X PDU.S b was HOOFDSTUK V BR1SSAGO AAN HET LAGO MAGGIORE. 2 geen maar was dat van een zil- die hij al de en ook Nietrwe lezers beginnen hier: 4) John Mertels brengt na zijn terugkeer uit Afrika in En geland een bezoek aan een jeugdliefde, Mary, die tijdens zijn afwezigheid getrouwd is met een rijken bruut, jonk heer Hubert van Glanis, als betaling voor een ontcerende schuld, welke haar vader aan hem had. Mary en John nemen met een kus afscheid, terwijl Hubert thuiskomt. Hij schijnt dit gezien te hebben en ranselt Mary met zijn rijzweep af. John komt terug, slaat de terrasdeuren open en wurgt Hubert. Mary wordt naar haar slaapvertrek gebracht, en John zegt tot den butler Marvel; dat, nu hij haar op zoo'n manier van Hubert verlost heeft, hij verder niets meer voor Mary kan doen. Hij gaat dan met zijn neef op een Noordpool-expeditie. Het schip wordt echter door het ijs ingesloten en de leden besluiten zich in twee groepen te verdeelen en zoo te trachten hun doel te bereiken, terwijl het schip hen in den zomer achterna zal kome'n. Maxwell en Mertels zullen samen pogen de Boothia Golf te bereiken, langs dezelfde route, die het schip zou hebben gevolgd. Ze lijden vreeselijke ont beringen en staan aan groote gevaren bloot. Op zekeren nacht worden zij door een rommelend geluid gewekt en klimmen vol angst op de ijsheuvels om hun tent. Tot hun ontsteltenis zien ze hoe een ijsberg zich een weg door het ijs baant en recht op hen atkomt. Na de botsing is Maxwell verdwenen. Mertels zelf is niet gewond. Na drie maanden van verschrikkelijk lijden komt hij in een Eskimo-dorp. Een leven van twintig jaar onder de Eski mo’s had een groote verandering bij Mertels teweeggebracht. Op vijf en twintigjarigen leef tijd was hij lenig en slank geweest; een lange hing lang en dik langs zijn gezicht. Voor ieder een, behalve voor den vakgeleerde, was hij een Eskimo. De gewoonten van deze menschen, waaraan een blanke zich niet dan met de grootste moeite kan wennen, had hij terwijl zijn geest sliep, ongemerkt tot de zijne gemaakt. En zelfs nu hij weer met volle bewustheid om zich heen keek, vond hij nog, dat de ge woonten der Eskimo's volkomen geëigend wa ren voor het leven dat zij leidden. Hij merkte, dat hij ze alle tot de zijne had gemaakt, met uitzondering slechts van één: hij had geweigerd een vrouw te nemen, ondanks het feit, dat de stam hem onophoudelijk gewezen had op de schande, die dit meebracht. Want de onge huwde Eskimo’s zijn de slechtste jagers, waar mee geen enkele vrouw wil trouwen. Toen Mertels Hubert van Glanis had ver moord, was hij vijf en twintig jaar geweest. De Eskimo’s hebben geen enkel middel om den tijd nauwkeurig te meten; zij rekenen vager, met „seizoenen", en Mertels vernam van hen, dat hij drie „donkerten" bij hen was geweest, de één, die komen moest, niet meegerekend. Hij was dus acht en twintig, rekende hij uit. Acht en twintig! Nog jong met een heel leven vóór zich. Maar verloren voor zijn fa milie en vrienden en voor zijn eigen wereld. Hij vroeg de Eskimo’s herhaaldelijk of zij blanken of geen schip hadden gezien, zij schudden hun hoofd. Noch 'n blanke, noch ’n schip hadden zij gezien. Kelly en anderen moesten dus omgekomen zijn, het schip, „De Poolster”, moest in het pakijs zijn vergaan. Er bleef dus niemand over, die naar hem kon zoeken! Niemand, behalve Marvel misschien, wist, dat hij met de expeditie van „De Poolster’’ was meegegaan. En van de kleine, dappere beman ning was hij de eenige overlevende. Hij, Mer tels, de moordenaar Zijn geest was als verdwaasd en hij lachte slechts op kinderlijke wijze bij het geluid der menschelijke stemmen en hij sprak als een kind tegen de ernstige, vriendelijke inheem- schen over Mary, over Mary, die als veren vogel in het maanlicht was, en had verloren, ergens in de eeuwige sneeuw Toen Mertels, drie jaar later ongeveer, zijn verstand weer had teruggekregen, was hij een Eskimo onder Eskimo’s geworden. Zij hadden hem gekleed en gevoed. Zij hadden hem hun taal geleerd, die hij zich in zijn kinderlijken toestand zoo volmaakt eigen had weten te ma ken, als slechts zelden aan een blanke gelukt. Hij ontdekte, dat hij de beste jager van den stam was. De schroeiende zomerzon en de on barmhartige ijskoude winden hadden zijn huid verbrand en gebruind, en zijn haar, dat opge bonden was met den haarband der Eskimo’s, om ver was te hard, de strijd om het bestaan te zwaar, om voedsel te geven aan sombere gedachten of verlangens. En later was hij zich zelfs gelukkig gaan gevoelen door de liefde en aanhankelijk heid, die de Eskimo's hem betoonden. Zij hielden nimmer op zich te verblijden over het gelukkige toeval, dat Mertels naar hen toe gezonden had. Mertels was zoo knap en wist zooveel dingen, waar zij absoluut geen verstand van hadden. Wat jammer, dat hij weigeren bleef een vrouw te nemen, en hoe veel jonge meisjes weenden in stilte, omdat hij steeds zoo koel en terughoudend tegen hen was Toen hij hierover nadacht, kwam hij tot de conclusie, dat het lot hem op bijzondere wijze genadig was geweest. Hij had de wetten der samenleving geschonden door een onvergeef lijke daad. Hij was een balling voor altijd. Hij zou nooit meer kunnen terugkeeren. En nu had het toeval, of hoe hij het anders noemen moest, hem buiten het bereik van diezelfde wetten gebracht, die zich anders als wrekende armen naar hem zouden hebben uitgestrekt, en het had hem een nieuw leven en nieuwe men schen om onder te verkeeren, gegeven. De primitieve maatschappij, waarin hij opgenomen, moest wel noodzakelijk belang stelling opwekken bij een ontwikkeld man als John Mertels, want de Eskimo’s van Martins Inlet leefden nog op precies dezelfde manier en volgens dezelfde principes als zij in vóór historische tijden hadden gedaan. Zoowel voor ontdekkingsreizigers als voor missionarissen hun stam verborgen gebleven. Zij wisten, er blanke menschen bestonden, omdat zij de leden van andere stammen, naar hun oordeel legendarische, verhalen er over had den gehoord, maar zij waren toch in ieder op zicht onkundig van de- „zegeningen" der Wes- tersche beschaving. John Mertels hield van de menschen, bij wie hij terecht gekomen was. Gedurende de maan den, dat zij hem hadden verpleegd toen zijn geest, zooals zij het uitdrukten, „zwevend was geweest was hij van hen gaan houden met de eenvoudige, dankbare liefde van een kind. En nu hij de intelligentie had teruggekregen van den mannelijken leeftijd, was zijn liefde onveranderd gebleven. Hij was tot de ontdekking gekomen, dat hij hun op honderden manieren van dienst kon zijn. En op zijn beurt had hij honderden din gen van hen geleerd, van deze menschen, die zich in een dagelijkschen strijd om het be staan, eeuwenlang tegen ’n ongeloofelijk wreede natuur op meesterlijke wijze hadden weten te verdedigen. Met een dof gevoel van berusting, waaraan iedere onwilligheid volkomen vreemd was ge weest, had Mertels zich gereed gemaakt de gewoonten van deze menschen ook der tot de zijne te maken; het leven het bestaan te aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1933 | | pagina 4