JIM iriBlEVIDl&’S V1BCITW 1 I I 3 EBN COMPLEET VERHAAL 1 3 I van GEZICHT OP ECHTERNACH (LUXEMBURG) - 6 - I r i uit, ge2 lijk An zoe we< hij. en we; I ter EE pla wei hij hij ko< dat lijk wil PO! be^ del in te en kel nie hai te Jin hei I en toe nu dol uit ha< was meer kunnen zeggen, door allerlei droefgeestige gedachten gekweld. en daarom durf ik voor- en ik wil alles aan de Een en al verbazing keek Doris haar patroon aan. Heur hart klopte gejaagd. Zijn vraag maak te haar sprakeloos. Ze moest zichzelf eerlijk bekennen, dat ze Trevor mocht, maar van hem houden.... Ze wist het eigenlijk niet! Maar wat deed liefde er op zoon oogenblik eigenlijk toe? Het was een stervende, die haar ean verzoek deed. Wanneer ze het inwilligde, zou hij kalm kunnen inslapen, bovendien zou ook den strijd om het bestaan van haar moeder, oie weduwe was, er door worden verlicht. Haar broertje zou kunnen leeren, een goede positie kunnen krijgen.... En als ze het niet deed... Dan zou Trevor ongelukkig zijn en wat zou zij er bij winnen? De dokter stond aan den anderen kant van het bed. Hij nam Trevors hand vriendelijk in de zijne en voelde de pols, en toen hij daarop naar Doris keek, zeiden zijn oogen haar duide lijker dan woorden hadden kunnen doen, dat Trevor nog maar korten tijd te leven had. Doris wierp een snellen blik op Trevors smeekend gezicht en toen „Ik wil met je trouwen,’’ fluisterde ze. Jim Trevor glimlachte flauwtjes en zijn oogen werden iets helderder. „Qank je wel, Doris, dank je wel,’’ mompelde hij heesch. „O, als ik nog maar lang genoeg kon blijven leven om je te toonen, hoeveel ik van je houd.... Het meisje boog zich over zijn bed en kuste hem teeder op zijn voorhoofd. vriendelijk wilt zijn, juffrouw u dan een taxi roepen?” rilde. „Ik zal maar naar •aan! Ik .voel me een paar dagen al niet Doris schrok op, toen de telefoonbel ging. Ze nam den hoorn op, terwijl een angstig voor gevoel haar overviel. „Spreek ik met juffrouw Grey?” klonk er een stem aan het andere einde van den draad. „Ja. „U spreekt met dokter Ardwick; ik ben op het oogenblik bij mijnheer Trevor thuis. Het doet me erg veel leed, u te moeten zeggen, dat ik niet verwacht, dat hij langer dan vandaag zal leven. Het kan om zoo te zeggen ieder oogen blik met hem afgeloopen zijn. Ik heb u op gebeld, omdat hij herhaalde malen om u heeft gevraagd hij is volkomen bij en ik zou u daarom willen vragen of u direct even hierheen zoudt willen komen?” Natuurlijk wilde ze dat! Doris legde den hoorn neer. Jim Trevor wilde haar spreken. Zonder twijfel een of andere zakelijke aangelegenheid. En hij lag op stervenEen golf van mede lijden rees in haar op en tranen kwamen in haar oogen. De tijding, die zij had gekregen, vervulde de andere bedienden van het kantoor met sombere gedachten over hun toekomst en eer Doris goed en wel wist, wat er gebeurde, zat zij reeds in een taxi. De dokter zelf deed haar open. Hij keek ern stig, toen hij haar voorging naar de bibliotheek. „Gaat u zitten, juffrouw Grey,” zei hij, ter wijl hij langzaam het vertrek op en neer begon te loopen. „Ik heb u slechts een paar woorden te zeggen.” Hij zweeg en vervolgde toen: „Mijnheer Trevor en ik hebben samen op ze uit. „Ik van hemik houd heel veel van dat merkte ik eigenlijk pas, toen ik hem daarstraks alleen moest laten. En nu.... hij.hij...." Ze kon niet verder spreken het snikken. Mevrouw Grey deed haar best heur dochter te kalmeeren en eindelijk werd Doris wat rus tiger. Het had geen zin om zich overstuur te maken. Ze moest afwachten en er het beste van hopen. Om tien uur des avonds kwam de lang ver wachte boodschap. Jim Trevor maakte het naar omstandigheden wèl. Dat was alles, maar hoe sober de tijding ook was, Doris putte er toch hoop uit. Den volgenden dag was haar man hetzelfde, Voordat de avond kwam, was Doris Grey reeds Doris Trevor geworden. Ze was naar huis gegaan en had met haar moeder gesproken; de huwelijks-licentie en alle andere officieele be scheiden, die noodig waren voor dit buiten gewone huwelijk, waren tijdig in orde gekomen. Trevor had zijn testament gemaakt, en er in bepaald, dat al zijn bezittingen aan zijn vrouw zouden komen. En nu, op verzoek van den dokter, was Doris weer naar huis gegaan met de belofte, dat haar nog dienzelfden avond een boodschap zou worden gezonden om haar te laten weten hoe het met haar man was. Ze nameen boek, maar kon haar gedachten er niet bij houden. Ze was zelfs te onrustig om te blijven zitten. Meer dan eens wierp haar moeder een onderzoekenden blik op haar, ter wijl ze door de kamer liep. „Wil je een kop thee, kind?” vroeg ze plotseling, want Doris had sinds des middags niets gebruikt. Haar dochter schudde haar hoofd. „Neen, moeder, ik heb nergens behoefte aan. Ik wil o, ik weet niet, wat er met me aan de hand is! Ik begrijp het niet....” „Het komt wel in orde, kind,” zei mevrouw Grey. „Je hebt een stervende gelukkig gemaakt. Ik wist wel, dat je mijnheer Trevor aardig vond, maar het zou anders zijn, indien je van hem hield.Je moet...." De oude dame zweeg opeens, want Doris huilde. „Dat is het juist, moeder,” riep houd wèl hem. en TT k geloof, juffrouw Grey, dat we deze brie- 11 ven maar tot morgen moeten laten liggen,” II zei Jim Trevor met bevende stem, terwijl hij met zijn zakdoek langs zijn transpireerend voorhoofd streek. „Ik voel mij niet in orde. Hij rees onzeker uit zijn stoel op, bleef eenige se conden staan, zuchtte diep en viel toen weer in zijn stoel neer. Doris Grey, zijn knappe secretaresse, wierp een onderzoekenden blik op haar jongen pa troon. „Kan ik iets voor u doen, mijnheer?” vroeg ze, terwijl ze hem hoe langer hoe bleeker zag worden. „Misschien....?” „Ja, als u zoo Grey.... eh.... wilt Hij sprak moeilijk en huis gi goed.” Het meisje sprong op en haastte zich het kan toor uit. Vijf minuten later reed Jim Trevor in een auto naar huis. Gedurende de rest van den dag deed Doris alle moeite haar gedachten bij heur werk te houden, maar telkens dwaalden ze naar haar patroon. Ruim een jaar reeds was ze zijn secre taresse en hij deelde ieder zakengeheim met haar, want hij had in Doris spoedig een uiterst bekwame hulp ontdekt. Jim Trevor was vrijgezel een wees, de eenige overgeblevene van een rijke familie. Vier jaar geleden had hij de zaak van zijn vader ge ërfd; hij was toen slechts drie en twintig jaar geweest, maar hij had zich met al zijn energie aan zijn werk gegeven en was er in geslaagd de relaties nog belangrijk uit te breiden. Doris wist, dat hij alleen in een groot huis in Kensing ton woonde hij had haar dit zelf meer dan eens verteld en nu hij ziek was, ging al haar sympathie naar hem uit. Den volgenden dag verscheen hij niet op kantoor, evenmin als den daaropvolgenden dag, terwijl men ook niets van hem hoorde. Doris dan angstig; waarom had ze niet maar voortdurend werd ze school gegaan en we zijn altijd vrienden ge bleven.. En., wel, juffrouw Grey., de laatste dagen heeft hij herhaalde malen uw naam ge noemd.’’ Doris, die zich verbaasd had afgevraagd, wat de dokter haar kon hebben te zeggen, bloosde, maar hij scheen het niet te merken. „Ik heb u reeds door de telefoon gezegd,” vervolgde dokter Ardwick, „dat hij verscheidene keeren naar u heeft gevraagd. En nu is dit eigenlijk wat ik u wilde zeggen, juffrouw Grey: wanneer mijnheer Trevor iets tegen u mocht zeggen, dan kunt u er van opaan, dat hij uit stekend weet, wat hij zegt. Hij is geestelijk vol komen normaal, doch dooft lichamelijk lang zaam uit. Wilt u nu even meegaan, naar hem toe?” Doris stond onmiddellijk op en volgde den dokter naar boven. Toen ze de ziekenkamer binnentrad, zag ze, dat Trevor wakker was. Hij probeerde overeind te komen, toen hij haar ge waar werd, maar hij was te zwak en moest zich tevreden stellen met een Hauwen glimlach. Zachtjes liep zij naar het bed en ging, toen zitten op den stoel, die er naast stond. „Ikik ben blij, dat u is gekomen,” zgi Trevor, nauwelijks verstaanbaar. „Ik wilde u.. ik....” Zijn woorden schenen te vervluchtigen en hij staarde haar hulpeloos aan. „Dokter Ard wick heeft u verteld, dat ik u wilde spreken?” vroeg hij na eenige oogenblikken. Doris knikte. „Ik wilde u sprekenomdatomdat ik niet veel langer heb te leven, juffrouw Grey. Doris," vervolgde hij met groote inspanning. „En ik moest je vertellen, dat ikdat ik van je hield. Maanden lang houd ik al van je en ik heb nooit den moed gehad het je te zeggen vóór vandaag." Hij zweeg even; zijn adem haling ging hoe langer hoe sneller. Toen ver volgde hij: „Doris, dokter Ardwick zegt, dat dit misschien mijn laatste dag is. Ik heb dus nog slechts eenige uren te leven je nu te vragenwil je met me trouwen, dat ik heenga? Ik ben rijk jou vermaken. Ik heb niemand anders op wereld.... Wil je mij die gunst bewijzen., wil je met me trouwen? Ik zal veel geruster sterven als ik weet, dat je financieel onafhankelijk bent. Het leven is tegenwoordig zoo moeilijk voor een meisje.”

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 6