w
O!
O
HET
HONDJE
r-
D
a
VARIA
VARIA
Theo te-
•’*W
HOE ZOUDT GE DIE FIGUUR IN EEN LIJN
TEEKENEN?
;r
l(o
-.e
ge-
eens,
een
gedeelte
lijn heen
dat
ge-
je houdt boven
over.
Hier zien jullie
een teekening van
een wassende en
afnemende maan,
die nageteekend
moet worden zon
der je potlood van
het papier te ne
men en zonder
meer dan één keer
over een lijn of
een gedeelte van
een lijn heen te
gaan.
Men
„Laat u
of je kans ziet na
De nummers zijn alleen maar geplaatst
beschrijving van de oplossing, die ge
'»p deze pagina vindt, te vergemakkelijken.
Oplossing:
HOE ZOUDT GE DIE FIGUUR IN EEN LIJN
TEEKENEN?
Begin bij punt I, ga dan langs de gebogen
lijn 17 4, van 4 langs 4 5 2, van 2 langs
2 6 3, en van 3 langs 3 5 1.
„Vijf
kelier.
„H'm, dat is niet te duur. Nou, jongens," ver
volgde ze daarop tegen Jan en Theo, „dan kun
nen jullie hem koopen als je wilt, want ik heb
vijftig gulden uitgeloofd voor dengeen, die
maakte, dat ik Fik weer terug kreeg, en aange
zien jullie daar inderdaad voor gezorgd hebben,
hebben jullie ook recht op die belooning. Je
kunt je foxterrier, dus koopen en
dien nog vijf en twintig gulden
„Vijftig gulden!" riep Jan.
„Dat is een boel geld voor...." Hij wilde
zeggen: „voor zoo'n grappigen hond," maar hij
zweeg wijselijk. De dame scheen echter te be
grijpen, wat hij bedoelde, want ze antwoordde:
„Ik geef toe, dat hij er op het oogenblik niet
al te voordeelig uitziet, maar jullie moeten hem
eens komen zien, als hij geborsteld en gekamd
is. Hij heeft al verscheidene prijzen gewonnen."
Jan en Theo knikten
De dame haalde iets uit haar taschje en over
handigde Jan twee briefjes van vijf en twintig
gulden. „Alsjeblieft,” zei ze, „die hebben jullie
eerlijk verdiend." En met deze woorden vertrok
ze. Fik triomfantelijk met zich mee voerend.
Jan en Theo kochten nu den foxterrier en toen
zij met het diertje den winkel verlieten, keken
ze elkaar overgelukkig aan.
„Nog vijf en twintig gulden over,” zei Jan op
getogen, toen ze den hoek van de straat om
gingen. „Nu kunnen we nog een fijne mand
voor hem koopen en dan houden we nóg een
boel geld over. Hebben wij even geboft?"
zegt,
Mohammed
woon deze figuur met één slag van zijn
zwaard in de lucht te beschrijven. Kijk
te gaan, hoe hij het deed.
om de
elders
EEN FAMILIE
(Slot)
Korte inhoud van het voorafgaande:
Twee broertjes. Jan en Theo, hadden al lang naar
een hondje verlangd, speciaal naar een foxterrier,
dien ze in een winkel hadden gezien. Maar... ze
hadden geen geld genoeg om hem te koopen en hun
vader zei, dat ze er maar voor moesten sparen.
En wat gebeurde er? Op zekeren dag vonden ze
een briefje van tien. Gauw renden ze er mee naar
den winkel. Nu konden ze den foxterrier koopen.
Gelukkig was hij er nog.
In het hok naast den terrier, zat een andere
hond, vuil en gewond, die klaaglijk jankte, terwijl
de terrier rustig lag te slapen. De jongens hebben
zoo'n medelijden met den anderen hond, dat ze
besluiten dien te koopen. De koopman, die het
briefje van tien in Jans hand zag, vraagt er tien
gulden voor en geen cent minder.
Zuchtend stemmen de jongens toe.
Maar zoodra ze met den hond op straat loopen,
rukt hij zich los en rent als een pijl uit den boog
weg naar een dame, die daar wandelt.
Jan én Theo hollen hem achterna.
De dame denkt eerst, dat ze hem gestolen hebben.
Maar Jan zegt verontwaardigd, dat ze hem eerlijk
gekocht hebben van geld, dat ze gevonden hadden.
De dame gelooft het nog niet en neemt hen mee
naar den winkel. Tot niet geringe verbazing van de
jongens zegt de winkelier, dat hij den hond nooit
gezien heeft. De dame meent nu, dat er voldoende
bewezen is, dat de jongens gelogen hebben en ze
roept een agent. Gelukkig heeft de agent echter
gezien, dat de jongens met den hond den winkel
uitkwamen. Hij noteert naam en adres van de dame
en de jongens en beveelt den winkelier den jongens
hun geld terug te geven. De man trekt zijn toon-
bankla open en haalt er het briefje van tien uit,
maar Jan maakt een afwerend gebaar.
„We hebben ons daarnet verg-istbegon
hij hakkelend. „We.... ik heb dat briefje van
tien gevonden, en.... en.... we hebben ver
geten dat we het naar het politiebureau moes
ten brengen.
„Ahem," zei de agent. „Ja, jongens, dat is
jammer voor jullie, maar ik ben nu wel ver
plicht, het in beslag te nemen. Jullie weten toch
wel, dat je hetgeen je vindt, niet maar zoo
houden mag?"
IN EEN OPVALLEND
TOILET
WEET GE, HOE EEN SPIN EEN RIVIER
OVERSTEEKT.
Een spin kan, natuurlijk, niet vliegen, maar
toch heeft dit dier een zeer ingenieuze methode
bedacht om van den eenen oever van een niet
al te breeden stroom naar den anderen te ko
men. Het spint een langen, fijnen draad en laat
dien op den wind in de lucht drijven, tot hij vast
blijft zitten aan een of ander voorwerp, een tak
of een struik, aan den overkant van de rivier
of den vijver. Indien de eerste draad niet houdt,
spint ze er nog meer, net zoo lang, tot einde
lijk een er van zich aan een steunpunt vast
hecht. Dan onderzoekt de spin den draad heel
zorgvuldig, om na te gaan of hij sterk genoeg
is om haar te kunnen dragen. Is dit het geval,
dan loopt zij over deze zelf gemaakte brug
heel gemakkelijk naar den overkant!
Jan knikte. „Ja, mijnheer," zei hij, „maar
ehehwe wilden zoo graag een hond
hebben ziet u, en daarom hadden we er heele-
maal niet aan gedacht om het briefje naar het
politiebureau te brengen.We waren zoo
blij.
De dame gaf den agent een knipoogje.
„En welken hond hadden jullie dan wel wil
len koopen?" zei ze. „Mijn hond?"
„Neen, juffrouw," zei Jan. „We hadden eigen
lijk dien foxterrier willen hebben, die' een met
de vlek op zijn oog, maar toen we hier kwa
men om hem te koopen, zagen we uw hond
zitten, en vonden het zoo zielig voor hem dat
hij in zoo’n klein hokje zat, waarin hij zich
bijna niet eens bewegen kon, dat we
„Dat jullie Fik maar verlost hebben uit zijn
gevangenis?” vulde de dame aan.
„Ja, juffrouw," zeiden nu Jan en
gelijk.
„Maar we hadden liever den foxterrier
had,” voegde Jan er nog bij.
„Nu, dan weet ik het goed gemaakt," zei de
dame vriendelijk. En zich tot mijnheer Krijn
wendend, zei ze: „Laat u dien foxterrier eens
zien.
„Ja, dame," zei deze, achter zijn oór krab
bend, „maar dat is een echte rashond, ziet u,
en dien kan ik niet voor tien gulden ver-
koopen.
Jan en Theo keken sip
„Mijn hond was zeker geen ras?" deed de
dame lachend. „Maar enfin, iaat u dien terrier
tóch maar eens zien!”
Mijnheer Krijn deed wat hem bevolen werd
en zette den foxterrier op de toonbank.
De dame knikte.
„Ja," zei ze, „het is een echt rashondje." En
toen ze de bedroefde gezichten van de twee
jongens zag, vervolgde ze: „Jullie zullen hem
toch wel kunnen koopen, denk ik...." En zich
tot mijnheer Krijn wendend, vroeg ze: „Wat
vraagt u voor dat hondje?"
en twintig gulden, dame,” zei de win-