I ALS DE AVOND DAALT Texel Haven van Oudeschild (Wordt vervolgd). 3 koopen pakje sigaretten.” 1 mij kun-’ en eerlijk is, in handen. Maar misdreven had, kon ik hem enkel woord van troost hem te helpen, dan nog zou staat zijn geweest. Waarom blijven? Ceneri zweeg, en zonken hoofd op een aan zijn verzoek gevolg te u van harte. I toekomst zijn? Waar zal en hoe zult u het daar niets op te vinden, dat ik wat u zoudt kunnen de cel voor hem werd ge- „Vaarwel, mr. u onrecht heb vergeving. We zullen hij haastig naar de deur en schildwacht naast zich, naar volgde hem. Toen de deur van opend, draaide Ceneri zich om. Vaugham,” zei hij. „Indien ik aangedaan, vraag ik u elkander niet meer zien „Wat mij betreft, vergeef ik oorloofde kon overschrijden. Bovendien had ik geen verlangen om nog langer bij Ceneri te blijven. Ik was alles te weten gekomen, waar voor ik gekomen was. Ik kende Paulines ge schiedenis. De misdaad was bekend. De man tegenover mij had geen recht op mijn mede lijden. Maar zelfs al had ik mij geneigd gevoeld ik daartoe niet in zou ik dus nog doen. Indien het zoo ver is, wilt u het me dan laten weten? Het zal misschien niet gemakke lijk voor u zijn, en ik heb geen enkel recht om u die gunst te vragen. Maar als ik tegen dien tijd nog niet dood ben, zal ik er zooveel ge lukkiger door zijn...." Zonder mijn antwoord af te wachten, ging liep toen, met een de gevangenis. Ik „Vertel me, of ik hoop, dat mijn beroepskennis mij hierbij goede diensten zal bewijzen. Dokters zijn hier zeer schaarsch.” Hoe weinig hij het ook verdiende, ik wensch- te toch in mijn hart, dat alles gaan zou, zoo- als hij het hoopte, maar terwijl ik naar hem keek, besefte ik, dat hij maar een zeer geringe kans had om zelfs maar één jaar mijnarbeid te overleven De deur werd weer geopend en de bewaker verscheen om den hoek. Hij werd nu ongedul dig. Ik verlangde volstrekt niet de conversatie voort te zetten, en zei hem daarom, dat ik in een oogenblikje klaar zou zijn om te vertrek ken.. Hij knikte en verdween. „Indien er nog iets is, wat ik voor u kan doen,” zei ik tegen Ceneri, „vertel het me dan.” „Er is niets.... O ja, wacht even. Macari, die schurk, zal vroeg of laat zijn verdiende loon krijgen. Ik heb geleden, hij zal het ook zat met op zijn borst ge- bankje; zijn oogen rust ten op den grond. Zooals hij daar zat, was hij een menschelijk wrak, zóó door het leven ge broken, dat men wel een beul geweest moest zijn om hem nog iets te verwijten. Zwijgend sloeg ik hem gade. Plotseling stond hij op. „Zou Pauline nog beter worden, denkt u?” vroeg hij. „Ik hoop het, en geloof het wel. Ik heb zelfs het vermoeden, dat ik haar bij mijn terugkeer een boel beter zal vinden." „Vertel haar, hoe u mij gevonden heeft. Mis schien dat zij wat gelukkiger zal zijn, indien ze weet, dat de dood van haar broer althans op mij gewroken is Stilzwijgend boog ik mijn hoofd „Ik moet nu hier vandaan,” zei hij. Hij hui verde terwijl hij een schuwen blik naar de deur wierp. Hoewel hij zwaar toch niet zonder een laten gaan. „Wacht nog even,” zei ik. iets voor u kap doen." Hij glimlachte flauwtjes. „U zoudt me eenig geld kunnen gevenIk kan het misschien bewaren en er eenige luxe voor boter op mijn brood of een Ik gaf hem verscheidene bankbiljetten, die hij tusschen zijn kleeren verborg. „Wilt u nog meer hebben?" vroeg ik. Hij schudde zijn hoofd. „Voor ik deze zal hebben uitgegeven, zal men ze wel van mij hebben gestolen," antwoordde hij. „Maar is er geld kan achterlaten, dat gebruiken?” „U zoudt iets bij den directeur voor nen deponeeren. Als hij meegaand krijg ik er misschien iets van het is de vraag.” Ik beloofde hem zullen geven. „Maar wat zal uw men u heen brengen hebben?” vroeg ik hem. „Met nog een stuk of tien anderen ga ik naar de mijnen, om er met onze voeten aan elkaar geketend, kolen te hakken." „Verschrikkelijk!” „Het is mijn verdiende loon. Eigenlijk ben ik toch niet minder dan een moordenaar „Moet u dit leven tot uw dood toe voeren?” „Ik hoop het niet. Ik heb vroeger veel inlich tingen bijeengebracht met betrekking tot de behandeling van de gevangenen hier, en ik moet eerlijk zeggen, dat de publieke meening in dit opzicht sterk overdreven is. Ik kan nu alleen maar hopen, dat mijn informaties juist zijn geweest." „De behandeling is dus niet zoo slecht?" „Ze is slecht genoeg, daar men altijd afhan kelijk is van de genade van den een of anderen 'Ityran. Zonder twijfel zal ik een paar jaar in de mijnen moeten slaven. Indien ik dit over leef, wat niet waarschijnlijk is, word ik mis schien, als ik genade vind in de oogen van den directeur hier, vrijgesteld van dergelijk zwaar werk. Misschien krijg ik dan wel toestemming mij in de eep of andere stad te vestigen. Ik heb

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1933 | | pagina 3