H I 1 tf <1 7 - BOERENHUIS OP DE LÜNEBURGER HEIDE (DUITSCHLAND). i;iï i|ii in in moeten be- dit doen, of doet ander uit?" een de machtiging nog niet laten hier zou vinden," zei stilte, terwijl Warwick zijn 4 ZOU aan te keek en misschien had ik het u niet vragen, maar „Ik kan niet weggaan, wanneer het regent," ,Weet u, ik heb veel last van rheu- er bij zijn betaald.” een binnen, naar huis terug,” hij is in staat om u meteen Hij schijnt geluk gehad te „Voor u. kijken,” zei Elsie met stem. „Kom even voegde Warwick er vrage viel Warwick haar in de rede, terwijl hij zijn afmaakte. 1 matiek en vooral als ik in den regen loop. Maar zoodra het droog is, zal ik u met alle plezier van dienst zijn." Elsie’s gezicht klaarde op. „U bent heel, heel vriendelijk,” zei ze ernstig. „Mag' u dit doen, of doet u het ter wille van mij?' „Ik doe het ter wille van u," verklaarde hij plechtig, maar het meisje scheen plotseling over iets na te denken. „U hebt me zien,” zei ze. „De machtiging o ja dat is waar de machtiging „Laat u ze me als het u belieft zien.” Een oogenblik betrok zijn gezicht, toen hel derde het weer op. „Ik zou een machtiging voor u kunnen krij gen, als u er een zou willen," zei hij, „maar we gebruiken ze tegenwoordig heel weinig meer. de voorschriften zijn menschelijker o i._i _i__ i.._ over. ging u- zich voor ze. „En wat Hij had de Hamiltons gered van den onder gang, maar tegelijkertijd had hij hen in een eenigszins benarde positie gebracht. De meeste menschen hielden er niet van, om verplichtin gen aan anderen te hebben, en zeker niet aan vreemden. Ze zouden ongetwijfeld heel dank baar zijn, maar onder hun dankbaarheid zou 'n onmiskenbaar gevoel van geïrriteerdheid schui len. Misschien was het beste wat hij doen kon, maken dat hij wegkwam, en niet aan Ralph Hamilton te schrijven, zoodat zij zich en kel verwonderd af zouden vragen, waarom ze niet lastig werden gevallen om het geld van de huur. Zou hij het bewijs van ontvangst achter laten of liever niet? Maar terwijl hij dit nog overwoog, herinnerde hij zich opeens, dat hij geen bewijs had. Zoowel Bill als hijzelf hadden dat heelemaal vergeten. Zonder twijfel zou Bill het over de post zenden met een verontschuldiging, dat hij het vergeten had en hierdoor zouden ze natuurlijk niets van de zaak begrijpen. Wat zou het beste zijn? Hij had geen tijd meer om er verder over na te denken. Hij hoorde lichte voetstappen door den tuin plassen, de deur werd geopend en 'n natte regenjas werd uitgeslagenWar wick stond op en kuchte, en een halfonderdrukte kreet uit de hall was het antwoord. De deur werd geopend en op den drempel stond het meisje van het schilderij. Een oogenblik zwegen beiden. Warwick stond haar verward, als een betrapte schooljongen staren, terwijl het meisje even naar hem en toen een volle boodschappentasch op een stoel legde. „Ik dacht wel, dat ik u ze somber. Warwick boog. „Telepathie....” begon hij, maar het meisje viel hem in de rede. „Daarom liet ik de deur op de klink staan. Het zou me niet veel geholpen hebben, als ik geprobeerd had, u buiten te houden. Ik weet wel, dat u het niet helpen kan; u heeft ook uw plicht te doen. Mijn broer zei me, dat ik u maar •zonder meer moest binnen laten.” Warwick boog opnieuw. „Het spijt me,” zei hij. „Ik beloof u, dat ik u zoo min mogelijk ongemak bezorgen zal, miss Hamilton. Al, wat ik heb te doen, is - eh - eh - in de keuken te gaan zitten en....” Ze keek hem doordringend aan. „Ik wist niet,” zei ze langzaam, „dat tegen woordig menschen zooals u, dit soort werk deden.” „Hoe bedoelt u?” „Goed opgevoede mannen, bedoel ik. Ik was bang, dat er ’n ruwen onbeschaafden man zou komen. Ik geloof, dat ik nog reden heb om dankbaar te zijn.” „Het geheele systeem,” zei Warwick listig, „is grondig herzien en verschillende „inbezit- nemers zooals men ons noemt, worden naar verschillende menschen gestuurd. We probee- ren het zóó te schikken, dat beide partijen zich - eh - zooveel mogelijk op hun gemak voelen. Het is dan ook heelemaal niet noodig, dat ik in de keuken ga zitten. Ik stelde 't voor louter uit beleefdheid.” Ze glimlachte weemoedig. „Luistert u eens,” zei ze. „U bent per slot van rekening gewend aan dergelijke dingen, maar misschien kunt u begrijpen, wat het voor mij beteekent. Mijn broer is naar Londen ge gaan om te probeeren, het noodige geld bij el kaar te krijgen. Ik weet niet, wanneer hij terug komt het kan vandaag, het kan ook morgen zijnZe zweeg even en ging toen verder: „Ik zou u een voorstel willen doen. Zoudt u niet weg willen gaan en terug willen komen, wanneer mijn broer weer thuis is? U zoudt kun nen zeggen, dat u al dien tijd hier geweest was of dat u niet in huis kon of iets dergelijks. Ik beloof u op mijn eerewoord, dat we u geen moeilijkheden zullen bezorgen, wanneer mijn broer weer thuis is. Zoudt u het willen doen?" Warwick dacht even na. „Ik kan niet!” zei hij. Een kreunend geluid ontsnapte haar juist hard genoeg, dat hij het hooren kon. „Ik was er al bang voor,” zei ze, „u moet uw plicht doen „Ja,” zei Bill, „neemt u me niet kwalijk, maar ik heb u het bewijs niet gegeven. Dat kwam door het praten, denk ik...." „Dus deze heer - eh - mijn broer heeft u taald?” „Ja miss, en een dikke fooi er bij.” „Prachtig. Goedendag.” „Goedenmiddag, Bill," vriendelijk aan toe. Elsie sloot de voordeur achter den man dicht en kwam de kamer weer in waar Warwick nog stond. „Waarom gaf vroeg ze kort. „Dat deed ik niet. U dacht, dat ik een ander was en ik dacht, dat 't onplezierig voor u zou zijn om een vergissing gemaakt te hebben en daarom liet ik u in dien waan. Ik vind het niet prettig iemand te laten merken, dat hij zich vergist heeft. Hij dacht, dat ik uw broer was, ziet u, en zoo kwam het. „En u betaalde wat wij schuldig waren?" Warwick schuifelde met zijn voet. „Ik dacht, dat dit het beste was wat ik kon doen,” zei hij. „Anders was hij niet weggegaan en u zoudt het niet prettig gevonden hebben als hij gebleven was.” Ze zuchtte diep. „Wie bent u eigenlijk?" vroeg doet u hier?" „Mijn naam is Warwick,” zei hij. „En ik ben hier binnengeloopen, omdat het zoo regende en uw deur niet op slot was. Het spijt mij, dat ik mijzelf toegang moest verschaffen, maar ik dacht, dat u het niet erg zou vinden. Ik lijd hevig aan rheumatiek een overblijfsel van den oorlog." Elsie's oogen vernauwden zich tot spleetjes. Even scheen ze te willen lachen. „Ik ben u heel erg dankbaar,” zei ze, „maar tegelijkertijd ben ik woedend op u, omdat u ons zoo aan u verplicht heeft. Hoe heeft u het kunnen doen?" „Ik weet 't niet,” zei hij deemoedig. „Toen ik uw portret zag, dacht ik dat u nooit boos op iemand zou kunnen zijn. En ik wist ook, dat u te lief was, om dergelijke lieden als Bill in uw huis te hebben. Ik had het geld toevallig bij me en „Ik ben u dankbaar,” zei het meisje heftig, „heel, heel erg dankbaar, maar hoe heeft u het durven wagen om mij te dwingen u dankbaar te moeten zijn. Hoe durft u een vreemde ling het te wagen ons door verplichtingen aan u te binden? Hoe hoe. Warwick schudde zijn hoofd. „Ik zie het niet als een verplichting uwer zijds," zei hij. „Ik weet, dat uw broer me terug betalen zal, zoodra hij kan. Het spijt me dat u bpos bent, maar ik kan toch niet weggaan, het regent nog steeds. Als u me liever niet meer zien wilt, zal ik wel in de keuken gaan zitten." Er werd weer gebeld. Elsie ging kijken en even later hoorde Warwick het scheuren van papier. „Geen antwoord,” hoorde hij haar zeggen. Ze kwam met een telegram in haar hand bin nen en haar gezicht straalde. „Mijn broer komt vanavond zei ze. „En en terug te betalen, hebben." Warwick glimlachte eveneens. „Dat is prachtig," verklaarde hij. bedoel ik." „En zoodra- wij u niets meer verschuldigd zijn, behalve dan voor uw zonderling^ vriendschap, zullen wij in de gelegenheid zijn u precies te vertellen, wat wij van u denken. Intusschen zal ik thee zetten en het minste wat ik kan doen, is u een kopje aanbieden. Wilt u blijven?” „Als het nog regent graag,” zei Warwick nerveus. „Ik ben benieuwd, hoe het weer is.” Elsie ging naar het raam. De lucht was hel der geworden, maar misschien hield zij de drup pels, die van de boomen afdropen, voor regen. Maar daarom al dacht ze dit ook zou ze nog geen reden tot blozen hebben gehad. En toch deed ze dit, toen ze antwoordde: „Ja, ik geloof, dat het nog hard regent.I” Én deze blos zei Warwick genoeg en den lezer natuurlijk ook. Weet u geworden enDe bel ging zachtjes Het meisje verontschuldigde zich en kijken wie er was. Warwick hoorde een stem, die hem bekend voorkwam. „Goeden middag, miss. Ik vergat het bewijs van ontvangst af te geven. Ik merkte het zoo- even en ik dacht, dat ik beter terug kon gaan en het afgeven dan het over de post te sturen." „Bewijs? Welk bewijs?” „Van de huur en de kosten, die gekomen. Uw broer heeft me „Mijn broer „Ja, we bleven nog even praten en we hebben daardoor alle twee het bewijs vergeten. Hier is het, miss.” Er volgde een adem inhield. „Ik moet even vreemde, gespannen als u wilt.” Bill Wilkins kwam de hall binnen, waar hij El sie het bewijs overhandigde. Toen kreeg hij Warwick opeens in het oog. „Hallo Bill,” zei Warwick, „wat brengt je hier terug?"

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1932 | | pagina 7