3 e- u r Scku&s» m in „Het spijt TUSSCHEN DE TORENS VAN EEN TEMPEL IN BANGKOK, BRITSCH-IND1Ë. S >b doodhongeren!” zei hij kwam. „Ik zal U laten be- woedend. „Als U het niet k. zeer van hij grendelde de twee dagen ik Maar 's morgens hoorde hij ’n vreeselijk lawaai •I ir n waar weten, in le P' It ir w :n sr id rs I! 1 ik ir in m te r e- n, of et k- n, it in :h ‘P in e! ir ir le n. k. st it •n r- over twintig minuten terugkomen iaapzak op het balcon brengen.” schreeuwde Dicky, maar de zus ter was al verdwenen. Plotseling kreeg hij een prachtig denkbeeld. Hij zou den dokter vragen naar zijn huis te telegrafeeren. Door dit idee een beetje opgewekt, kleedde hij zich aan en toen de zuster binnenkwam, vroeg hij direct naar den dokter. Ze vertelde hem, dat de dok ter tot na de lunch uit was en met behulp van den portier bracht ze Dicky in zijn slaapzak naar het balkon, waar hij in de zon uitgestrekt lag en op het punt stond in tranen uit te bar sten van pure woede. lerking genomen, van zijn visite- „Ik zal naar „Hotel Britain gaan,” gromde Dicky. En zoo deed hij. Even later zat hij achter een stevige lunch; voor den eersten keer in Zwitserland at hij, wat hij graag wilde. Maar lang zou hij er niet van genieten. Hij hoorde zware voetstappen achter zich en omkijkend zag hij dokter Barmington en iemand van de politie uit Vallosa. De laatste zei iets tegen herrt in het dialect van de plaats, waar Dicky niets van begreep. „Wat zegt die snaak?” informeerde hij aan den dokter. „Hij arresteert U op grond van aanranding en diefstal,” antwoordde deze. „Derek Johnson is gevonden in bewusteloozen toestand. Hij kon nog zeggen, dat hij in den trein aangevallen en bestolen is en is toen weer flauw gevallen." „Maar wat heb ik daar mee te maken?” zei Dicky verwonderd. „Heel veel, het feit in aanmi dat U in het bezit bent kaartjes.” Dicky sprong op, half beangst, half veront waardigd. „Ik heb niemand aangevallen of beroofd," schreeuwde hij. „Hoe durft U zooiets te zeggen? U noemt U zelf dokter, maar je bent niets anders dan een gemeene schurk. Houdt me eerst ge vangen en beschuldigt me daarna van diefstal! Het is me wat moois! Maar ik laat het er niet bij zitten!” De politieman kwam tusschen beide. Protes- teerend en wel werd Dicky meegevoerd naar het gemeentehuis in het dal, waar een cipier was, die een klein beetje Engelsch sprak. Hij vertelde Dicky, dat de man nog steeds bewusteloos was. „Maar we hebben in Zwitserland geen dood straf,” voegde hij er troostend aan toe. „Dus „Maar ik ben onschuldig,” schreeuwde Dicky. „Roep den Engelschen consul. „Zeker,” zei de cipier en hij grendelde de deur van de cel, terwijl hij geen woord verstaan had, van alles wat Dicky gezegd had. En Dicky wachtte en wachtte op den Engel schen consul, die maar niet kwam en zoo ging zijn vierden nacht in Zwitserland voorbij. dokter er bij. Maar deze schudde glimlachend zijn hoofd. „Heeft U bewijzen?” vroeg hij. Met een overtuigend gebaar haalde Dicky zijn portefeuille te voorschijn en nam er een kaar tje uit. De dokter las het en gaf het Dicky met een vreemden glimlach terug. Er stond op: Mr. Derek Paul Johnson. Portsmouth. Dicky keek verbijsterd! Hij haalde nog an dere kaartjes uit zijn zak, maar op allemaal stond hetzelfde opschrift. Hij had een gevoel of hij gek was geworden. De dokter stond op. „Morgenochtend zal ik U onderzoeken," zei hij en ging weg. De zuster ging mee. Dicky keek versuft rond, nu hij zoo plotse- ling alleen was. Toen kwam hij tot bezinning en rende naar de deur. Op slot! Hij was ge vangen! Hij vloog naar de ramen, maar die waren veel te hoog om er zich uit te laten zakken. Hij kreunde, toen koos hij de wijste partij en kroop in zijn bed. Den volgenden morgen kreeg hij zijn ontbijt op bed; hij at er iets van en zond de rest weg. „Nu moet LI opstaan en op het balkon gaan liggen om te genezen,” zei de zuster. „Zal ik U misschien even helpen met wasschen of iets dergelijks?” „Nee,” beet Dicky. „Dan zal ik en U in Uw slaapzak „Mijn wat?” sj Na de lunch vroeg hij weer om den dokter. „Het spijt me verschrikkelijk,” zei de zuster. „Maar dokter is naar Zurich gegaan en komt pas over twee dagen terug!” Dicky raasde en tierde, maar zonder gevolg. Na een licht diner nam men zijn tempera tuur op en werd hij in bed gestopt. Zoo verliep zijn tweede nacht in Zwitserland. Den volgen den dag was het programma precies hetzelfde. Maar Dicky’s derde nacht in Zwitserland sneeuwde het lustig en zijn haar vroor bijna af. Doch nu had hij er ook schoon genoeg van en hij weigerde absoluut om in zijn slaapzak te stappen en zei, dat als dokter Barmington nu niet als de duivel bij hem kwam, hij alle ramen in zou gooien. „En anders laat ik me resoluut. Dokter Barmington keuren,” riep Dicky. „En ik zal je onderzoeken,” zei de dokter kalm en ondanks Dicky’s tegenstribbelen voeg de hij de daad bij het woord. „Ik wil, dat mijn vader getelegrafeerd wordt,” zei Dicky eindelijk woedend. „Als U het niet doet, zal U eens zien, wat er gebeurt. Ik zeg U, dat ik dien vervloekten Derek Johnson niet bén.” „Als U het niet bent, waar is hij dan?" „Hoe moet ik dat weten, voor den duivel?’ Toen sprong hij plotseling op, met een glans van triomf in zijn oogen. „Onder in mijn koffer liggen zakenbrieven,” riep hij. „Dat is een onomstootelijk bewijs, dat ik de waarheid spreek. Kijk!" Hij begon alles, wat nog in zijn koffer zat met een koortsachtige haast over den grond te smijten en haalde een stapel brieven tevoor schijn, waarin „onze Mr. Dick P. Johnsone” geprezen werd om zijn ijver en werklust. Dokter Barmington verloor nu een beetje zijn zelfingenomen kalmte. „Wilt U me misschien vertellen, hoe U dan in het bezit komt van Derek Paul Johnson s kaartjes?” vroeg hij. „Weet ik niet,” was het antwoord. „U geeft toch toe met hem gereisd te hebben vanaf Bazel. Nu is hij plotseling verdwenen en U bent in het bezit van zijn kaartjes. U zult moeten toegeven, dat dit eenigszins verdacht is en ik moet U dan ook verzoeken Vallosa niet te verlaten, voordat we uitgevonden hebben, wat er eigenlijk met hem gebeurd is." opgewonden, en hij werd gebracht naar een groote kamer, waar dokter Barmington, Derek Johnson en eenige politie-ambtenaren aanwezig waren. „Hallo, oude jongen," riep Derek. „Je hebt een beroerden tijd achter den rug, is het niet?” „Mijnheer Johnsone, zei dokter Barmington met een rood gezicht, „U bent het slachtoffer geweest van een serie omstandigheden, waar voor deze jonge rekel hij wees naar Derek, die vroolijk grijnsde aansprakelijk is. Terwijl U sliep in den trein, verwisselde hij den inhoud van Uw zakken met de zijne. Hij ging zoover mogelijk met den trein mee en nam toen een diligence in de richting Italië en in plaats van naar Vallosa te komen is hij naar Monte Carlo gegaan, waar hij al zijn geld verspeelde, op het beetje na, waarmee hij nog hier kon komen, om mij te vragen hem te helpen.” „Maar ik dacht, dat hij bewusteloos was!” riep Dicky uit. „Dat was hij niet, maar een andere Engelsch- man. Toen de politie van mij hoorde, dat Johnson Vermist werd, bracht men hem met den aange rande in verband. Ondertusschen is de vreem deling bij kennis gekomen en heeft verteld, dat hij aangevallen is door een Italiaan. „Dan is er ook geen reden meer om me hier te houden?” „Neen, ik maak U wel mijn verontschuldi gingen, ook namens de politie en....” „Ik ga naar huis,” viel Dicky hem in de rede. „Hoe laat gaat er een trein?” Dokter Barmington keek het voor hem na en wendde zich toen tot Derek, die nog stilletjes stond te lachen „Ik zal jou mee moeten nemen, mijn jongen! „Ik moet ie zeggen,” zei Dicky tot Derek, „dat ik blij oen, dat jij nou een beroerden tijd krijgt.” Zoo verliet Dicky Zwitserland en later kwam hij behouden thuis aan. s Avonds vertelde hij in kleuren en geuren zijn wederwaardigheden, maar in plaats van medelijdende uitroepen of iets dergelijks, was het eenige, wat hij in verschillende toonaarden te hooren kreeg: en een

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1932 | | pagina 7