t
;r
e
uit.
mr.
1.
1-
e
d
n
r.
h
n
een
„Dat kunnen
Bridges zegt, dat
„Ik heb iemand
Johnsons broer van I
te stellen,” viel de inspecteur hem in de rede.
haalde zijn
- - d.en
dien gebochelden landlooper niet
verdenking, een
vroeg de r
is Parley,
een i
waarbij hij
tienduizend pond op
Hoe de Maori's, de Polynesische bewoners van
Nieuw-Zeeland, elkander begroeten. Hun neus-
druk staat gelijk met onzen handdruk
Q
1
pond moesten
De erfgenaam
van mr. Saul
u weten, hoe ik dit
zal het u zeggen: ik sta
bekende verzekeringsmaat-
>pijen op goeden voet en deze veroorloven
if en toe eens in hun boeken te neuzen en
ik kan u verzekeren, dat ik daar reeds menige
waardevolle aanwijzing in heb gevonden, die
mij heeft geholpen een of ander obscuur zaakje
te onthullen. Maar dat doet nu niet ter zake.."
Hij stond op en liep naar de deur, die toegang
gaf tot de wachtkamer,, en wenkte iemand, die
daar zat.... Mrs. Bridges gaf een gil, toen
een grijze heer de kamer binnentrad.
„Mag ik u mr. Saul Johnson voorstellen?"
het geld,
komt aan
De inspecteur zweeg even en
er op de bank
geïnformeerd.
toen zei de hoofdinspecteur: „U schijnt, uit
stekend op de hoogte te zijn van mr. Johnsons
aangelegenheden?"
Weer even stilte. Sprak er i
schuldiging uit deze woorden?
„Wat bedoelt u? Weet u wel, mijnheer, dat mr.
Johnson en ik spoedig zouden gaan trouwen?”
viel zij toen uit.
Er was een klank in haar stem, waaruit de
ander* duidelijk kón opmaken, dat zij achter zijn
woorden een verborgen toespeling zocht. Ze
keken elkaar eenige oogenblikken doordringend,
bijna vijandig aan en toen zei de hoofdinspec
teur: „Ik bedoel niets
Hij keerde zich om en zijn blik viel daarbij op
een open iade van het schrijfbureau in de zit
kamer. Hij ging er heen en vroeg aan den in
specteur: „Heeft u den inhoud van die lade na
gekeken?’
,4a, mijnheer. Er zijn een paar brieven in en
envelop met 't testament van mr. Johnson."
we later wel eens lezen. Mrs.
er een broer
naar Londen gestuurd om mr.
het gebeurde op de hoogte
ij_i
„Mr. Johnson vermaakt alles aan hem, met uit
zondering van de meubelen hier en
dat hij op de bank had staan. Dat
mrs. Bridges.” P --
voegde er toen bij: „Maar wat
staat, is niet veel. Ik heb er naar
Het is nog geen twintig pond.”
„Hebt u al iets gehoord van den broer?”
„Nog niet. Ik verwacht ieder oogenblik bericht.”
„Mijn theorie is," zei de inspecteur, toen zij
in de keuken waren gekomen, „dat de indringer
door mr. Johnson in huis werd overvallen en
de vlucht nam. Mr. Johnson heeft hem toen
naar alle waarschijnlijkheid ingehaald en bij de
worsteling, die er ontstond, heeft mr. Johnson
het onderspit gedolven
„En hoe verklaart u dan, dat de dader een
kip, een flesch wijn en een brood heeft mee
genomen? Iemand, die de vlucht neemt, doet
zooiets gewoonlijk niet,” antwoordde de man
van Scotland Yard.
„Hij kan weer naar hier zijn teruggekeerd om
Er was één punt in mr. Johnsons financiën,
dat mijn bijzondere belangstelling had. U wist
misschien niet, dat hij maar zoo weinig geld op
de bank had staan, omdat hij eenigen tijd ge
leden een hooge levensverzekering had ge
sloten. Hij had juist de eerste premié betaald,
hetgeen nogal veel was, omdat het verzekerde
bedrag niet minder bedroeg dan tienduizend
pond. Aan wien deze tienduizend
worden uitbetaald, is u bekend,
was mr. Abel Johnson, de broer
Johnson. Natuurlijk wilt
alles weet? Welnu, i’
met verschillende
schappijen op goeden voet
mij af
den buit te halen.”
De hoofdinspecteur zweeg even en
schouders op. „Het is jammer, dat wij
naam van d:-i~_u-
weten....” zei hij toen peinzend.
„Ik kan u zijn naam vertellen,”
eens een stem in de hall.
Verrast wendden de drie menschen zich om.
In de deuropening stond een jongeman met een
blond uiterlijk.
„Wie is u?” vroeg de hoofdinspecteur streng.
„Mijn naam is Parley, Dick Parley. Ik ben
wat men noemt een particulier-detective. Maar
niet om den broode! Zuiver omdat ik....”
De hoofdinspecteur glimlachte medelijdend.
„Zóó, mr. Parley. En u weet hoe de gebochel
de landlooper heet?”
Als antwoord liet mr. Parley een envelop
verdraaide hand de naam
het adres van zijn kan-
ing met den eersten
)aar verkleedde hij
zich ergens in een obscuur hotelletje en begaf
zich als Abel Johnson naar zijn flat, vanwaar
hij naar West-Frankrijk vertrok om er kalm het
bericht af te wachten van den op hem gepleeg-
den moord
„Maar hoe ben je dat alles te weten ge
komen, duivelsche kerel?” vroeg mr. Saul John
son, alias mr. Abel Johnson, alias Jan de Ge
bochelde. „Dat moet zij je allemaal hebben
verteld!" riep hij uit, op mrs. Bridges wijzend.
„Niemand anders wist het...."
„Niemand heeft het mij verteld," glimlachte
het jongmensch. „Zelfs toen ik hier kwam, was
hetgeen we nu allemaal weten, dank zij jouw
eigen bekentenis, niets meer dan een vermoeden
van mij. Ik wist slechts, dat je een hooge levens
verzekering hadt gesloten en dat je broer, aan
wien het geld moest worden uitgekeerd, nooit
was geboren. Dit laatste verzekerde med mij
tenminste op den Burgerlijken Stand," zei hij
glimlachend. „Gegeven deze twee feiten, heb ik
toen voor mijzelf een schema opgemaakt, dat
volgens mij het eenige logische was en.... wel,
je hebt daareven zelf bekend, dat ik het bij het
rechte eind heb gehad.... Een detective, vooral
een amateur-detective,” besloot hij lachend, ter
wijl hij naar zijn hoed greep, „moet wel eens
doen, alsof hij alles weet om werkelijk iets te
weten te komenGoedenavond!”
„Er is eigenlijk niet veel te vertellen, heeren,"
zei het blonde jongmensch, toen hij op de
kamer van den chef van Scotland Yard was ge
zeten, tegenover dezen „geweldige", den hoofd
inspecteur, die met het onderzoek was belast,
en mrs. Bridges, die op zijn verzoek eveneens
was gekomen. „De feiten waren mij uit de cou
ranten bekend en omdat ik begreep, dat ik den
dader noch mr. Johnson in diens villa zou vin
den, heb ik geen tijd verknoeid met daar een
onderzoek in te stellen. Inplaats daarvan ben ik
naar West-Frankrijk gegaan, naar het dorpje,
waar mr. Johnsons broer woonde en die daar
net een paar uur voor mij was aangekomen.
Het was niet moeilijk te weten te komen, waar
en hij stond mij direct een onder-
„De moordenaar?" riep mrs. Bridges
„Hebt u den moordenaar gevonden? En
Johnsons lichaam?”
Het jongmensch glimlachte. „Ik heb zeer veel
hoop,” zei hij toen, „dit ook te vinden."
De hoofdinspecteur haalde zijn schouders op.
„Als je mijn onderzoek in de war hebt gestuurd,
jongmensch,” begon hij dreigend.
Het jongmensch viel hem glimlachend in de
rede. „Tot vanavond acht uur, mijnheer, op
Scotland Yard!” zei hij slechts en verdween.
vroeg de blonde jongeman, terwijl hij tusschen
den binnengekomene en de deur postvatte. De
chef en de hoofdinspecteur keken verrast op en
de grijze heer draaide zich met een ruk om.
Toen wilde hij naar de deur snellen, maar de
blonde jongeman was hem vóór. Hij greep hem
bij de polsen en zei: „Neen, hier blijven! Het
feit, dat ik je onder valsche voorwendsels mee
hierheen heb gekregen, is misschien niet mooi
te noemen, maar anders was je niet meege
komen
De aangesprokene stiet een vloek uit, toen de
hoofdinspecteur hem de boeien aandeed, ter
wijl mrs. Bridges als een blok op haar stoel
terugviel.
„Wat beteekent dat allemaal?" vroeg de chef.
„Dat beteekent,” antwoordde de jongeman,
„dat u dezen mijnheer hier kunt arresteeren
wegens oplichting. Hij heeft geprobeerd, de
levensverzekeringsmaatschappij,
zich verzekerd heeft, voor t
te lichten.”
„Kunt u zich niet wat duidelijker uitdrukken?"
vroeg de chef, terwijl de hoofdinspecteur den
jongeman met open mond aanstaarde.
„Ik zal het probeeren,” lachte de amateur
detective. „Kijkt u eens: deze mijnheer hier is
zoowel mr. Saul Johnson als mr. Abel Johnson,
als Jan de Gebochelde. Saul Johnson is nooit
vermoord en zijn lichaam is nooit in zee ge
worpen! Hij is integendeel dien bewusten nacht
gewoon thuisgekomen, haalde den boel over
hoop en liet het zoodoende voorkomen, alsof er
was ingebroken. De levensmiddelen nam hij
weg, om den schijn te wekken, dat de land
looper de dader was. Hij had zich reeds eenigen
tijd voor den gebochelden landlooper uitge
geven. Maar vond u het niet zonderling, dat
deze landlooper nooit tegelijk met mr. Johnson
was gezien? Zijn vermomming was gemakkelijk
genoeg: een oud pak en een kussentje onder
zijn kleeren. De brief, onderteekend met „Jan
de Gebochelde", heeft hij zelf geschreven, ver
klaarde mij een handschriftkundige. Onder den
naam van Abel Johnson huurde hij in de hoofd
stad een goedkoope flat. Er heeft nooit een
Abel Johnson bestaan en de flat deed slechts
dienst om aan dien legendarischen persoon
meer schijn van werkelijkheid te geven. Nadat
hij hierin geslaagd was iedereen was over
tuigd, dat hij werkelijk een broer had, die in
Londen woonde werd hij Jan de Gebochelde.
Deze Jan de Gebochelde „vermoordde” Saul
Johnson en.
„Maar mr. Saul Johnson was zwart en deze
heer is grijs!” fiep de hoofdinspecteur uit.
„Mr. Saul Johnson was eveneens grijs," ant
woordde de jongeman kalm. „Hij was reeds op
zijn twintigste jaar grijs, tengevolge van een
haarziekte. Hij verfde zijn haar echter als hij
mr. Saul Johnson moest zijn en dan deed hij
ook een zwarten baard aan. Als Abel Johnson
waschte hij zijn haar en legde hij zijn baard af
Na den zoogenaamde moord kleedde hij zich
als Jan de Gebochelde en gi
tram naar de hoofdstad. Dl
„Zóó, mr. Parley. En
de landlooper heet?”
Als antwoord liet
zien, waarop met een
van mr. Johnson en het adres van
toor was geschreven. „Dit is" de brief, die op
het kantoor van mr. Johnson is bezorgd," zei
hij. „Hij werd den avond voordat hij verdween
besteld, juist nadat hijzelf zijn kantoor had ver
laten. Ik ben zoo vrij geweest hem open te
maken.”
De hoofdinspecteur nam den brief aan en las:
„Dit is de laatste waarschuwing. Jan de Ge
bochelde."
„Wie heeft u toestemming gegeven, zich met
dit geval te bemoeien?” vroeg hij toen.
„Niemand, mijnheer! Ik vond het geval echter
interessant en las in de couranten, dat de politie
niet erg opschoot. Ze bleef maar vragen: wie is
de gebochelde landlooper en waar is hij ge
bleven, zonder er een antwoord op te kunnen
geven. En....”
„En nu denkt ii, dat u dit antwoord wel kan
geven?” De inspecteur keek het jongmensch
aan, terwijl een vernedefende glimlach om zijn
lippen speelde. „Weet u wel, dat u iets heeft ge
daan, wat strafbaar is? De mogelijkheid, dat u
door uw eigenmachtig optreden den heelen boel
voor ons hopeloos heeft verknoeid...."
„Is uitgesloten! Hetgeen ik zal bewijzen,
avond om acht uur, ten overstaan van uw chef,
met wien ik om dien tijd een onderhoud heb,
waarbij ik hem zal mededeelen, wie de moor-
■gyë--.-