DE ST. BERNARD IN W1NTERTOOI. Is in in 7 re 'ij id I i P Ik Ik k t, k r j bleef rMijn collega >en en >u vat ms J en hoed in er te en ver- i lachte e s Z n an, Ide ial. lag lan be id ilf >f~ Id, an ze in an ur, je in- e ;t ;e. et hij m, ?m 4s vV is 1. an in de gevangenis zit ziek te bed ligt. Laat mij je handen naar een ze di- uit was. aarze- I zou i ver be en de toen hij terugkwam, waren zijn jas van zijn hoed op den grond en keek Jim „Je alibi is naar de maan. Bolt,” zei hij. ,^Jij kan het weten, Turley,” c gemoedelijk, maar er was toch klank in zijn stem. „Ik kan het zeker weten," zei Turley. „Ik heb zoowat aan ieder huis in de straat gevraagd. Ze zeiden, dat je den heelen dag niet uit was geweest, maar dat ze je om vijf uur ongeveer met een pakje onder den arm hadden zien thuiskomen....” „Dat kan,” antwoordde Jim, die zich nu op veilig terrein waande, want hij was opzettelijk met dat pakje onder den arm’ naar zijn huis gewandeld. „Ik heb een boodschap vöor mijn vrouw gedaanop de markt!” Turley knikte, maar het was duidelijk, dat hij er niet veel van geloofde. „Ik ga nog eens zoeken,” zei hij tegen zijn collega. „Blijf jij zoo lang hier." „Verruïneer mijn boel niet meer, hoor!" zei slechts het gevaar, de angst zich bloot te zul len geven „Laat hem zoeken, Jim,” zei ze. „We hebben niets te verbergen. Laat hem maar zoeken.” En ze knikte veelbeteekenend tegen hem, als of ze zeggen wilde: „Je houdt je taai, praat je niet.” Toen ging ze zitten en den rechercheur in het gezicht uit. Een kwartier ging voorbij, zonder dat er een woord werd gesproken. Er werd geen geluid gehoord, behalve het vallen van de uitgebrande kolen in de kachel en het kletteren van den regen tegen de ruiten. Maar Jim en zijn vrouw gaven elkaar teekenen en wenken, die zij al leen verstonden en waardoor Jim zijn oude zelfvertrouwen weer geheel terugkreeg. Na twintig minuten kwam de tweede recher cheur met het bevel tot de huiszoeking en toen bleef er geen stoel, geen kopje, ja men zou kunnen zeggen geen speld op zijn plaats! Zij verloren Jim en zijn vrou<v geen oogenblik uit het oog, en gaven hun geen moment gelegen heid om alleen te zijn. De rechercheurs lichtten de kleeden op van den grond, zochten in kas ten en hoeken, onder en in de matrassen Ze klopten tegen iedere plank, waarvan ze dachten, dat er iets achter of onder verborgen kon zijn. Maar ze vonden niets. Ze zochten zelfs tusschen de balken en pannelatten op zolder, maar ze slaagden er niet in iets bezwarends voor Jim voor den dag te halen. Wel trokken ze twee latten kapotEindelijk ontmoetten de beide mannen elkaar weer in de huiskamer, waar Turley rusteloos op en neer begon te loopen, terwijl Jim en zijn vrouw hem zwij- gend-triomfantelijk aankeken. Plotseling ging Turley naar de deur. „Ik blijf niet lang weg," zei hij over zijn schouder tegen zijn collega, die met een hoofdknik antwoordde. Turley bleef nauwelijks tien minuten weg teen hij terugkwam, waren zijn jas en h: doorweekt. Hij sloeg den regen van den rand aan. „Ik heb niets aan wat je hun verteld hebt. Ik wil het bewijs." Het bleef even stil na de woorden van den detective. Toen kreeg Bolt een sigaret uit zijn vestjeszak en grijnsde. „Wat heb je eigenlijk op je hart, Turley?” „Ik kan 't je gerust zeggen," antwoordde deze. „Ze hebben vanmiddag om halfdrie een bank- looper overvallen in een steegje, en „Overvallen?” Jim keek volmaakt onschuldig en zijn vrouw deed er het hare bij. „Ja," vervolgde Turley, niet in het minst ge ïmponeerd door hun houding, „en ze hebben zijn portefeuille met ruim tweeduizend pond aan bankbiljetten gestolen „Hè,' deed vrouw Bolt, „jij hebt nou nooit eens zoo'n buitenkansje, Jim!” Ze lachte hate lijk tegen den rechercheur. „Mensch, bezondig je niet,” viel Jim veront waardigd uit. „De zaak is ernstig genoeg tweeduizend pond.... Is dat veel, Turley? Maar alle gekheid opzij je denkt toch niet, dat ik het gedaan heb? Ik ben den geheelen dag thuis geweest!” De detective gaf geen antwoord, maar verliet plotseling de kamer, en ging de keuken in waar hij even om zich heen keek en toen de vaten- kastopentrok. Jim en zijn vrouw sloegen hem van den dermpel af gade. „Als je soms naar een portefeuille zoekt,” zei Jim sarcastisch, „die heb ik niet, hoor!'' Turley wendde zich haastig om, en zag dat ook de vrouw cynisch lachte. Hij liet zijn ge moedelijke houding nu varen en zei bruusk: „Jij hebt er de hand in gehad, Bolt. Ik voel het al heb je nog zoo’n mooi alibi. Jullie zijn -met je drieën, die zooiets kunnen doen: de twee anderen kunnen het niet gedaan zei hij. antwoordde Jim een angstige te beletten dat hij zou schreeuwen i van zijn vijf vuile vingers op den man zijn gezicht achter." Turley sloeg Bolt aandachtig gade en hij lach te echter nauwelijks zichtbaar toen hij merkte, dat Bolt even schrok. Maar 't was Jims vrouw, die het verraste zwijgen van haar man verklaarde. „Hij probeert je er in te laten loo pen, Jim," riep ze waarschuwend. Spottend keerde ze zich toen tot Turley: „Ik ken je trucs! Indien de sporen op dien man zijn gezicht dui delijk waren geweest, had. je Jim wel meege nomen om zijn vingers te vergelijken. Dan zou je daar niet blijven staan praten! Laat hem gerust je handen zien, Jim!” Ze greep de polsen van haar man en toonde zijn handen aan den detective. „Alsjeblieft man, allemaal stof en stijfsel, zooals ik al zei. Omdat hij aan het be hangen is geweest den heelen dag!” Turley haalde zijn schouders op. „Ik zal het huis doorzoeken,” zei hij. „Zoek voor mijn part, tot je een ons weegt," gilde vrouw Bolt woedend. „Maar zoowaar ik leef, ik zal een klacht tegen je indienen als je mijn boeltje door de war maakt. En waar is je bevel tot huiszoeking, hè?” De detective lachte grimmig. is er mee onderweg, vrouw Bolt.” Turley ging zitten en keek nadenkend den grond, terwijl vrouw Bolt haar man wenk gif. Met haar scherpe intuïtie had reet begrepen, waar de detective op Ze had gemerkt, dat één beweging, één i ling, één ondoordacht antwoord, fataal kunnen zijn. Het spel van vernuft tegen nuft had zijn hoogtepunt bereikt. En ze greep, dat zij het diende te zijn, die den detec tive moest verslaan. Turley zou niets doen; hij zou, slechts rustig wachten en af en toe een vraag stellen, tot zij in de val liepen, die hij onderwijl voor hen bedachtHij had den tijd en de zekerheid aan zich; voor hen was maar en hebben." „En waarom niet?” „Omdat de een ander eens zien?" Bolt stak zonder een woord te zeggen zijn handen uit. Maar zijn vrouw deed haastig een paar stappen naar voren. „Wat is er met zijn handen? Ze zijn vuil van stof en stijfsel.Waarom wil je zijn handen zien?” „Dat zal ik je zeggen. De man, die den bank- looper heeft beroofd, sloeg zijn hand over zijn mond om te beletten dat hij zou schreeuwen en hij liet de sporen den man zijn vrouw Bolt dreigend. „Jullie hebben al een paar latten van het dak stuk getrokkenHet lekt al boven op zolder....” Turley gaf geen antwoord. Hij ging weer zoeken en het was reeds middernacht toen hij het opgaf. Hij keerde terug naar de huiskamer en ging zitten, diep in gedachten verzonken. Zoowel Jim als zijn vrouw slaagden er uitste kend in, hun ongedurigheid en angst te ver bergen. Eindelijk zei Jim: „Zeg, Turley, zouden we nog naar bed mogen vandaag? Ik ben moe, want ik heb den heelen dag behangen, zie je.. Dat ben ik niet gewoon Turley hief zijn hoofd op en sprak langzaam en nadrukkelijk: „Ik zal je wat zeggen! Ik geef je tien minuten tijd om de waarheid te zeggen. Indien je er in dien tijd niet in slaagt te be wijzen, dat je onschuldig bent, neem ik jullie allebei in voorloopige hechtenis. „Je kunt ons evengoed tien jaar geven om het te vertellen,” viel vrouw Bolt uit. Turley zei niets, maar legde zijn horloge op zijn knie. Er werd geen woord meer gezegd, en de stilte werd drukkend. De regen sloeg met woedende vlagen tegen de ruiten; het vuur in de kachel doofde Vijf minuten waren voorbijgegaan. Jim rook te zijn goedkoope sigaretten uiterlijk vol komen op zijn gemak. Zijn vrouw blikte af en toe kwaadaardig naar de detectives. Bijna waren de tien minuten om, toen vrouw Bolt een uitroep net nog op tijd binnenhield, door haar hand voor heur mond te slaan. Haar oogen staarden groot en angstig naar het pla fond, dat juist behangen was. Turley keek verrast op. Iedereen keek op naar boven, naar het plafond. Er viel een looden stilte. Jim liet de sigaret uit zijn mond vallen en vergat ze op te rapen. De regen, die in stroomen uit den hemel viel, viel ook op het dak van Bolts huisje; hij stroomde met drie straaltjes door de opening, die de detectives in het dak gemaakt hadden toen ze de beide latten beschadigde en het water was door den vloer van den zolder ge drongen en had het nieuwe witte behang door weekt, dat Jim dien avond pas geplakt had. Het papier kon den druk van het zware water niet weerstaan en liet op de naden los, en daar zaten, zoodat iedereen het kon zien, tusschen het nieuwe witte behang en de zoldering, in lange rijen de bankbiljetten, die slechts door het regenwater aan het behang gekleefd bleven. Turley sprong op en uitte een kreet van triomf. „Ik wist wel, dat je ze had, Bolt," riep hij. „De vegen op het gezicht van den bank- looper waren inderdaad te onduidelijk om ons te helpen, maar dat zullen nu de nummers van deze bankbiljetten wel doen Vrouw Bolt slaakte een ijselijken kreet, maar ze ging toch kalm mee, evenals trouwens haar man!

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1933 | | pagina 9