I ie r 3 1 b i« - I r X I te op straat liep. lachte aan- hoofdagent stond salu- tijn een lachen. te ■b- A an. en. iet nd ten t?" ns: id- ht- i u l u iaat len. bil den te jen liet GEZICHT OP DEN WURMBERG IN DEN HARZ. - 7 - van ge- ge- unt :ich ker gT- ias- len- is: nijn De en iak- reld or. ten en ze. ch )ie tel ;e- van de zaak, waarin ik als jongste be- gekomen.” gr” de Sr 1 of- en, in len mij I len I ater aan tur- t te van en- ben 1 :.e stilzwijgen. Toen zei Jen- u van mij ver- mr. Gregor.” hooge borst op. „Waar ishoofd- generaal diende was „Allemachtig!" „Wat bedoel je?” „Ach, neemt u me niet kwalijk,” stotterde Jenkins, „ik., wilde alleen maar zeggen, dat ik het bijna niet kan gelooven, dat men u jongste bediende directeur-generaal heeft maakt! Maar het is zeker heel langzaam gaan?” „Ja. Maar, en dat is de hóófdzaak: het is ook zeker gegaan! Ik kan wel de bekoring begrijpen, die er ligt in het verlangen om op oneerlijke wijze zoo snel mogelijk rijk te worden, maar ge loof mij: Het is een afschuwelijke en gemeene manier." Weer heerschte er kins plotseling: „Ik beloof, wat langt. U is een edel mensch, „Onzin!” Gregor zette een Hij zwol van trots. „Ik ben blij, ik ben wérkelijk „Luister,” zei hij. „Ik wil je onder één voor waarde vrij laten gaan: Bezweer me, dat je te rekenen van vandaag af, in geen drie maanden iets zult doen, waarmee je de wet schendt. Wil je me dat beloven?” „Drie maanden?” „Ja. „Waarom drie maanden?” „Omdat ik hoop," antwoordde Gregor na denkend, „dat na afloop van dien termijn het fatsoenlijke leven dat je dan voert, je zal hebben overtuigd, dat men met eerlijkheid het verst komt. Zoo is het namelijk inderdaad, weet je? Neem mij nu eens, bijvoorbeeld. Jaren lang was ik een gewoon, gering bediendetje op een groot kantoor. Ik werkte hard van den vroegen morgen tot den laten avond. Vóór alles was ik echter pijnlijk nauwgezet in geldaangelegen- heden. Wat was het resultaat? Ik won het ver trouwen van mijn supérieuren, werd na verloop van tijd onderdirecteur en tenslotte directeur- blij, jongeman, dat je verstandig wilt zijn. En nu: goeden nacht! En veel geluk!” Hij stak zijn hand uit. Jenkins stond op en drukte de hand geroerd. Gregor glimlachte be moedigend. Hij voelde zich als een vader, die zijn zoon behoed heeft van het rechte pad af te dwalen. Hij vergezelde den ander tot aan de huisdeur en liet hem uit. Vervolgens keerde hij naar de werkkamer terug en ging voor de brandkast staan, waarin de juweelen nog onaangeroerd op het zwarte fluweel lagen. Toen begon hij luid te lachen. Hij lachte bijna vijf minuten lang. Daar op sloot hij de steenen in een brandkast op zijn slaapkamer, ging naar bed en sliep glim lachend in. Ook Jenkins, die nu hartelijk. „Lieve hemel!” zei hij in zichzelf, „wat heeft die kerel een fantasie! Bijna had ik mij ver raden, toen hij met dat smoesje van jongste bediende-onderdirecteur-directeur-generaal kwam. Is me dat een grap!” Snel liep hij voort, naar het dichtstbijzijnde politiebureau, dat hij, nog steeds in zichzelf lachend, binnenging. De dienstdoende eerend op. „Goeden avond,” zei Jenkins, inspecteur Graig?” „Hiernaast, inspecteur.” Inspecteur der recherche Cough, alias Jen kins, ging de aangeduide kamer binnen en wekte zijn chef, die voor de kachel zat te slapen. „Alle steenen zijn in zijn brandkast,” zei hij toen. „Heb je het zélf gezien? Ben je overtuigd?” vroeg de hoofdinspecteur, die opeens klaar wakker was. „Ja. Al de steenen van de „Trevor-collectie." „En is er niets gebeurd? Ben je niet gesnapt?" Cough lachte. „Er-is heel wat gebeurd en ik bén gesnapt! Door Gregor zelf nog wel. Hij heeft mij een aardig tooneelstukje voorgedragen, speciaal voor mij door hem zelf vervaardigd. Aan de politie overleveren kon hij me niet, daar ik dan natuurlijk zou hebben verteld, wat er ih de brandkast was. Daardoor zou hij dan als heler ontmaskerd geworden zijn. Hij hield dus in de plaats daarvan een roterende voor dracht over het thema „Eerlijk duurt het langst” en stelde daarbij zichzelf als voorbeeld. Hij was zoogenaamd door zijn eerlijkheid van jongste- bediende eerst onderdirecteur en toen directeur- generaal geworden. Enfin het eind van de ge schiedenis was, dat hij me liet gaan, nadat ik hem had beloofd drie maanden eerlijk te zullen blijven.” De beide inspecteurs begonnen Toen stond Graig op en geeuwde. „Ik ben blij,” zei hij, „dat je weer terug bent. Nu kan ik tenminste gerust gaan slapen. Ik moet je eerlijk bekennen, dat ik al ongerust werd, omdat je zoo lang wegbleef. Ik stelde me voor, wat je allemaal kon overkomen. Nu kunnen we hem echter, gewapend met het bevel tot huis zoeking, een bezoek brengen en arresteeren. Het spijt me, dat je zoo’n opwindend half uurtje moest doormaken, maar er bestond geen an dere kans om zekerheid te krijgen, dat hij de steenen werkelijk in zijn bezit had. En zonder die zekerheid konden we bezwaarlijk tegen een zoo algemeen geacht mensch als Gregor op treden. Jongens, wat zal dat een opwinding ver oorzaken, als bekend wordt, dat die achtens- waardige mr. Gregor de heler is van een der grootste internationale juweelendieven. „Dat zou ik denken,” riep Cough uit. „Om van Gregors opwinding zélf nog maar niet te spreken.” En nog steeds lachend begaf inspecteur Cough zich naar huis en hij lachte nog, toen hij reeds in bed lag.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1931 | | pagina 7