1 BBS 4 HtJi /I 1 J' IT'lX f” I 4 en i Het krabbelaartje. 11 deel weer-* De voor nemen kunst- 4 I 1 VI II K‘ M V leggen, gestadigd. Lang duurde het meer, of de moderne schaats van sterker curve, die beter en schoen bevestigd kon worden, kwam in zwang. Men ging toen ook tot het „kunstrijden" over, hetgeen vanzelf het maken van moeilijker fi guren en eleganter wendingen meebracht. Dit bleef echter slechts den uitverkorenen voor behouden, want den gemiddelden schaatsen rijder zijn grenzen gesteld, die hij niet kan overschrijden, hetzij dat de tijd hem ontbreekt om voldoende te oefenen, hetzij dat de noodige begaafdheid afwezig is. Wanneer echter de eerzucht ontwaakt en naast het aangeboren talent een uitgesproken zin voor lichamelijke rhythmiek voorhanden is, komt met de toenemende beheersching der voortbewegingstechniek op het ijs, vaak de wensch op, gracieuzer bewegingen te maken en op zichzelf staande figuren tot een harmo nieus geheel te verbinden. Waar vroeger een krampachtige „kordaatheid” den boventoon voerde, wil men nu lenigheid betrachten; in de plaats van het schielijke buigen en oprichten van het bovenlichaam wordt nu getracht naar een rustige, rechte houding en een beheerscht bewegen van armen en beenen. Via de moeilijker figuren, zooals lussen, slin gers, slangenbogen en dergelijke, komen de uitverkorenen op het hoogste punt der kunst: de zeer ingewikkelde figuren der „paragra- phen", die bestaan uit allerhande moeilijke oefeningen, welke zoowel vóór- als achterwaarts gemaakt moeten worden. Daarnaast moet de kunstrijder ook nog een soort „variété-pro- gramma” kunnen uitvoeren, bestaande uit sprongen, pirouettes, wendingen, enzoovoort, die op het ijs een fijn verdeelde, nauwkeurige, filigrainachtige teekening te voorschijn toove- ren. Zoowel sprongen als pirouettes kunnen op den kant of op de punt der schaats worden ge maakt; bij de sprongen draait de kunstrijder zelfs één, ook wel eens anderhalf maal om zijn verticale as, bij moeilijke pirouettes maakt de rijder onder de hand een kniebuiging en richt zich dan weer op, op beide voeten of slechts op één, of gaat van den eenen voet op den anderen over. Een lust voor de oogen is het te zien, tot welke wonderlijke prestaties van schoonheid, harmonie en elegantie bekende kunstrijdsters en -rijders als Sonja Henie, mevrouw Jarofz-Szabo, Karl Schaefer en Gillis Graffström in staat zijn. Maar lang en moeilijk is de weg naar deze hoogten, waar roem en eer wachtenDoch ook wie den wegnièt tothet einde gaat en het hoogste doel niet be reikt, vindt reeds halver wege en zelfs nog dichter bij huis ge not en vreugde genoeg op zijn schaatsen.Ook alheefthijgeen „kunstijzers” ondergebonden. T rie zich de schaatsen onderbindt om een IA/ baantje te rijden, zal daarbij niet licht W op de gedachte komen, dat de „ijzers”, die hij in de hand heeft, een belangrijk deel van de geschiedenis der menschheid - spiegelen. En toch is dit inderdaad zoo. schaats is namelijk allerminst uitgevonden ons genoegen, of om deel te kunnen aan wedstrijden, die door de gratie en zinnige bewegingen, welke er bij bewonderd kunnen worden, alle andere kampen op het ge bied der sport overtreffen. Integendeel: de schaats is het product van den nood, die vin dingrijk maakt. Zij werd bedacht door onze vroegste voorouders, die in holen leefden, en die in de barre winters, waarvan zij vaak te lijden hadden, noodzakelijk een „sleepwerk- tuig” dienden te hebben om hun zware lasten ever de dichtgevroren rivieren en den harden grond te vervoeren. Het voedsel was in zoo’n door ijs en sneeuw verstarde wereld schaarsch voor hen, en moest van groote afstanden wor den aangevoerd. Wel is waar was het een lange weg van den gladden boomtak of ruw behak- ten balk, waarmee zij hun lasten over sneeuw en ijs achter zich aan trokken, tot aan de mo derne schaats, die van alle „gemakken” om te kunnen sturen en remmen is voorzien. En nog langer duurde het, voor de „sneeuw-stokken”, die men zich onder de voeten bond om niet Weg te zakken, vervangen werden door de glad de ski’s, waarmee men honderd kilometer per uur kan afleggen. En tusschen de osse- en paar- debeenderen, die men met leeren riemen on der de voeten vastmaakte, tot de schaats van onze dagen, ligt eveneens een afstand, die eeuwen overbrugt! Ofschoon de schaats van been betrekkelijk spoedig moest wijken voor die van_ hout, Sonja Henie bij het maken van een pirouette, ofschoon men in de middeleeuwen zelfs heel aardige „ijsschoenen” maakte met ijzers onder de zolen, die naar voren opliepen, bleef de schaats toch nog altijd ’n voortbewegingsmiddel, waar men des winters op het platteland wel niet buiten kon, maar waarvoor men niet veel geestdrift voelde. Op de gedachte van „schoon- rijden” kwam men nog niet. Eer het zóó ver kon komen, moest de mensch minder zorgen hebben voor zijn dagelijksch onderhoud. Pas in de zestiende eeuw kwam men zoover, en het waren onze landgenooten, die toen van het schaatsenrijden een kunst begonnen te maken. Zij reden niet meer recht-toe, recht-aan, maar ze beschreven naar buiten uitgebogen kromme lijnen, die thans nog met den naam „Hollan ders” worden aangeduid. Deze en andere vaar digheden, zooals het springen over kleine hin dernissen (hetgeen bijvoorbeeld vereischt werd om lid te kunnen worden van de eerste Engel- sche Schaatsenrijders Club, die in het midden der achttiende eeuw was opgericht), het uit wijken voor hindernissen en het voorkomen van valpartijen door het beheerschen van eenvou dige figuren (zooals spiralen en slingers), maak ten het schaatsenrijden tot een steeds sneller verkeersmiddel, dat hoe langer hoe minder inspanning ging vereischen. Vooral tusschen 1700 en 1800 vermeerderde het aantal van hen, die zich op het „toerloopen” gingen toe- 1 nu niet staal met steviger onder den

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1932 | | pagina 11