1D1E VUILIBEIDIDIDIË IMAI’W T I J min twei - KM l wilde r> bar u DE PASAR GEDANG TE PADANG (SUMATRA, N. O. I.) - 2 Nieuwe lezers beginnen hier: 4) den zijn rr naa late Mai deti me uu aa no va on al re da pa af re u we kui Me VOi zie da ha me hei keel „Sprong n „Ik op gra n n Brc ik ope waf too woi vin me wei op n eig „Ik dui hi „I ke de ui r* U F bij wee de T kor kee reet mijl reg. geb uw z< H ze w. kr or aangesprokene. „Ik kwam voor een zakenkwes tie, maar trof iedereen even opgewonden aan. Doch hoort u eens, mr. Troman. Herinnert u zich nog de opwinding, toen „De Vuurroode Man” er met een aantal juweelen bij mij van door ging? Hij had me gebonden en een prop in mijn mond gestopt, als u het zich nog her innert. Ik zou u zelf graag mijn diensten willen aanbieden en u helpen jacht op hem te maken.’ „Dank u wel, maar de recherche kan hem wel zonder hulp van buiten te pakken krijgen," antwoordde Troman ondankbaar. „Maar als u n voorstel hebt te doen, zal ik graag luisteren.’’ „Wat heeft die kerel hier vanavond eigenlijk willen doen?” wilde Denis Roach weten. „Dat heeft hij me toch gezegd," antwoordde Brown. „Hij zal me drie bezoeken brengen en me bij het derde bezoek bestelen. Dit was zijn eerste bezoek.” „H m," zei Denis Roach. „Dat lijkt me iets onmogelijks! De politie zou u dag en nacht kunnen beschermen. U kunt particuliere detec- heele lijfwacht huren. U hééft toe een extra lijfwacht, nietwaar, ons beiden durfde hij zeker we zullen hem wel krijgen Saul Brown is een groot „financier die schatten verdient met allerlei ondernemingen van Iwijfelachfig moreel gehalte en zwendelpartijen. Hij heeft een laag karakter en is laf; hij is steeds bevreesd voor zijn leven en heeft zich daarom omringd met een stoet van bedienden, wien hij fabelachlige salarissen betaalt, en een secretaris, die in laagheid niet voor hem onder doet. Op het oogenblik, dal hel verhaal begint, zit Brown met Francis, den secretaris, in zijn werkkamer. Na eenigen tijd laat hij Francis vertrekken en blijft zelf nog werken Hij is zeer on rustig en heeft het gevoel, dat hij bespied wordt. Dit is inder daad het geval, want plotseling ontdekt hij een gedaante in de kamer, gekleed in een vuurrood costuum en gemaskerd, terwijl een revolver dreigend op hem wordt gericht. Brown herkent J)e Vuurroode Man”, wiens metier het is de rijkste burgers Ie bestelen, en dien de politie niet overmeesteren kan „De Vuurroode Man’’ deelt Brown mede, dat hij van plan is hem driemaal te bezoeken en hem financieel te ruïneeren, om de veie menscheji, die door'Brown benadeeld zijn, te wreken. Alle voorzorgsmaatregelen, die Brown zal nemen tot zijn be scherming, zullen volkomen nutteloos zijn. De financier is mach teloos zich te verzolen. Wanneer eindelijn de secretaris weer terugkomt, brengt ook dit geen hulp voor den financier, want »De Vuurroode Man’’ heeft Francis evenzeer in zijn macht en tegen den dreigenden revolver vermogen de beide mannen niets. „De Vuurroode Man’’ neemt een kostbaar gobelin van muur, scheurt het in reepen en bindt er Francis mee aan stoel vast, terwijl hij Brown met zijn revolver in bedwang houdt. Dan verlaat hij het huis, zonder door de bedienden opgemerkl te worden. Buiten doet hij zijn rood costuum uit en verbrandt het. Oogen- blikkelijk nadert een groote auto; hij slapt er in, verkleedt zich en beveelt den chauffeur weer naar het huis van Brown te rijden, waar hij wordt aangediend en ontvangen als Denis Roach, een jongeman, dien de millionnair verwachtte. Brown weel echter niet, dat Denis Roach en .De Vifurroode Man” een en dezelfde persoon zijn. „Misschien kan ik van dienst zijn,” merkte Denis Roach op. „Ik ken „De Vuurroode Man immers ook van aangezicht tot aangezicht en als ik hem in de gevangenis kan helpen, zal ik het niet laten." Hij gaf zijn hoed aan den bediende en slen terde de hall in, terwijl Francis bij de deur bleef wachten om de politie te ontvangen. Bij de deur van Browns werkkamer bleef Denis Roach staan. Brown lag op een divan en zijn butler reikte hem een glaasje cognac aan. Toen trad Denis Roach binnen en bleef vlak voor den millionnair staan. „Mr. Roach,” zei Brown hakkelend, „ikik ben vreeselijk geschrokken. Neem me niet kwa lijk, maar kunnen we de kwestie waar u voor komt niet op een anderen keer bespreken?" „Natuurlijk," antwoordde Denis Roach. „Fran cis vertelde me, dat „De Vuurroode Man” u een bezoek had gebracht?" „Ja! Maar we zullen dien schurk wel krijgen!” riep Brown uit. „Ik neem al de detectives uit de stad in mijn dienst. Ik zal zeggen, dat de politie hem direct moet arresteeren. Roach, het was verschrikkelijk! Ik zat hier aan mijn bureau te werken en „Ja, hoe gebeurde het precies?” vroeg Denis Roach. „Ikik weet het niet precies,” verklaarde Brown. „Hij is op de een of andere wijze naar binnen geslopen, sprak me aan en bedreigde me met een revolver, toen ik naar hem opkeek. Hij vertelde, dat hij van plan was me drie van dergelijke bezoeken te brengen en me bij het derde te bestelen. Hij bleef een heelen tijd en vertelde waarom hij juist bij mij kwamIk wachtte mijn kans af en sprong toen naar zijn ii - hem naar zijn keel?" vroeg Denis Roach, zijn wenkbrauwen verbaasd fronsend. „Ja," loog Brown. „Ik riskeerde mijn leven, durf ik zeggen, maar ik slaagde er in hem op den grond en onder mij te krijgen. Maar het is een sterke vent en hij gooide me van zich af en dreigde me toen neer te schieten als ik me weer durfde verroeren. Nou, wat kon ik doen? Toen kwam Francis onverwachts terug.” „En wat gebeurde er toen?” vroeg Denis Roach, die deed alsof hij geeuwde en daardoor een grijns achter zijn hand kon verbergen. „Toen werd de schoft bang! Hij sprong van de veranda en vluchtte." „Hij durfde zeker niet te wachten tot Francis in de kamer was?” „Ja, Francis kwam de kamer in en wilde op hem toespringen, maar de schurk verdween als de hazen „Met zijn revolver in zijn hand?” wilde Denis Roach weten. „Ja. Tegen niet op. Maar Ik zal...." Brown zweeg abrupt, want op dit oogenblik trad hoofdinspecteur Troman, vergezeld van een inspecteur en drie rechercheurs, de kamer binnen. Francis volgde hen op de hielen. Hoofd inspecteur Troman was al eens meer te hulp geroepen tegen „De Vuurroode Man”, en hij ,had een duren eed gezworen, hem te pakken te zullen krijgen. Hij was stellig de schranderste detective van heel Scotland Yard. Bij het zien van Brown kon hij een sneer niet verbergen. Hij herkende lafheid direct wanneer hij er tegen over kwam te staan èn begreep, dat de million nair niet van veel nut zou zijn. Hij was stellig te bang geweest, om de feiten goed in zich op te kunnen nemen. Het zou zelfs zeer de vraag zijn, of hij in staat was een behoorlijk signalement van „De Vuurroode Man" te geven. Brown vertelde vlug alles wat hij wist eigenlijk was dit niet veel en legde vooral den nadruk op zijn worsteling met den in dringer. Detective Troman snoof luid. „Laten we om te beginnen eens nagaan wat we met Zekerheid weten,” zei hij. „„De Vuurroode Man” is voor uw secretaris ook niet op de vlucht ge gaan. Hij bond hem in een stoel. Ik heb al met den bediende gesproken, die hem heeft los gemaakt." „Maar dat is ongehoord...." begon Brown. „Windt u niet op, mr. Brown," antwoordde Troman, geringschattend lachend. „Niemand buiten de deur zal ooit weten, wat er precies is gebeurd. Maar we hebben alleen rekening te houden met de feiten, indien we tenminste een kans willen hebben, den kerel te arresteeren. Was u hier ook, mr. Roach?” „Neen, ik ben net gekomen,” antwoordde de tives en een toch al af en mr. Brown?” „Jawel,” antwoordde de aangesprokene, ter wijl Troman zich omkeerde om niet te laten merken, dat hij lachte, „maar ik wil nu door de politie beschermd worden. De gedachte, dat die kerel maar zoo zonder meer mijn werk kamer komt binnenstappen....” „Eén oogenblik," viel Denis Roach hem in de rede. „Waarom zouden we de zaak niet eens kalm bekijken? Ik ben overtuigd, dat ook mr. 1 roman dit beter zal vinden...." „Het is de eenige mogelijkheid om iets te be reiken," bromde Troman. „U kunt wel om be scherming vragen, mr. Brown, en u verbazen, dat „De Vuurroode Man” zoo maar in uw werk kamer dringt, maar vergeet niet, dat we tegen over een zeer moeilijk geval staan! We weten absoluut niet, wie hij is, want hij laat nooit het geringste spoor na. We hebben alle hoeken en gaten van de onderwereld afgezocht, maar niet hij wordt aangediend .1 - en „De

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 2