SCHAAPHERDER IN DE ROEMEENSCHE BERGEN.
r i
h I
be-
2)
ver
in
dat hij
doen
aan
met iemand verbonden,
Jeudwine, een
was
mr.
geschreven. Toen slaakte hij
aan
2
een
van
een
„Ik heb u met niemand anders verbonden,
mijnheer," zei het meisje beleefd, doch beslist.
„je
die
er nog
ze al
schurk ben en
mag bestelen?”
ik n
met
goec
met
u Of
„H
He
uit.
draai
„E
was!'
de st
bruik
mij
kerel
„D,
melot
Ja
geen
schat
„Al
Came
„Ce
Grant
„Mr
de re
doen.
Als-ie
„Me
maker
keerdr
Scotla
brief
tooner
sprek.
Cler
loon
Hij ve
doend,
wendd
„Der
wat je
ik je
dat je
Troma
arrests
heen,
met I
roode
ik naa
Cam
hij kor
„De V
ieder
verschi
Grant
aan, g,
reet bi
toen zi
dend c
Inspe
zeer n
gewoor
tevoren
op ziel
lelde e
korten
gevolg
maakt,
rang w
algeme,
detectiv
Toen
I tooneel,
z‘jn ge
stallen
had de
maar h
er niet
roode
gaf, laa
Toen
af aang
I «eren,
waar
extra
voel er
meer
doen.”
„Dan zal „De Vuurrood., Man" je...."
.bestelen, bedoel je, nietwaar?" viel Grant
hem in de rede. „Maar hoe en waar en wanneer
wil hij dat doen? Hij zal tot de ontdekking ko
men, dat hij aan mij een verkeerde voor heeft.
Ik ben niet bang voor hem....”
„Maar het is geen gewone dief,” riep Camelot
weer uit. „Iedereen is bang voor hem en de politie
kan hem niet te pakken krijgen. Herinner je
maar, hoe hij Saul Brown, den financier, heeft
bestolen."
„Saul Brown was een kerel van niks," viel
Grant uit. „Een kind kon hem bestelen. Maar
als hij het met mij durft wagen, zal hij zijn
handen vol hebben. Als hij een stelletje hand
langers meebrengt en de safe in mijn kantoor
opblaast, terwijl ik er niet ben, kan ik er na
tuurlijk niets aan doen, maar indien hij het
tegen mij persoonlijk durft opnemen....” Cle
ment Grant balde zijn vuisten, terwijl er een
grimmige uitdrukking op zijn gezicht verscheen.
zich met
van het toestel.
Yard op."
„Op mijn eigen briefpapier, in mijn eigen
envelop, zoodat het me zonder mankeeren
handen moest komen,” zei Clement Grant. „Het
is een handige kerel, dat geef ik toe, die Vuur-
roode Man. Als het tenminste „De Vuurroode
Man” is, die al dien onzin uithaalt.”
„Twijfel je daar nog aan?” riep Camelot uit.
„Maar het kan toch best de een of andere
truc zijn, een dwaze poging om mij bang te
maken of mij minder op mijn hóede te doen
zijn in verband met dat laatste contract.”
„Dat geloof ik nietik ben er vast van
van den echten „Vuurrooden
een
ik onmiddellijk
te beschermen,
en dat hij
armen te
overtuigd, dat het
Man” is,” verklaarde Camelot. „Als ik je
goeden raad mag geven, zou
stappen doen om mezelf
Grant."
„Praat toch niet als een pasgeboren kind!
Kan ik soms met dien brief naar de politie gaan?
Ze zouden me natuurlijk direct vragen, wat er
is van die honderdduizend pond, die ik
op dat laatste contract heb gelegd. Ik
niet veel voor, Camelot, dat
in dit geval geroerd wordt dan
Scotland Yard waarschuwen en
scherming vragen,” zei Camelot weer.
„Nou, misschien dat ik het hun ook wel
tel," zei Grant peinzend, „maar dien brief laat
ik ze toch in geen geval zien!”
De telefoon op Grants bureau ging; de bouw-
ondernemer-millionnair keerde zich met een
ruk om, en greep den hoorn
„Hallo!" riep hij kort.
„Met Grant?”
„Ja. Met wien?”
„Met „De Vuurroode Man”, Grant!”
„Hè? Wat zeg je?”
„Ik ben overtuigd, dat je dat heel goed hebt
gehoord. Je spreekt met „De Vuurroode Man
Ik dacht, dat het geen kwaad kon, je even op
te bellen en te zeggen, dat ik meende, wat il
in dien brief heb geschreven. Je geeft honderd
duizend pond terug aan de schatkist je zegt
maar, dat er een fout in je berekening is ge
slopen of iets dergelijks of ik kom ze per
soonlijk bij je halen."
„Wel allemachtig...." begon Grant, maar hij
merkte opeens^ dat de hoorn aan den anderen
kant van de lijn weer op het toestel gelegd en
de verbinding verbroken was.
Grant drukte woedend op een knopje
zijn bureau en de secretaris trad binnen.
„Stuur direct de telefoniste hier!" beval
Grant. „Zeg haar, dat ze wat voortmaakt en
dat ze niet eerst haar neusje hoeft te poeieren!'
De secretaris verdween en Grant haalde een
sigaar uit zijn zak en kauwde de punt er af.
Camelot keek zwijgend toe. Hij wist niet, wat
de telefonische mededeeling had behelsd, maat
vermoedde, dat het iets betreffende het laatste
contract was.
De telefoniste, een klein, blond meisje, trad
verlegen de kamer binnen tot voor het groote
bureau van Grant.
„Je hebt mij zooeven
zei deze.
„Ja, mijnheer. Het
van de ingenieurs.”
„Dat kan niet. Het moet iemand anders zijn
geweest!"
Clement Grant, de directeur van een bouwmaatschappij, lieeil
op oneerlijke wijze zijn groot kapitaal verkregen. Hij kocht de
hooge ambtenaren van t ministerie om en zag zich zoodoende
de uitvoering van groote openbare werken toegewezen. Als op
zekeren dag een van die ambtenaren, Camelot, zijn provisie
komt opeischen, worden er een stuk of twaalf roode anjers ge
bracht Camelot begrijpt direct.’dat ze van „De Vuurroode Man’’
zijn en wordt ^erg bang, maar Grant lacht om zijn vrees,
„Maar je weet toch, wat „De Vuurroode
Man" heeft gezegd dat hij alleen rijke lieden
besteelt, die ehehnu ja, niet heelemaal
eerlijk aan hun geld zijn gekomen,
het alleen steelt, om het aan de
geven!" zei Camelot.
„Je bedoelt, dat ik een
me daarom dus maar
„Ik bedoel.
„Camelot,” viel Grant hem in de rede,
bent gek! Je bent een groote gek! Indien
Vuurroode Man het waagt, mij te bestelen, ter
wijl ik er bij ben, zal ik hem een pak slaag
geven, dat hem jaren zal heugen! Ik heb hard
voor mijn positie in het leven moeten vechten
en het is me, wat de moeilijkheden betreft, niet
altijd voor den wind gegaan, ik heb dus een
goede leerschool gehad en ik beloof je, dat de
een of andere dief in een maskeradepakje nog
niet klaar met me is, als hij het zou wagen mij
mijn geld afhandig te maken.”
„Maar hij is geen gewone dief!" riep Camelot
uit. „Hij is de schrik van Londen! Als ik jou
was, zou ik me danig in acht nemen. Grant."
„Houd je maar overtuigd, dat ik op mijn
hoede ben, doch ik ben niet zoo’n bangerd als
jij! Jij zou in een hoek kruipen en gaan staan
huilen, terwijl je hem je geld liet wegnemen!
Als ik niets anders had dan „De Vuurroode
Man" om over te denken, zou ik me heelemaal
geen zorgen maken!”
Clement Grant keerde terug naar zijn bureau
stoel en viel er languit en nonchalant in neer.
Weer werd er geklopt, de privé-secretaris open
de de deur en trad haastig het vertrek van zijn
chef binnen.
„Een speciaal rapport, mijnheer,” zei hij, een
envelop voor Grant op diens bureau leggend
en zich daarna snel terugtrekkend.
„Een oogenblik, Camelot," zei Grant. Hij
scheurde de .envelop, die in den linker beneden
hoek den naam van zijn eigen N.V. droeg, open
en zei onderwijl: ,,’n Mededeeling van een mijner
ingenieurs, denk ik. Niemand kan hier een be
sluit nemen zonder mij er eerst mee te hebben
lastig gevallen.”
Grant legde den brief, die eveneens met zijn
firmanaam was bedrukt, vóór zich op zijn bu
reau, streek de vouwen uit het papier en las
de weinige regels, die er met een schrijfmachine
op waren geschreven. Toen slaakte hij een
kreet van verbazing.
„Wel vervloekt!" riep hij tegen Camelot. „Dat
is de eerste keer van je leven, dat je gelijk
hebt. Lees dat eens.”
Camelot zette zijn bril op, nam het vel papier
in zijn bevende handen en las het volgende:
„Waarde Grant,
Iemand, die steelt, moet verwachten op zijn
beurt het slachtoffer te worden van een dief.
Met je laatste contract heb je ongeveer hon
derdduizend pond gestolen van de schatkist.
Waarschijnlijk zullen de autoriteiten je er niet
erg lastig om vallen, maar ik ben van plan
gedeelte van de som, die je hebt gestolen,
je af te nemen en te overhandigen aan de
of andere noodlijdende liefdadigheidsinstelling.
Je kunt er niet aan ontkomen.
„De Vuurroode Man”."
„Hemel!” riep Camelot uit, toen hij de wei-
zou