1H IE
IF
IL I
J
een
hij handig in zijn
EEN COMPLEET VERHAAL
-
wel op afge-
was
de kast
EEN KIJKJE OP DE AAR BIJ BERN.
6
naar
bus
net vijf
igstig.
t is
raam. De muren
nieuw, goedkoop
vrouw
soms
zei
kom
en ‘het ver
hoek
thuis. Den geheelen dagf. Ik
aan het behangen geweest.’
me den geheelen dag geholpen
bevestigde vrouw Bolt.
ze.
is het
wanneer er
zaken was
een kwestie
aanmer-
om dit te gaan brengen
de salarissen van haar
moest betalen. Jim had alles vooraf
drie
het
was tot dan toe blootshoofds geweest pakte
het snorretje, de bakkebaarden en de porte
feuille in de beide couranten en betrad toen
andermaal het perron. Niemand had gezien, wat
hij had gedaan, daar had hij wel voor gezorgd.
Een man met een snorretje en bakkebaarden
en blootshoofds was de wachtkamer binnen
gegaan; een man zonder snorretje en zonder
bakkebaarden en met een pet op en een pak
onder zijn arm den inhoud der portefeuille
had hij eerst zorgvuldig verborgen in een die
pen zak, dien zijn vrouw opzettelijk in de voe
ring van zijn jas had genaaid kwam er uit te
voorschijn. Hij was nu weer Jim Bolt, en ieder
een mocht hem herkennen!
Vijf minuten later zat hij in den trein
Putney. Daar aangekomen nam hij een
naar Barnes, waar hij woonde. Het was
uur, toen zijn vrouw hem binnenliet.
„Hoe is het gegaan, Jim?” vroeg zij anj
„Gemakkelijk, antwoordde hij. „De poet
binnen, ouwetje!”
Hij legde zijn pakje op de keukentafel en
maakte het courantenpapier los. Hij liet zijn
vrouw het valsche snorretje en de bakkebaar
den zien en de opengesneden portefeuille. Daar
op liep hij naar de kachel, gooide alles er in
en wachtte tot het asch was geworden. Toen
keerde hij zich om en zei: „Ziezoo, er is geen
spoor meer over van hetgeen er is gebeurd
behalve dan de buil op den bankloöper zijn
hoofd. En dan natuurlijk 8it.Met de laat
ste woorden haalde hij de bankbiljetten uit zijn
zak en liet ze voor de oogen van zijn begeerig
toekijkende vrouw in zijn hand heen en weer
wapperenZe hadden zooals gewoonlijk het
plan samen uitgedacht, en hoewel hij het al
leen ten uitvoer had gelegd, voelde zij zich
toch trotsch, omdat ook zij er haar aandeel
aan had gehad. De vreugde over het succes
deed haar echter niet het feit over het hoofd
zien, dat er nog meer gedaan moest worden.
Het was een magere vrouw met scherpe trek
ken en pientere oogjes, die voortdurend er
gens voor op hun hoede schenen te zijn. Haar
geheele houding bewees, nu de eerste blijd
schap voorbij was, dat zij van hen beiden de
gene was, die alles bedisselde wat niet direct
tot den practischen kant van hun misdaden be
hoorde. Ze haalde verscheidene kleine biljetten
van het stapeltje en stak die in haar zak, ter
wijl hij vertelde „hoe gemakkelijk alles
gegaan....”
„Ik heb je alibi al klaargemaakt, Jim,”
ze toen. „Berg die biljetten in de kast en
eerst een kop thee drinken.”
„Nou," zei ze, toen hij twee koppen zoo goed
als achter elkaar had leeggedronken, „kom nou
eens mee.” Ze ging hem voor de gang in en
wierp de deur van hun huiskamer open. Al de
meubelen stonden in het midden van het ver
trek op een hoop, de paar goedkoope platen-
in-lijst leunden tegen de muren en het ver
sleten karpet lag opgerold in een hoek van de
kamer. Een klein vouwtrapje stond aan het
eene eind van de kamer bij het raam, ’n twee
de trapje stond er een eindje vandaan.
Over de beide trapjes lag een plank, zooals
behangers gebruiken. Een paar rollen behang
lagen op den grond bij het
waren juist beplakt met een
behang.
„Het is al heelemaal klaar,” zei de
trotsch. „Je alibi is er, Jim. Kan ik er
geen eed op doen, dat je den heelen dag bezig
bent geweest de kamer te behangen? Heb ik
den man, bij wien ik het behang heb gekocht,
niet verteld, dat je het zélf zou doen? En ik
heb een trapje geleend bij onze rechterburen.
Het is nu aan jou om ook het plafond te be
plakken, zoodat we, als ze van de politie ko
men, kunnen laten zien, dat we net nog bezig
zijn. Nou, Jim, wat zeg je er van?”
„Het is in orde, ouwetje,” grijnsde Jim. „Als
Turley komt want die zal er wel op afge
stuurd worden, als hij dienst heeft zal-ie zijn
oogen uitkijken.”
Zijn vrouw knikte en er kwam een grimmige
uitdrukking op haar gezicht. Hoe haatte zij
Turley, die haar man er al een paar keer had
„bijgelapt”! Het was altijd Turley, die zich aan
Jim als een klit scheen vast te hechten als er
iets was gebeurd, waar hij maar in de verste
verte bij betrokken kon zijn. Ze haatte hem
maar ze vreesde hem ook, want zij kende zijn
schranderheid en zijn vasthoudendheid.
„Ik zal de kachel aanmaken, Jim,” zei
„Dan droogt de kamer wat gauwer en
een beetje gezellig als Turley komt.”
Er was een hatelijke klank in haar stem, en
Jim wist, dat zij Turley met plezier gedood zou
hebben als zij er de kans toe kreeg.
Ze gingen samen aan het werk om het plafond
te beplakken, maar nauwelijks waren ze een half
uur bezig, of er werd gebeld. Jim liet den stof
fer met stijfs^ dien hij juist in zijn hand hield,
vallen, terwijl zijn vrouw kalm haar handen aan
haar schort af veegde. „Dat is Turley,” zei ze
bijna toonloos. Langzaam slofte ze de gang in
en deed den detective open, die druipend van
den regen binnentrad.
„Slecht weertje," zei hij, met goed voorge
wende jovialiteit. „Is je man thuis, vrouw Bolt?"
„Kom maar mee. Wat is er nou weer aan
de hand?”
„O, niets bijzonders," zei Turley, terwijl hij
achter haar de kamer binnenstapte, waar Jim,
den stoffer met stijfsel weer in zijn hand, hem
vragend aanstaarde. „Zoozei hij slechts. „Is
er weer iets?”
Jims vrouw stond nu achter den rechercheur,
terwijl deze antwoordde: „Ja, Bolt, ik zou je
graag even willen spreken. Waar ben je van
middag geweest? Omstreeks half drie?”
„Ik?” vroeg Jim, met een langen stem-uithaal.
„Ik? Wel, ik was thuis. Den geheelen dag. Ik
ben een beetje
„Ja, hij heeft
met behangen,”
„Zoo?”
„Ja,” viel de vrouw nu kwaad uit. „En wat
wou je nu eigenlijk van hem? Wil je hem soms
weer wat in zijn schoenen schuiven?”
„Ik wil alleen maar weten, of hij bewijzen kan,
dat hij den heelen dag hier was,” antwoordde
de rechercheur kalm.
„Bewijzen?" giftigde Jims vrouw. „Man, vraag
het aan de buren als je ons niet gelooft. En aan
den man, waar ik het behang heb gekocht. Ik
heb hun toevallig verteld, dat Jim ging be
hangen.”
im Bolt greep den man bij den arm, trok
hem snel in het nauwe, stille steegje, sloeg
zijn hand over z’n mond en gaf hem toen
slag achter het oor met een stuk ijzer, dat
*- ii— mouw
den. De banklooper viel als een blok
kreunde even en 1
wusteloos.
Jim Bolt stak het stuk ijzer vlug in zijn zak,
boog zich over den man heen en maakte den
musketon los, waarmee de portefeuille vastzat
aan den ketting, dien de man om zijn middel
had bevestigd. Toen plakte hij haastig, maar
toch secuur, een valsch snorretje en bakke
baarden aan zijn gezicht en liep kalm het slop-
je uit.
Het was nog gemakkelijker gegaan dan hij
zich had voorgesteld wat durf en vastbera
denheid hadden hem in het bezit gebracht van
een portefeuille met meer dan tweeduizend pond
aan bankbiljetten er in! Jim Bolt had zijn slacht
offer maandenlang geduldig en voorzichtig
gadegeslagen en was daardoor te weten geko
men, dat de man iederen Vrijdagmiddag, om
twee uur de bank verliet met een groot bedrag
aan geld bij zich, om dit te gaan brengen aan
een firma, die er de salarissen van haar per
soneel van
nauwkeurig overwogen; hij had gedacht,
minuten noodig te hebben om den man in
steegje te trekken, hem neer te slaan en er met
den buit vandoor te gaan; het had hem echter
slechts twee minuten gekost. Hij had den slag
goed toegebracht!
Kalm had hij zich verwijderd en zich tus-
schen de menschenmenigte begeven van de
hoofdstraat, waarop het nauwe, bochtige steeg
je uitkwam. Hij voelde zich volkomen veilig;
wie hem tegenkwam, zou hem niet gemakkelijk
herkennen, dank zij het valsche snorretje en de
bakkebaarden! En ook hetgeen hem nu te doen
stond, had hij vooraf grondig overdacht!
Jim Bolt kende de methode van de recherche
en de politie op zijn duimpje. Hij was 'n goede
bekende van hen, maar hij kende hen ook. Hij
had meer dan eens gezeten; hij wist precies
hoe Scotland Yard te werk ging
„iets gebeurd was”! De gang van
eenvoudig genoeg. Het was slechts
van uit te schakelen hetgeen niet in
king kwam.
Zoodra de heeren van Scotland Yard kennis
zouden hebben gekregen van den diefstal, zou
den ze er een paar rechercheurs op uitsturen
om volgens het gewone recept te werk te gaan.
Deze rechercheurs zouden een bezoek brengen
aan iederen beroepsdief, die niet in de gevan
genis zat, aan iederen bekenden zakkenroller en
voorts aan iedereen, die er mogelijk bij betrok
ken kon zijn. Ze zouden vragen en nog eens
vragen, ze zouden een alibi wenschen, en de
gegeven verklaringen aan de waarheid toetsen.
Wanneer ze op die manier te weten waren ge
komen, wie er niets mee te maken hadden, kon
den zij de anderen, die mogelijk schuldig waren,
„op vermoeden van schuldig te zijn” arresteeren.
Natuurlijk zouden ze ook bij Jim Bolt komen,
maar ze zouden niet voor des avonds komen.
Ze zouden hem ondervragen. Dat kon hem
niets schelen als hij maar eerst thuis was.
Ze konden hem zelfs in voorloopige hechtenis
stellen. Dat beteekende dan, dat ze, terwijl hij
was opgeborgen, zijn huis zouden afschrapen
met een stofkammetje. Ook dat kon hem niets
schelen als hij maar eerst thuis was!
Daarom liep hij zoo snel hij kon, tot hij een
bus zag, waardoor hij zich naar Waterloo Sta
tion liet brengen. Op het perron gekomen,
kocht hij twee ochtendbladen en ging naar de
wachtkamer.
Daar trok hij, zoodra hij alleen was, het val
sche snorretje en de bakkebaarden van zijn ge
zicht, sneed de portefeuille, die op slot was,
open met zijn mes en haalde er de bankbil
jetten uit. Daarna zette hij een pet op hij
verborgen had gehou-
een blok neer,
bleef toen stil liggen be-