ai [4. f Het pensionhitje in de badplaats„U zal van morgen staande motten ontbijten. De menschen, die op de stoelen slapen, zijn nog’ niet op.” Echtgenoot„Dat plus-fours-costuum is ge woon geknipt voor mij." Vrouw: „Zullen we naar binnen gaan en het koopen i" Echtgenoot: „Nee, ik kan op 't oogenblik geen honderd vijftig gulden missen!” Mijnheer Pantoffel (die den inbreker achterna zit)„Blijf toch doorloopen, idioot 1 Dit is mijn eenige kans om er vanavond uit te komen. „Heeft iemand een flesch cognac op het bureau terug gebracht, die ik in de tram heb laten liggen?” „Nee, maar de agent heeft wel den man opgebracht, die de flesch had gevonden.” - 16 „Sssst 1 zeg het in ’s hemelsnaam niet 1 Denk er om, dat dit het Kinderuurtje is 1” Vuurtorenwachter„Dat is een goeie mop! Die lui van het afbetalingsmagazijn beweren, dat zij de piano zullen komen weghalen, als wij niet betalen!” het „Is dit nogal vruchtbare grond?” „O ja, best! Dit is een stokroos van vorige jaar." Een nieilwe schrik voor amateur-tuiniers. Straatjongen„Mijnheer, magge we de plaatjes van de zaadpakkies hebben?”

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 16