ID IE IB f IB <D IM IE T IE IB try V III1IUIII EM NO6 \/I 5 SCO VT f Cucfd Eadxg r 'CS* <n van Fig. I. Fig. II. Fig. III. aan B laag even dat bij Fig. IV. Fig. V. B I V ge- tot een Fig. VI. - 15 - de hoogte, waarop zich een de hoogte den zeespiegel? regenweer. Door middel van een hefboompjes wordt deze beweging of meer ingedrukte deksel op een gebracht, die dan aangeeft welk en T de top men het hoogteverschil met den is de zeespiegel berg, waarvan zeespiegel wil meten. Zet men den barometer bij B, dan is het ko lommetje lucht, dat door zijn gewicht het kwik in de buis drukt, hooger, dus zwaarder, dan wanneer men den barometer op den top van den berg bij T zet. Het gevolg zal dus zijn, dat A het kolommetje kwik in de buis op den berg minder hoog geperst wordt dan op den zee spiegel. De ervaring heeft geleerd, dat bij elke 100 meter, die men boven den zeespiegel stijgt, het kwik ongeveer 1 c.M. zakt. Wijst dus de barometer bij B 76 c.M. aan, en bij T 40 c.M., dan is de hoogte van den berg ten opzichte van den zeespiegel 36 maal 100 meter of 3600 Meter. zoo te zeggen keukenweerprofeet is ge- van voornaamste van dun metaal. De bovenkant van deze doos doos mooi inge- het plankje en u is niet in staat, dien druk gemakkelijk te overwinnen. nu echter terug naar onzen baro- op zoo Keeren we meter. De kwikbarometer bestaat uit een lange, dunne buis. Plaatst men deze buis, die minstens 76 c.M. lang is u ziet, hij is heel wat korter dan de buis van von Guericke! in een bakje met kwik, en zuigt men aan het andere einde de lucht weg, dan stijgt het kwik omhoog. Heeft men al de lucht weggezogen, dan blijft het kwik staan en wel op een hoogte van ongeveer 76 c.M. boven de oppervlakte van het kwik in het bakje. Hoe komt dit en wat is er gebeurd? Eenvoudig dit: uit de buis heeft men de lucht verwijderd; daar drukt de lucht dus niet meer, maar op het oppervlak van het bakje wèl, waar door ze het kwik met haar gewicht omhoog perst in de buis. Zie nu eens de buis, die in figuur 1 is aangegeven. Het uiteinde bij B is dichtgesmolten; het uiteinde A - is open. Vult men deze buis geheel met kwik en zet men haar verticaal, dan stroomt er bij A zooveel kwik uit, totdat het hoogteverschil tusschen 'het kwik- oppervlak bij A en dat bij B ongeveer 76 c.M. is. Boven het oppervlak bij B is geen lucht; de buitenlucht drukt dus bij A het kwik 76 c.M. hoog in de buis. Dat het hoogteverschil tusschen A en B ongeveer 76 c.M. is, komt omdat het kwikzuiltje van 76 c.M., dat op het vlak C drukt, even zwaar is als een even dik lucht zuiltje met een hoogte zoo hoog als de lucht laag zich boven de aarde uitstrekt en A drukt. Nu doet zich echter de volgende bijzonderheid voor: de lucht is niet altijd even zwaar. Bij vochtig, slecht weer, als er veel waterdamp in de lucht is, is ze lichter dan bij droog en mooi weer. De vochtige lichte lucht zal dus, omdat haar gewicht minder is, het kwik minder hoog in de buis omhoog kunnen persen. Het kwik daalt dus. Hoe mooier het weer, hoe droger de lucht en hoe zwaarder dus. Het gevolg hiervan is, dat het kwik hooger in de buis wordt gedrukt en de barometer, zooals men dan zegt, stijgt. In het eerste geval zegt men: „De barometer iets van gemerkt, dat er eenige tientallen kilo meters lucht op mij drukken! Dit kan echter uitkomen, omdat de lucht aan alle kanten tege lijk op u drukt, waardoor de druk, als we het zoo eens zeggen mogen, geneutraliseerd wordt. Dat lucht intusschen wel degelijk „gewicht” heeft, kunnen we met een eenvoudige proef aantoonen. Neem een dun plankje van ongeveer 50 bij 10 centimeter. Leg dit op den rand van de tafel, zood'at het er ongeveer 10 centimeter over heen steekt. Over het andere einde, dat op de tafel ligt, spreidt u een courant uit, die ge goed vlak strijkt. Probeert u nu met de vlakke hand het plankje van de tafel te slaan, dan zult ge merken, dat dit niét of bijna niet gaat. Hoe dit komt? Wel, een kolom lucht met de opper vlakte van de courant en de hoogte van de luchtlaag, die zich boven de aarde verheft, drukt gaat achteruit," (fig. 2), in het tweede geval: „De barometer gaat vooruit." (fig. 3). VTUXX U/CêT pjoe pet komt, dat vochtige lucht lichter is dan droge lucht, verdient misschien eenige toe lichting. Droge lucht bestaat uit een onnoemelijk aantal oneindig kleine zwevende deeltjes. Als de lucht nu vochtig wordt, wil dat zeggen, dat een aantal van die luchtdeeltjes verdrongen worden door eveneens zeer kleine, maar lichte water- dampdeeltjes. Het gevolg is dan, dat het totaal lichter wordt. Dit wat betreft de werking van den kwik barometer. Tegenwoordig is deze, zooals wij reeds schreven, vrijwel overal verdrongen door den metaalbarometer, die om onze huis-, tuin- en worden. Zijn werking is geheel verschillend die van den kwikbarometer. Het onderdeel is een holle, luchtledige doos zeer heeft een gegolfd oppervlak. Daar de luchtledig is, wordt de oppervlakte bij weer door de zware droge lucht meer drukt dan door de lichte vochtige lucht bij stelsel van van het min wijzer over weer te ver wachten is. Zeer schematisch is deze werking in fig. 4 en 5 voorgesteld (gezien aan de achterzijde van den barorrteter). Behalve weerprofeet is de barometer ook nog een hoogtemeter. Hoe bepaalt men vliegmachine bevindt? Hoe meet men van een berg ten opzichte van Met behulp van onze gewone meetinstrumenten als meter of el zijn deze metingen natuurlijk niet te verrichten. Het is dan ook de barometer, die ons daarin te hulp komt. Op figuur 6 stelt lijn A het einde der lucht voor, die onzen aardbol omgeeft. Lijn (\P een dag tegen het midden der zeven- l J tiende eeuw verbaasde een Duitsche ge- leerde, de Maagdenburgsche burgemeester Otto von Guericke, die steeds bezig was met allerlei zonderlinge en geheimzinnige proeven, zijn vrienden en buren, doordat hij tégen den gevel van zijn woning een lange, vreemd uit ziende buis liet aanbrengen. De buis was meer dan tien meter lang en gemaakt van koper, met uitzondering van het bovenste gedeelte, dat van glas was. Van onderen was de buis open, van bqven gesloten. Met het ondereind was ze in een bak met water plaatst, waardoor het water in de buis bovenaan gestegen was. Op het water dreef klein houten mannetje, dat door het glazen boveneinde zichtbaar was. „Von Guericke’s weermannetje” noemden de menschen het, want ze zagen hoe het de hoogte in ging als het mooi weer werd, en daalde bij slecht weer. Wie het zagen, hielden het voor toovenarij of zwarte kunst, doch het was geen van beiden. Von Guericke had niets anders dan een eenvoudigen waterbarometer gemaakt. Slechts eenige jaren voordat von Guericke zich met deze interessante proefneming bezig hield, was de Italiaan Torricelli, een leerling van den beroemden natuurvorscher Galilei, cr echter reeds in geslaagd een kwikbarometer te maken, een instrument, dat veel zuiverder aan wijst dan -von Guericke's waterbarometer. Thans is deze in het dagelijksch gebruik al weer verdrongen door den z.g. metaalbarometer. Hoe werkt de barometer, met andere woor den, hoe komt het, dat de barometer bij goed weer vooruit-, en bij slecht weer achteruitgaat? De aarde, die zooals ieder weet, een groote bol is, die in het heelal zweeft, is omgeven door een luchtlaag, die zich eenige tientallen kilometers boven het aardoppervlak verheft. Deze luchtlaag heeft gewicht. Niet veel, zult u misschien zeggen, want ik heb er nog nooit

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 15