1D1Ë VUIUE.IWC1D1E IMAM -I in c jullie ge- DE „Jejebegon Francis, klaarblijkelijk 2 ver- zou Vieuwe lezers beginnen hier: 8) re war lich toef hij lijk met spri ben was E „De den teel nad ster ik had F een oog Hij hetj wee H Fra van zich deu wac binr spr< roo< riep Mai B and Vut Fra mal krai den and mar T mer hult ged „I „I is vervelend, te meer daar er zijn. Maar toch wil ik er zeker aftocht behoorlijk gedekt is." moedig en han- nu bij zichzelf geen gewone een uitgemaakte zaak hem verwachten, dat gewoon mensch zou aannemen, dat hij, een gewone manier DE „PUNTA DEL FRAGARA” OP CAPRI, EEN EILAND IN DE GOLF VAN NAPELS. Capri wordt jaarlijks door duizenden toeristen bezocht, terwijl het ook bekend is door het her stellingsoord, dat er zich bevindt. met de bedoeling „De Vuurroode Man” de zekering te geven, dat hij zijn vlucht niet trachten te verhinderen. „Ach, hou jij je mond toch!” viel „De Vuurroode Man” hem echter in de rede. „Spaar jij je spraak maar voor de verklaring, die Brown van je zal vragen! Ik heb er zoo’n idee van, dat je nog heel wat zult moeten praten om je zaak jes in orde te krijgen." „Dat zal hij zeker," riep Brown opeens één en al actie uit. In de gang klonken voetstappen, die bij de deur stilhielden. „Roept u, mijnheer Brown?" vroeg een stem. „Is alles nog in orde?” Het was inspecteur Troman.... „Ik heb, waar ik voor ben gekomen en j zelschap doet mij niet verlangen om te blijven. Jammer, dat ik nog niet wat meer van je kan meenemen, Brown, maar misschien spreek ik je nog wel eens! Tegen de politie kun je zoo veel te keer gaan als je wilt! De beide detec tives in je werkkamer amuseeren zich best, ge loof ik. Je bedienden hebben hun een uitsteken den maaltijd gegeven." „Je., je zei, bij het derde bezoek....!” hak kelde Brown. „Daar begrijp je natuurlijk niets van, hè Brown? Het spijt me voor jou, maar ik ben op het oogenblik niet in de stemming om je een en Nadat hij de beide detectives in de werk kamer op wacht had gezet, en na Brown naar bed te hebben gestuurd, had Troman van een bediende een sleutel gevraagd, waarna hij was weggegaan zonder te zeggen, wat hij van plan was verder te doen. Hij was echter eenvoudig de straat een paar keer op en neer gewandeld, iets wat hij meer deed, wanneer hij voor een moeilijkheid stond, waarvoor hij niet direct een oplossing wist. Terwijl hij zoo peinzend heen en weer liep, bekeek hij het geval van „De Vuurroode Man" nog eens van alle kanten. Troman had de reputatie een dig detective te zijn. Hij stelde vast, dat „De Vuurroode Man’ dief was, en omdat dit bleek, kon men niet van hij dingen deed, die een doen. Evenmin mocht men hetgeen hij doen zou, op zou doen. Bij een vroegere gelegenheid had Troman het vuurroode costuum gezien, dat „De Vuurroode Man” droeg, en hij wist, dat het van een bij zondere stof was gemaakt. Hij wist, dat .de stof buitengewoon dun was, en dat „De Vuurroode Man” het na ieder bezoek aan een van zijn slachtoffers uittrok en vernietigde. Daaruit meende hij de conclusie te mogen trekken, dat „De Vuurroode Man” het niet alleen droeg om over hem te laten spreken, doch dat hij er een bedoeling mee had. het oogenblik niet in de stemming om je ander te verklaren.” Hij keek Francis lachend aan, stak diens volver met een veelbeteekenend gebaar in zijl zak en zei toen: „Dat was nogal een tam avontuur! Je hebt me niet veel spanning bezorgd. Brown! Jij ech ter wel, Francis. Ofschoon je een armzalige misdadiger bent! Ik zou wel eens het gesprek willen hooren, dat je als ik weg ben met je baas zult hebben.” Hij keek de kamer door en liet zijn blikken toen weer even op zijn beide slachtoffers rusten. Francis stond sprakeloos tegen den muur, zoo wit als een lijk, terwijl Brown eveneens sprake loos en een flauwte nabij, op den rand van zijn bed zat. „Ik geloof, dat ik je weer zal moeten binden," zei „De Vuurroode Man” tegen Francis. „Dat hier geen gobelins van zijn, dat mijn Saul Brown is een grool „financier”, die schallen verdient met allerlei ondernemingen van Iwijfelachtig moreel gehalte en zwendelparlijen- Hij heeft een laag karakter en is laf; hij is steeds bevreesd voor zijn leven en heeft zich daarom omringd met een stoet van bedienden, wien hij fabelachtige salarissen betaalt, en een secretaris, die in laagheid niet voor hem onder doet. Op het oogenblik, dat het verhaal begint, zit Brown met Francis, den secretaris, in zijn werkkamer. Na eenigen tijd laat hij Francis vertrekken en blijft zelf nog werken. Hij is zeer on rustig en heeft het gevoel, dat hij bespied wordt. Dit is inder daad het geval, want plotseling ontdekt hij een gedaante in de kamer, gekleed in een vuurrood costuum en gemaskerd, terwijl een revolver dreigend op hem wordt gericht. Brown herkent „De Vuurroode Man’’, wiens metier het is de rijkste burgers te bestelen, en dien de politie niet overmeesteren kan. „De Vuurroode Man’- deelt Brown mede, dat hij van plan is hem driemaal te bezoeken en hem financieel te ruïneeren, om de vete menschen, die door Brown benadeeld zijn, te wreken. Alle voorzorgsmaatregelen, die Brown zal nemen tot zijn be scherming, zullen volkomen nutteloos zijn. De financier is mach teloos zich te verzetten- Wanneer eindelijk de secretaris weer terugkomt, brengt ook dit geen hulp voor den financier, want „De Vuurroode Man’’ heeft Francis evenzeer in zijn macht en tegen de dreigende revolver vermogen de beide mannen niets. „De Vuurroode Man’’ neemt een kostbaar gobelin van den muur, scheurt het in reepen en bindt er Francis mee aan zijn stoel vast, terwijl hij Brown met zijn revolver in bedwang houdt. Dan verlaat hij het huis, zonder door de bedienden opgemerkt te worden. Buiten doet hij zijn rood costuum uit en verbrandt het. Oogen- blikkelijk nadert een groote auto; hij stapt er in, verkleedt zich en beveelt den chauffeur weer naar het huis van Brown te rijden, waar hij wordt aangediend en ontvangen als Denis Roach, een jongeman, dien de millionnair verwachtte. Brown weet echter niet, dat Denis Roach en „De Vuurroode Man" een en dezelfde persoon zijn. Op deze manier is „De Vuurroode Man’’ ongemerkt tegen woordig bij het onderhoud, dat Inspecteur Troman met Brown heeft en komt zoo op de hoogte van alle maatregelen, die er tegen hem worden genomen. Hij biedt Troman, die gezworen heeft, „De Vuurroode Man” te pakken te krijgen, zelfs aan hem bij zijn pogingen lot arrestatie behulpzaam te zijn! Na afloop van zijn bezoek gaat Denis Roach in zijn auto naar een partij, waar hij zijn verloofde, Betty Hayler. ont moet. Deze jongedame staat hem in al zijn ondernemingen bij. Zij overleggen, dat het ’t beste is, dien avond reeds de juweelen bij Brown te stelen. Het^zal dan 't derde bezoek van „De Vuur roode Man’’ zijn, hoewel Brown niet weef, dat het tweede al gebracht is. Betty Hayler blijft in den auto buiten wachten, terwijl Denis Roach zich in zijn rood costuum steekt. Daarna verschaft hij zich met behulp van Douph, zijn chauf feur. toegang tof hef huis, zonder door iemand opgemerkt te worden. Inmiddels heeft Francis zich in zijn kamer in een vuurroode pyama gestoken, daar hij van plan is, vermomd als „De Vuur roode Man” de juweelen uit Browns slaapkamer te stelen. Hij heeft zijn plan zorgvuldig voorbereid, zoodaf de verdenking nooit op hem, maar altijd op „De Vuurroode Man” zal vallen. Zijn geheele onderneming slaagt. Als hij echter de juweelen te pakken heeft en op het punt staal te vertrekken, staat plot seling de échte „Vuurroode Man” in de kamer. Hij ontmaskert Francis en dwingt hem de juweelen aan hém te geven. Hij overdacht nu het geval Brown. „De Vuur roode Man" was Browns woning binnengedron gen, had met hem gesproken en hem gedreigd en was er toen vandoor gegaan. Dat was niet moeilijk geweest, begreep hij. Maar hoe kon „De Vuurroode Man” verwachten, Brown te kunnen bestelen, nadat hij hem gewaarschuwd had en hij wist, dat zoowel Browns huis als kantoor onder bewaking van de politie stonden? „De Vuurroode Man”, zoo had Troman ge redeneerd, had Brown gezegd, dat hij hem drie keer zou bezoeken en dat hij hem bij het derde bezoek zou bestelen. Had hij dit gezegd om te toonen, dat hij werkelijk in staat was zoon brutaal stukje uit te halen, of had hij het slechts gezegd om Brown en de politie op een dwaal spoor te brengen? Troman overdacht al deze mogelijkheden zonder tot een bevredigende op lossing te komen. Plotseling herinnerde hij zich, dat Brown had gezegd' dat er een fortuin aan juweelen geborgen was in de safe op zijn slaap kamer. En die juweelen werden niet bewaakt! Veronderstel eens, dat „De Vuurroode Man dienzelfden avond zijn slag reeds sloeg? Inspecteur Troman haastte zich terug naar Browns huis en verschafte zich toegang met den sleutel, dien hij van den bediende had ge kregen. De beide detectives zaten in de werk kamer te rooken en spraken op fluisterenden toon met elkaar. „Nog iets bijzonders?" vroeg Troman hun. „Niets, mijnheer,” antwoordde een van de mannen. „We hebben niets verdachts gehoord. En als u het mij vraagt, zal er ook niets ge beuren vannacht. Ik denk, dat „De Vuurroode Man” het op de brandkast op het kantoor van mijnheer Brown heeft voorzien, doch dat hij wel een weekje zal wachten eer hij zal probee- ren zijn slag te slaan.” „Het kan zijn,” antwoordde Troman naden kend, „maar ik geloof toch, dat ik mijn aan dacht hoofdzakelijk op mijnheer Brown zijn huis zal concentreeren.” Hij verliet de werkkamer, sloot de deur achter zich en bleef een oogenblik in de donkere gang staan luisteren. Hij meende andere stemmen te hooren dan die van de beide mannen in de werkkamer. Hij knipte zijn electrische lantaarn aan en begaf zich zachtjes naar boven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 2