3
8
I
I
TOEN WARWICK SCHUUILD)
i
fii
OUDE KERK TE SANVO (FINLAND).
Hi
gang
eenif
menj
gen
vreei
baar
onmi
len.
kon,
Ralp
kei
niet
huur
laten
„H<
„is g
neme
verse
ren h
eh - j
is da
keukr
belee
BEN COMPLEET VERHAAL
zal ik
4
in geslaagd bent,
weer
het
6
menschen
de kamer
en de deur
verlichting trad
A
belde,
het zou toch
u geprobeerd
maar
ge
en stond in een
artistiek aangelegden
Mr
hij z
Bill
Zond
met
had
de z
Hij
na t
door
en r
wiek
kreet
werd
meisj
Eei
haar
aan I
keek
een
„Ik
ze s<
Wt
„T<
viel I
„D
Het
gepr<
wel,
plich
■zondi
Wf
„Hi
ZOO 1
Hami
in de
Ze
„Ik
woor
deder
„Hi
„G
bang,
kome
dankl
Ze
„Lr
van
maar
mij l
gaan
kaar
komt
zijn
„Ik 2
niet
wann
nen 2
of da
beloo
moei]
broer
Wf
Eer
hard
er al
000
u te maken, mr. Hamilton, en ik vind het jam
mer, dat ik gedwongen word .om.... Ik'dacht
dat u in de stad was; de jonge dame had den
huisbaas verteld, dat u probeerde een paar
schilderijen te verkoopen om het geld bij elkaar
te krijgen en ik hoop werkelijk, dat het u ge
lukt is. En nu zal ik u de machtiging laten
zien
„Mach
„Beslaglegging voor de huur! Dat weet u toch
wel? Kom, waar is het ding?” Hij haalde
verschillende rechtskundige documenten te
voorschijn en begon ze na te kijken. „Hier heb
ik ’em. Vier en twintig pond en vijftien shilling,
kosten inbegrepen. Hoe eerder u betaalt,
des te beter het is. voor u, want voor eiken dag
dat ik hier blijven moet om op te passen, dat
u niets van uw bezittingen verkoopt, moet u
me tien shilling betalen en het eten bovendien.
En als u na een en twintig dagen niet voldaan
hebt, worden uw bezittingen, waarop beslag
is gelegd, publiek verkocht, en dan....”
Warwick viel hem in de rede. „Wat is je
beroep, Bill?”
„Ik ben „inbezitnemer" zooals men dat
noemt, mr. Hamilton. Het is een beroerd kar
weitje. Soms springen de tranen me in de
oogen. Maar hèèft u het geld, mister?”
„Geef me even tijd om na te denken. Bill.
Met groote stappen liep Warwick de kamer op
en neer. Hij zat er warmpjes in, maar toch niet
zóó warmpjes om maar klakkeloos een som
van vier en twintig pond weg te geven. Doch
hij wist hoe vol zorgen het leven van een schil
der was, die nog niet in de gelegenheid geweest
was om bekend te worden en een diep mede
lijden welde in hem op met de twee menschen,
die hier in het huisje woonden.
Het was ontzettend voor deze twee artisten
om zoo'n man in huis te moeten hebben met
de kans, dat hun bezittingen verkocht zou
den worden! Door de open deur keek hij in de
aangrenzende kamer en zijn oogen vielen op t
halfvoltooide portret van Elsie Hamilton. Neen,
hij kon zich niet met het idee vereenigen,
dat zij straks thuis zou komen en dezen ge
rechtsdienaar op zich vond wachten
„Als ik betaal," dacht Warwick, „dan kan ik
Ralph Hamilton altijd schrijven en mijn excuus
maken, en als hij eerlijk is, zal hij zorgen me
zoo gauw mogelijk terug te betalen. Ik kan het
meisje toch niet in zoo n toestand laten!" Hij
keek weer naar het portret. „Het is een schat,
in één woord.”
Hij haalde vijf krakende biljetten van vijf
pond uit zijn portefeuille en overhandigde ze
aan Bill Wilkins.
„Als je blieft,” zei hij. „En de rest voor de
moeite.”
Bill scheen buitengewoon vergenoegd te zijn;
zijn oogen glinsterden.
„Wel, mister, ik ben blij voor u, dat het zoo
geloopen is en dat u er in geslaagd bent, een
paar schilderijen te verkoopen.Alles zal nou
wel weer best in orde komen, mister!”
„We zullen het hopen,” zei Warwick, „maar
ga nu nog niet weg, Bill. Ik zou liever niet in
den regen loopen als ik jou was; je krijgt er
rheumatiek van. Ik kan er van meepraten wat
dat is! Blijf nog een beetje....”
Maar de ander was al bij de deur.
„Het spijt me, mister,” zei hij, „maar ik heb
nog meer zaakjes af te handelen. Het is hier
prettig verloopen, maar er zijn nog meer
slachtoffers. Goedenmiddag, mister.”
„Goedendag, Bill,” zei Warwick en ging
zittten.
Het regende nog flink en hij dacht er niet aan
weg te gaan, voor de bui opgehouden had. Bill,
die rheumatiek verkoos boven het verwaarloo-
zen van zijn plichten, sloot de voordeur zacht
jes achter zich en plaste door den onderge-
loopen tuin.
Warwick keek hem na en dacht over wat hij
gedaan had.
T''\e oorlog had Hugh Warwick gezegend met
I 1 rheumatische aanvallen, die bij vlagen te-
rugkwamen en toen hij dan ook de eerste
regendruppels voelde vallen, liep hij op een draf
naar het kleine villatje met de bedoeling om
er te gaan schuilen.
Hij had vacantie en logeerde in een badplaats,
op vier mijlen afstand van de plek, waar hij zich
op dat oogenblik bevond. De regen overviel
hem, terwijl er nergens een boom te bekennen
was waaronder hij kon schuilen en er bleef hem
niets anders over dan een schuilplaats te zoe
ken in het villatje, dat even van den weg
aflag.
Het was een aardig huisje
keurig onderhouden en 1
tuin. Warwick veronderstelde, dat het het eigen
dom zou zijn van een dame op leeftijd of van
een gepensionneerd officier. De wind stond op
het portiek zoodat hij daar ook niet veilig stond,
waarom hij besloot aan te bellen. Er werd
echter niet opengedaan. Warwick zuchtte onge
duldig; hij voelde er weinig voor, als een dief
in te moeten breken, maar als hij hier lang
bleef staan, zou hij weer zoo'n verwenschten
aanval krijgen en dat wilde hij voor geen geld
van de wereld. Doch misschien was de deur wel
op de klink; buitenmenschen waren gewend hun
buren te vertrouwen en daardoor zorgeloozer
dan de menschen in de stad!
Warwick probeerde den knop
sprong open. Met een zucht van
hij binnen.
Er woonden hier blijkbaar menschen van
smaak, oordeelde hij, de hall en de kamer aan
den linkerkant waren artistiek, hoewel niet kost
baar, gemeubeld. De kamer gaf door middel
van een deur toegang tot een ander vertrek,
en daar Warwick op zijn roepen geen antwoord
kreeg, besloot hij ook daar maar eens een kijkje
te nemen. Maar op den drempel bleef hij ver
rast staan
Op een ezel aan het eind van de kamer ont
dekte hij een studie in olieverf van een meisje.
Haar haar was donker, haar oogen groot en
helder van kleur. Hij liep de kamer door om
het schilderij van dichtbij te bekijken. Ofschoon
hij niet veel van schilderen afwist, begreep hij
toch wel, dat dit werk nog niet voltooid was.
Het origineel moest dus nog terugkomen! Mis
schien zou ze vanmiddag komen, zoodat hij
haar in eigen persoon zien kon!
Met aandacht bekeek hij het portret en toen
hij eindelijk zijn oogen er van afwendde en de
kamer rondkeek, zag hij, dat het heele vertrek
als atelier was ingericht. Er stonden drie of
vier ezels met onafgewerkte stukken en tegen
de wanden leunden doeken zonder lijst.
Warwick zag, dat het het werk van twee per
sonen moest zijn. Een doek stelde hetzelfde
meisje in een bruine werkjas voor, terwijl ze
mét penseel en palet voor een ezel stond. Dus
zij was óók schilderes en misschien woonde ze
hier wel!
Het kon natuurlijk zijn, dat die andere schil
der haar man was, bedacht hij teleurgesteld
maar een blik óp den schoorsteenmantel stelde
hem gerust. Een aantal brieven lagen daar,
sommigen geadresseerd aan mr. Ralph Hamil
ton, anderen aan miss Elsie Hamilton. Onbe
wust ademde hij verlicht op.
„Dus broer en zuster," stelde hij bij zichzelf
vast. „Maar waar zouden ze zijn? Misschien
buiten aan het schilderen dan kunnen ze
ieder oogenblik terug zijn, als ze door den
tegen zijn overvallen. Ik denk niet, dat ze het
erg zullen vinden, dat ik hier ben, als ik alles
uitleg. Artisten zijn nogal gemakkelijke men
schen en ik kan altijd nog zeggen, dat ik ge
troffen werd door het uitstekende werk en iets
wilde koopen.”
Hij keerde zich om en keek weer naar
onafgewerkte portret van het meisje.
Hij probeerde om zijn eigen dwaasheid te
lachen; stond hij op het punt om verliefd te
worden op het portret van een meisje, dat hij
nog nooit eerder gezien had? Het leek er wa
rempel veel op, moest hij zich bekennen.
De regen sloeg tegen de ramen en Warwick
zette zich in een gemakkelijken stoel om op de
terugkomst van zijn niets vermoedende gast
vrouw en gastheer te wachten toen aan den
voorkant van het huis zware stappen klonken.
De deur werd geopend en gesloten en Warwick
hoorde een schorre kuch. Hij bedacht dat het
beste zou zijn zich zoo gauw mogelijk te ver-
toonen en liep daarom naar de voorkamer, waar
hij in de deuropening een bedeesden en sjofel
uitzienden man met een snpr zag staan, die hem
van terzijde, met een verontschuldigende uit
drukking in zijn oogen,' aankeek.
Warwick voelde zich teleurgesteld. Was dit
nu Ralph Hamilton de schilder? Maar toen
de man zijn mond opendeed, zag hij zijn ver
gissing in.
„Neem me niet kwalijk, dat ik niet
mijnheer. Ik vond de deur open en
moeite voor niets geweest zijn, als
had me af te schepen. U hadt het nog
moeilijker en onaangenamer voor uzelf
maakt en het eind is toch hetzelfde.”
Warwick keek den man niet begrijpend aan.
„Iedereen is welkom, als hij schuilen wil,”
zei hij beleefd. „Het weer is ontzettend slecht
vanmiddag. Wilt u niet gaan zitten?”
De ander wierp hem een verbaasden blik toe.
„Het is heel vriendelijk van u, om het zoo
op te nemen, mister. We moeten onzen plicht
doen, al is het zoo'n plezierig werkje niet. De
menschen schelden en razen meestal op ons,
alsof wij het kunnen helpen. Maar u behandelt
me ten minste vriendelijk en ik zal voor u doen
wat ik kan. Ten minste ik bedoel, ik zal in
de keuken gaan zitten, zoodat u er geen hinder
van hebt, dat ik hier ben."
Warwick begreep de helft niet van wat hij zei.
„Wel neen,” zei hij joviaal. „Waarom zoo be
scheiden? Hoe is je naam eigenlijk?”
„Bill Wilkins, mister. Ik ben blij kennis met