I
J
K
4
k '1
ZOU ZE DIEN SNEEUWMAN WERKELIJK ONTZAG KUNNEN INBOEZEMEN? (Foto M.G.M.).
(Wordt vervolgd).
- 3 -
legde
ver-
voor
om
be-
uit loopen
boven een
runr dit onbewoonde huis te gaan. Had zij
iemand gekend, die er vroeger in had gewoond?
Indien dit zoo was, mocht ik misschien hoop
hebben, dat het het begin was van een soort
herinneringsvermogen. Opgewonden, maar
uiterlijk volkomen rustig, wachtte ik af wat zij
verder zou doen.
Ze ging regelrecht naar de deur toe en
haar hand tegen het sleutelgat, alsof zij
wachtte, dat de deur wijken zou. Toen,
den eersten keer sinds haar ontwaken, scheen
en niet precies te weten, wat ze
nooit had laten blijken, dat zij iets om muziek
gaf, ja, die er integendeel steeds een bepaalden
afschuw voor aan den dag had gelegd Pau
line zette op prachtige wijze het voorspel in
tot een melodie, de melodie, die ik in den nacht
van den moord een vrouwenstem had hooren
zingen!
Maar na
bazing: alsof
wat
was er
te zien; waarschijnlijk kwam dit, omdat het
kleed donkerrood was. In het midden, in den
rechter wand, zag ik een deur; deze moest on
getwijfeld toegang geven tot het vertrek, waar
ik het kreunen der vrouw had gehoord, terwijl
ik in den hoek had zitten wachten tot men het
lijk uit den weg had geruimd.
Ik opende de deur en de kaars hoog boven
mijn hoofd houdend, keek ik naar binnen. Deze
kamer was ongeveer hetzelfde gemeubeld als
degeen waarin wij ons bevonden, maar zooals
ik had verwacht, stond er een piano.
0
betrad ik
keer was
er ooit
ze <e aarzelen
moest doen.
„Pauline, lieve," zei ik, „laten we nu terug
gaan. Het is donker.Morgen zullen we
terugkomen, hierheen, als je wilt"
Ze gaf geen antwoord. Ze stond voor de deur
en duwde er met haar hand tegen aan. Ik pro
beerde haar zachtjes mee te tronen. Ze weer
stond mij echter met een passieven tegenstand,
die zóó sterk was, dat ik er haar nooit toe in
staat zou hebben geacht. Op hetzelfde moment
flitste er echter een gedachte door mijn hoofd,
die misschien hulp kon geven: ik haalde mijn
sleutels voor den dag öm haar aan te toonen,
dat we zonder hulp die deur onmogelijk kon
den openen. Misschien zou ze na dit aanschou
welijk bewijs toegeven en mee terug gaan. Ik
stak een sleutel in het slot en moest meteen
denken aan dien onheilsvollen nacht, toen ik
een verkeerd huis was binnengegaan en ge
tuige was geweest van een vreeselijk drama
En toen was het me, alsof ik een slag op mijn
hoofd kreeg: op hetzelfde moment namelijk,
dat ik dit dacht, week de deur! Ook nu paste
mijn sleutel! Dit kon niet opnieuw toeval zijn!
Toen de deur open was, ging Pauline dadelijk
naar binnen, zonder een woord te zeggen of
zich ook ook maar eenigszins verbaasd te
toonen. Ik volgde haar en sloot de deur. Het
was volkomen donker. Ik hoorde haar voor mij
en de trap opgaan; toen hoorde ik
deur openen. En pas op dat oogen-
blik had ik mij voldoende in mijn macht,
haar te volgen. Ik snelde de trap op en
greep op hetzelfde oogenblik, hoe het kwam,
dat ik in de volslagen duisternis zoo gemak
kelijk den weg in het huis kon vinden: ik kende
den Weg, kende dit huis! Drie jaar geleden
was ik er geweest, in den bewusten moord-
nacht, en later had ik er in mijn droomen zoo
vaak rondgedoold, dat ik geen oogenblik hoef
de te aarzelen, hoe donker het ook was.
Maar waar was Pauline? Begrijpend, dat ik
licht moest maken, kreeg ik mijn lucifers en
stak er een aan. Bij het licht er van
de kamer, waar ik nóg eens een
binnengegaan, maar toen zonder hoop
weer levend uit te komen!
Mijn eerste gedachte, mijn eerste blik, gold
Pauline. Ze stond in het midden van het ver
trek, haar handen tegen haar voorhoofd ge
drukt. In haar oogen was nog steeds die niet
begrijpende blik, maar toch was het haar dui
delijk aan te zien, dat zij inwendig een hevigen
strijd uitvocht. Haar ademhaling ging snel, en
ze staarde onafgebroken naar een hoek der
kamer.
De lucifer brandde op en ik stak n nieuwe
aan. Bij het licht hiervan ontdekte ik op den
schoorsteenmantel een blaker met een kaars er
in. Alvorens ik er echter in slaagde ze aan te
steken, moest ik er een dikke laag stof af
blazen en toen nog begon de uitgedroogde pit
pas te branden, nadat ik er verscheidene luci
fers voor had gebruikt. Pauline was onbeweeg
lijk blijven staan; alleen doolden haar oogen
nu door het vertrek
Ik keek rond. Op den grond zag ik de plek
waar ik gelegen had met den doode onder mij;
op het karpet was van de bloedvlek niets meer
de eerste maten verdween mijn ver
men het mij had verteld, wist ik
er zou gebeuren, althans gedeeltelijk. Ik
zelfs op voorbereid, dat ik, wanneer het
oogenblik daartoe gekomen was, Paulines stem
zou hooren om zich bij de muziek te voegen,
precies zooals in den nacht van den moord.
Zóó voorbereid was ik, dat ik met ademlooze
spanning afwachtte tot zij genaderd zou zijn
aan de noot, waarbij zij was geëindigd toen ik
den eersten keer had geluisterd; zoo geheel
voorbereid, dat toen zij met een woesten kreet
opsprong, met denzelfden kreet als van dien
nacht, mijn armen op dat oogenblik om haar
heen waren en ik haar naar de sofa kon dra
gen, die er vlak bij stond.
Wat bezielde mij? Welke impuls dreef mij?
Ik zal het wel nooit weten, maar ik zette den
blaker neer, betrad de kamer, lichtte de dik
met stof bedekte klep van de piano op en
sloeg een paar accoorden aan. Terwijl ik dat
deed, keek ik naar de beweginglooze gestalte
van Pauline.
Het scheen alsof een rilling door al haar
leden ging. Ze draaide zich langzaam om,
kwam, als wandelde zij in haar slaap, naar mij
toe, drong mij opzij en zette zich voor de
piano. En toen gebeurde, wat in mijn oogen
niets minder dan een wonder was: Pauline, -die'