wat verbaasd trok zij (Nieuwmarkt met Waag) MARKT TE AMSTERDAM t van er Ze zijn als een tyran, ze houden En ze geluk begrijpen, dat alles goed echter gekluis- en ver en op. en.... Tom." hij zijn overleden vrouw voor haar zou kunnen vergeten. Een oogenblik gelooft hij zelfs, dat het meisje ook voor hem meer dan gewone vriendschap voelt, maar onmiddellijk ver werpt hij die gedachte als dwaas en ongerijmd. Mamie wil beslist haar reisplan niet wijzigen, en met een ossenwagen het binnenland ingaan. Darton biedt aan voor het gespan te zorgen en het meisje, haar moeder en haar neef te vergezellen en tegen mogelijk gevaar te beschermen. Het meisje accepteert het voorstel, en vertelt hem dan een en ander uit haar leven. Ze is rijk en verloofd met Tom, haar schatrijken neef. Darton meent uit haar woorden te be grijpen, dat ze niet van den jongeman houdt en daarom bang voor haar toekomst is. Hij vraagt zich af of ze met hem wel gelukkig zou worden, maar hij durft deze gedachte niet af te maken. De volgende dagen besteedt hij met het in orde bren gen van de reisbenoodigdheden, nadat ook Mamie’s moeder en Tom Jefferson er accoord mee zijn gegaan. Soms betrapt Darton zich op gevoelens van jaloerschheid tegenover Tom, maar hij probeert een eerlijk metgezel voor hem te zijn. Onder uitbundig plezier van Mamie en Tom vertrekt de karavaan. Darton spreekt af en toe Kaffers, die zij tegen komen, aan om te trachten iets te weten te komen over een eventueel uitbreken van den opstand. Tegen Tom zegt hij, dat zij op de Kaffers, die hen vergezellen, wel kunnen vertrouwen, daar de leider van hun Kaffer-jongens zeer aan hem verknocht is en zoodoende de anderen wel in het rechte spoor zal houden. Na tien dagen hooren ze van een Boer, dat er toch ongeregeldheden met de Kaffers plaats gehad hebben. Van terugkeeren willen Mamie en jom echter niets weten, zoodat Darton er in berust de reis voort te zetten, vooral ook omdat Mamie den tocht zoo buitengewoon prettig schijnt te vinden. Op zekeren avond vraagt ze zich af, wanneer ze samen zit ten te praten, wat het voordeel van rijk zijn is. Een weinig vrijheid, een beetje vreugde en geluk, dat vindt ze niét veel. Nieuwe lezers beginnen hier: 10) Een jonge Engelschman, Buster Darton, is, na een paar jaar hard gewerkt te hebben in Zuid-Afrika, getrouwd. Na een week schiet hij 's nachts zijn vrouw dood, daar hij haar in het donker voor een Kaffer aanzag, die hem wilde be stelen. In dien eenen nacht is hij spierwit geworden. Vol wanhoop en afschuw van zichzelve keerde hij het leven den rug toe en ging in een verlaten wildernis wonen, ieder levensgevaar tartend, echter zonder zijn leven te verliezen. Op zekeren morgen wordt hij in zijn eenzaamheid ge stoord door een jongeman en een meisje te paard, die de vallei, waar hij zijn dagen slijt, komen bezoeken. De jonge man is hem dadelijk onsympathiek, doch tot het meisje dat sprekend op zijn overleden vrouw lijkt voelt hij zich sterk, aangetrokken. Hij toont haar de vallei en vertelt haar er de bijzonderheden van. Zij is heel verbaasd als Buster haar vertelt, dat hij in deze woestenij woont. Zij vraagt hem haar eens een bezoek te komen brengen. Zij maakt met haar moeder en haar neef een reis door Zuid-Afrika en logeert eenige dagen in Graaf Reinet, de dichtstbijgelegen stad. Buster belooft niets, en aanvan kelijk wil hij ook niet gaan. Hij heeft immers met het leven afgerekend Eenige dagen later hoort'hij, dat er gevreesd wordt voor een Kafferoproer, en dan voelt hij een sterken drang in zich opkomen het meisje, Mamie Jessica Lowell, te beschermen tegen het naderend gevaar. Hij rijdt spoorslags naar Graaf Reinet, doch zij heeft die plaats reeds verlaten. Dan reist hij haar naar verschillende plaatsen achterna, tot hij haar eindelijk aantreft in Potchefstroom. Het meisje is echter niet van plan voor een eventueelen opstand haar reisplan te veranderen, en ze wil toch het binnenland ingaan. Uit het gesprek meent Darton te mogen opmaken, dat ook zij voor een of ander geheim verdriet vlucht en het avontuur zoekt. Zijn sympathie voor het meisje groeit voort durend, en wordt zelfs zoo groot, dat hij soms meent.dat genomen. Maar dat is begrijpelijk, want ik heb nooit een broer of zuster gehad.” „Ik ook niet,” antwoordde hij ernstig. „Ach, u....” merkte zij zachtjes op. „Ik wou, dat ik wist wat u zoo ongelukkig maaktU moet iets ernstigs hebben ondervonden, daar ben ik van overtuigd. O, ik kan niet aan verdriet of ongeluk denken! Waarom moet dat er zijn? Waarom kunnen we niet altijd gelukkig zijn? Ons leven is toch maar zoo kort.” ,4a, waarom niet?” zei hij grimmig, zich gaan latend. „Als we dat wisten, kind, dan zouden wij het grootste geheim van het leven hebben opge lost. Maar zoover zullen wij nooit komen. Van welk standpunt we het ook bezien, niemand kan ooit verklaren, dat het verdriet, het lijden, nood zakelijk was in t menschenleven. Alleen daarom al niet, omdat de mensch niet voor het lijden ge schapen is. Zie des nachts op naar de sterren luister overdag naar de vogels buig u over een roos en snuif haar geur op kan de mensch, die omringd is door al deze schoonheid, geschapen zijn om te lijden? Immers neen! En tochhoeveel lijden er niet onnoemelijk! Vragen we naar het waarom wie zal dan voor hen allen persoonlijk het antwoord geven? Eén ongelukkige handbeweging hij dacht aan het schot in dien ongeluksnacht één ondoordacht oogenblik, en wat geluk was, kan in de fractie van een seconde veranderd worden in de diep ste smart, het hevigste zelfverwijt. Waarom den een dit treft en den ander niet? We moeten deze vraag met een schouderophalen beantwoorden. Wilden we er een antwoord op geven, dan zou dit zijn, alsof iemand zichzelf wilde waarnemen door in den achterkant van een spiegel te kijken. Hij zou den spiegel als waardeloos willen weg gooien, omdat hij hem niets onthult, hem geen antwoord geeft op zijn vraag. Maar indien iemand den spiegel voor hem omkeerde, zou hij met één oogopslag het antwoord hebben op zijn vraag. Zoo is het ook met ons: wanneer wij het leven willen doorgronden, kijken wij in den achterkant van een spiegel. Wij vermogen het geheim van het heelal, van de schepping niet te benaderen, laat staan op te lossen. Later zal het misschien geopenbaard worden. Later, als onze stoffelijke oogen geen beletsel meer voor ons zullen vormen om werkelijk te kunnen zien, dan zullen wij wellicht de harmonie der schep ping doorgronden en is, zooals het is.... Nu zijn we terd aan de consequenties van onze daden die zijn vaak even onherroepelijk als het leden Hij dacht, terwijl hij deze woorden zei, aan zijn eigen verleden, dat als een zware last, dien hij onmogelijk van zich af scheen te kunnen schudden, op hem drukte. Ze waren even te voren opgestaan, omdat hij het niet goed voor haar vond, nu de zon reeds was ondergegaan, nog op den heuvel te blijven zitten. De avond was koel, en er trok een lage damp langs het veldt Zwijgend liepen ze even naast elkaar voort, tot het meisje opeens bijna fluisterend, als sprak ze tot zichzelf, zei: „Consequenties.... onher roepelijk.... Wat vind ik die woorden wrèèd! ons in slavernij! eischen alles van ons op tot zelfs ons endat van anderen „Beiden?” vroeg zij, haar wenkbrauwen „Ja,” zei hij. „U Plotseling week de kleur uit haar gezicht. Haar oogen verloren hun glans en schenen hem opeens veel dieper te liggen. Hij zag haar lip pen trillen. Zij beheerschte zich echter en er verscheen een flauw glimlachje om haar mond. „Tom?" herhaalde zij toen. „Ik dacht niet aan Tom. Natuurlijk hij zal er zijn, altijd, zooals hij er altijd geweest is.” Ze lachte nu eenigszins nerveus. „Er schijnt, als ik terugzie, geen ge beurtenis in mijn leven geweest te zijn, waaraan hij op de een of andere wijze geen deel heeft „Neen,” antwoordde hij ernstig. „Niet veel althans, wanneer men te jong is om er het voordeel van te beseffen en te gelukkig om het tegendeel te vreezen. U spreekt van een beetje geluk, maar weet u wel, dat er duizen den zijn, die naar dat beetje smachten, omdat zij het verloren hebben? Maar u heeft gelijk., voor kan het niet veel beteekenen, omdat er geen kans is dat u het verliezen zult. Het ge luk gaat met u mee, als ik het zoo eens zeg gen mag. Het groeit met u, het is een deel van u geworden. Maar vindt u het wel verstandig, om met dat geluk te spelen? Alsals er iets gebeurde, dan zoudt u het beiden betreuren.."

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland. Geïllustreerd Weekblad | 1934 | | pagina 4