V ■J DE HV7AIIIJU LDISTED lil NOORDELIJKE Zl I fV f t t De gevaarlijke doch schoone luister der zeeën. van brengen z»e 11 ieder, die hen ziet, door hun prachtige kleur- schakeeringen in vervoering. Op hun schitte rende oppervlakte van staalhard ijs wisselen zich kleurschakeeringen af van teer-groen tot vlammend-rood en donkerblauw, terwijl in de diepe spelonken, die hongerige golven er in ge vreten hebben, een mysterieuze schemering heerscht. Tegen zonsondergang lijkt de ijsberg wel een drijvende massa parelmoer, waarop zich de fraaiste kleuren purper, azuur en rose weer spiegelen. Terwijl zij statig voorbijdrijven, en er nu en dan groote stukken met krakend en scheurend geweld van hen afbreken, nemen zij vaak de meest fantastische vormen aan en lijken zij wel middeleeuwsche kasteelen, Go- thische kathedralen of moskeeën met honder den kleine minarets. Wanneer de ijsbergen eenmaal op drift zijn geraakt, smelten zij betrekkelijk spoedig door het warmere water van den oceaan en door de zonnestralen. Sommige bergen zijn echter zoo groot, dat zij meer dan tweeduizend mijl van de plaats van hun oorsprong kunnen afleggen eer zij geheel verdwenen zijn. De meeste ijsbergen, die men in den Noor delijken Atlantischen Oceaan aantreft, hebben zich losgescheurd van het ijsveld, dat Groen land bedekt. Daar beginnen in het begin van de lente een groot aantal drijvende eilanden van ijs hun tocht naar het Zuiden, om onge veer in April, Mei of Juni de scheepvaart routen van den Noordelijken Atlantischen Oce aan te bereiken. Zeelieden doen steeds hun best hen zooveel mogelijk te ontwijken, door zuidelijker routen te nemen. Wanneer de nacht is gedaald, glanzen de ijs bergen door een buitengewone blankheid, die men „ijsblink” noemt, en die ontstaat door de weerkaatsing van de verstrooide lichtstralen aan den hemel op de witte oppervlakte van het ijs. Men heeft dikwijls opgemerkt, dat de aan wezigheid van vogels ver van land, of de af wezigheid van golven er op wijst, dat zich drij vend ijs in de buurt bevindt. Hetzelfde is het géval, wanneer men plotseling den echo hoort van een fluit of misthoorn. Tot nu toe is men er echter niet in kunnen slagen een middel te bedenken, waardoor hun nabijheid met zekerheid wordt aangetoond, wanneer zij door slecht zicht of door de duister nis van den nacht aan de waarneming van het menschelijk oog zijn onttrokken. en slaagde er tal schipbreukelingen, die in reddingsbooten op stukken wrakhout ronddreven, aan nemen. Maar de ijsberg had zijn doodelijk werk ge daan Ijsbergen zijn de nachtmerries van den zee man in de noordelijke wateren, maar zij zijn tevens een wonder van schoonheid voor allen, die ze van dichtbij mogen aanschouwen. Zij zijn de afgebroken stukken van de gletschers, die naar zee afzakken. Hun grootte varieert van kleine „heuvels" tot machtige gevaarten, die soms een middellijn hebben van meer dan an- derhalven kilometer. Ofschoon zij zich zelden meer dan honderd meter boven water verhef fen, zijn zij in werkelijkheid toch vaak zeven- a achthonderd meter hoog, daar slechts één achtste van hun totale gewicht boven het water uitsteekt. Het is dan ook zooals de dichter zingt: „hun groene wortels slapen in de ver schrikkelijke diepte twee honderd vademen diep Deze dwalende reuzen van de De „Titanic”, die in den nacht van 14 April 1912 op een ijsberg liep en zonk. Van de ruim twee duizend opvarenden werden slechts 703 personen gered. Men ziet op deze teekening duidelijk, welk een klein gedeelte van den ijsberg boven water steekt. tt z-ort voor middernacht van den 14en April 1912 vond er in de wateren van den At- I X_lantischen Oceaan, ongeveer duizend mijl in Noordoostelijke richting van New York, een der grootste scheepsrampen plaats van alle tijden. Het reusachtige stoomschip „Titanic” ’t grootste schip, dat toen in de vaart was be vond zich op zijn eerste reis van Liverpool naar New York, toen het plotseling op het zich onder water bevindende deel van een ijsberg stootte. Twee uur later zonk de Titanic, op 703 personen na al de drie en twintig honderd opvarenden mee in de diepte sleurend. In ant woord op de wanhopige S.O.S.-seinen ver scheen na eenigen tijd de Carpathia op het terrein van de ramp en slaagde er in een aan- en boord te

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1933 | | pagina 13