I I JOOPQ M I I N H I f EEN PAAR REKENKUNSTJES. RAADSEL. E Niu drai de slee of sch< naa het lijke ners „po: ver; blik' naa: juic E mai brie aan sch< iede N hou: sect soul zake best geve om J vere De geschiedenis vanWillemTell T /.I antwoordde, om 14 - A» door iemand gedacht getal kunt raden. Welke ziekte heerscht in geen land ter wereld? •ai^atzaaz zprooMjuy Wie heeft ooren om er niet mee te hooren? •)od ueg :pjooMjuy JJ.; delii gek nutt nog sch< zijn, hun op beh zijn H mid bijn D Zuit tho< neei eila: gek> gun best gen- telij Ti de 1 vroe bur( Zi fhiis op buq u te den beklaagde, hem eens vroeg, Hoe je een Wie van jullie vindt den weg naar het middel punt van dit blad? Je mag natuurlijk niet over een der lijnen gaan! Een grappig schaduwbeeld, dat goede teekenaars onder jullie maar eens probeeren moeten na te teekenen Je vraagt iemand, een getal in de gedachten te nemen. Vervolgens laat je hem daarvan 1 aftrekken en de rest verdubbelen. Van de uit komst moet hij wederom 1 aftrekken en daarbij het getal, dat hij oorspronkelijk in zijn gedach ten heeft genomen, optellen. Vraag hem, welke uitkomst hij nu heeft gekregen en deel deze door drie. Het getal, dat je dan krijgt, is één minder dan het getal, dat de ander gekozen heeft. Met andere woorden: je hebt bij het der de deel slechts één op te tellen, om het getal te kunnen zeggen, dat de ander in gedachten heeft genomen. Alexander de Groote had de gewoonte wanneer iemand een aanklacht bij hem kwam indienen, het eene oor met zijn hand te sluiten. „Dat oor moet ik bewaren voor den beklaagde, antwoordde hij, toen men waarom hij dit deed. In welke hand iemand een even of oneven aan tal geldstukken heeft. Om dit kunststukje te kunnen volvoeren, be paal je vooraf, dat iemand in de eene hand een even en in de andere hand een oneven aantal geldstukken moet nemen. Dan laat je hem het aantal geldstukken in de rechter hand verdub belen natuurlijk .slechts in gedachte! het getal in de linker hand daarbij optellen en dan de uitkomst daarvan zeggen. Is deze uitkomst even, dan is het getal der geldstukken in de rechter hand oneven; is zij echter oneven, dan is in de rechter hand het even getal. Met de linker hand is het natuurlijk in beide gevallen omgekeerd! T n de jaren, dat de Habsburgers nog over Zwitserland regeerden, liet een strenge en I wreede landvoogd, Gessler geheeten, op het marktplein van Altdorf een langen staak plaatsen, waarop hij, zoo verhaalt de legende, een hoed deed zetten als symbool van de Oos- tenrijksche macht. Iedere Zwitser, die den hoed passeerde, moest op zijn bevel er voor knielen en een diepe buiging maken. Op zekeren dag kwam Willem Teil, een even moedig als bekwaam boogschutter, die met zijn zoontje onderweg naar een wapenfeest was, voorbij den staak. Omdat hij weigerde er voor te knielen, werd hij door de soldaten, die den hoed moesten bewaken, gearresteerd en voor den landvoogd gebracht. Gessler hoorde woedend de beschuldiging aan, die tegen Teil werd uitgebracht en zei toen toornig: „Ik heb gehoord, dat je een uitstekend boogschutter bent. Men zegt zelfs, dat je op- honderd pas afstand een appel van den tak van een boom kan schieten." En wreed glimlachend, vervolgde hij: „Ik heb zooveel van je handigheid gehoord, dat ik er ook graag wat van wil zién. Maar inplaats van op een tak, zullen wij den appel op het hoofd van je zoontje zetten en jij zult hem daar dan af schieten.” Teil werd bleek van ontroering en dat hij liever zou sterven. Maar Gessler zei: „Je zult schieten, of jij en je zoontje zullen allebei sterven! Bind den jongen tegen een boom," beval hij toen aan de soldaten en hij werd onmiddellijk gehoorzaamd. Het flinke kereltje liet zich kalm - binden en bleef onbeweeglijk staan, overtuigd, dat zijn vader den appel niet zou missen. Teil nam een pijl uit zijn koker, onderzocht hem zorgvuldig en stak hem toen tusschen zijn gordel. Vervolgens zocht hij een tweeden pijl, en schoot, en terwijl de pijl door de lucht suisde en midden in den appel terecht kwam, hielden allen, die van het aangrijpende schouwspel getuige waren, hun adem in. „Een goed schot," riep Gessler, boosaardig glimlachend. „Maar waar was die tweede pijl voor bestemd, dien je tusschen je «gordel stak?” „Om jou te dooden, tyran, wanneer ik mijn kind zou hebben getroffen," antwoordde Teil. In woede ontstoken beval Gessler zijn sol daten Teil te grijpen en te binden en hem naar een gevangenis te brengen, die aan den oever van een meer lag. Terwijl zij overvoeren, stak er echter een hevige storm op, waarvan Teil gebruik maakte om te ontkomen. Intusschen ging Gessler steeds door, het Zwit- sersche volk te onderdrukken, waarom dit ten slotte een beroep op Teil deed om het van den tyran te verlossen. Teil voldeed hier aan. Hij ging naar een bosch, legde zich daar in een hinderlaag en schoot Gessler dood, toen deze met zijn gevolg voorbij reed. Volgens de overlevering zou deze gebeurte nis hebben plaats gevonden in het jaar 1307 en het was spoedig daarna in 1315 dat de mannen van de drie kantons Uri, Schweiz en Unterwalden een groot Oostenrijksch leger, dat hun land was binnengetrokken, ver sloegen en het Eeuwig Verbond aangingen, dat den grondslag vormde van de Zwitsersche on- athankelijkheid. De geschiedenis van Willem Teil werd langen tijd als historisch beschouwd; meri weet nil echter, dat het slechts een van die patriottische legenden is, die in ieder land zijn ontstaan. De geschiedenis van een boogschutter, die een appel van het hoofd van zijn zoontje schiet, vyordt in nog minstens vijf plaatsen buiten Zwitserland gevonden! In de Zwitsersche letter kunde wordt er voor het eerst in 1470 melding van gemaakt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 14