12 kwaam jurist. Hij liet daartoe het oog vallen op mr Pieter Ingelveert, eerder pensionaris van Duinkerke, en tevens op diens 22-jarige dochter Catalina. Hij vroeg haar ten huwelijk - hij schroomt niet dit eerlijk te vermelden - om zich zo van rechtsbijstand door zijn schoonvader te verzekeren. In dit verband verhaalt hij ook de lotgevallen van Pieter Ingelveert. Deze genoot een grote reputatie als pensionaris van Duinkerke, maar was niet geliefd bij de Spaanse gouverneur. Met assistentie van enige jezuïeten en de bisschop van leper beschuldigde deze de pensionaris van ketterij. De inquisiteurs beweerden bij het doorzoeken van zijn bibliotheek ook enige ket terse boeken te hebben gevonden, zodat Ingel veert in afwachting van een proces gevangen werd gezet op het kasteel Rupelmonde. De familie vreesde het ergste en besloot een ontsnapping te organiseren. Op gezette tijden werd een kist met linnengoed van en naar het kasteel vervoerd en de familie besloot met be hulp daarvan een ontsnapping a la Hugo de Groot in het werk te stellen. De pensionaris wendde ziekte voor, zodat hij al enige dagen niet was waargenomen, liet zich in de kist slui ten en wist met behulp van een dienstmeisje en een omgekochte schipper uit het kasteel te ont snappen. Aan de overzijde van de rivier wacht ten vrienden die hem in vermomming naar Frankrijk brachten. Vandaar vertrok hij naar Middelburg. Ingelveert werd te Middelburg als bekwaam jurist en bestuurder enthousiast ontvangen. Hij kreeg toestemming in de kerken van de rege- ringsbank gebruik te maken en werd dadelijk benoemd tot lid supernumerair van de Raad van Vlaanderen. Het is opmerkelijk hoe snel immigranten een positie in het staatsbestel ver wierven wanneer zij eenmaal tot de staatskerk waren toegetreden. Zoals gezegd, vroeg Baute niet zonder bijbe doeling de hand van Catalina Ingelveert. Maar hij zag haar toch ook als een ideale echtgenote; zij had zich immers trouw en dapper gedragen bij de organisatie van de ontsnapping van haar vader. De partijen werden het eens en op 6 ok tober 1630 werd het huwelijk door ds Gillis Burs ingezegend. De bruiloft werd echter door een tragisch voorval overschaduwd. Op de hu welijksdag van zijn dochter voelde Pieter Ingel veert zich onwel, al hoefde hij zich niet aan cle feestelijkheden te onttrekken. De daarop vol gende dagen was hij niet in staat te verschijnen en na zeven dagen kwam hij te overlijden - een feit dat Baute overigens niet tot een vroom commentaar inspireerde. Dat was wel het geval bij het overlijden van zijn vrouw in 1648. Hij zag toen terug op een gelukkig huwelijk van achttien jaren: Ik mag met liber gemoed verklarendat wij altijd paisi bel te samen hebben geleefd, zonder de minste oneenigheid van verwijting ofkijvage, altijd met alle respect malkander bejegenende, zoo als bet betaamde. Och! dat ieder zoodanige verklaring met vrije consciëntie kon doen, hoe aangenaam zou het den Almogenden God zijn. Baute schrijft niets over zijn handelsactivitei ten te Middelburg. Slechts indirect maakt hij daarvan gewag door een opgave van faillisse menten van belangrijke kooplieden te Middel burg, die hem ook de nodige schade zullen hebben berokkend. Overlijden in 1657; kinderen Zijn verhaal schreef hij in 1657, toen hij door ziekte drie maanden zijn kamer moest houden. Op 18 april voltooide hij het geschrift met nog eens een uiteenzetting van de intentie: Uit dit klein bewerp zal men kunnen zien, wat de menschen zoo in ouderdom als jonkheid al on derworpen zijn, van berooving van goederen, arresten en gevangenissen, pijnen en smarten, periculen zoo te land als op zee, movers van alle zijden, ondankbare menschen, ja, al zijn het vrienden, die men toevertrouwt zijne conques- ten en middelen, infideliteit van rekening en andere inconvenienten meer en daar en tegen de zegeningen welke God Almachtig na vele en diverse calamiteiten ons kan toebrengen. De verwachte beterschap bleef uit; vermoedelijk 26 mei kwam Baute te overlijden en de 28e werd hij begraven in het familiegraf in de Oude Kerk te Middelburg. Baute had negen kinderen, onder wie vier zonen. De naar hem genoemde David overleed binnen een jaar; van de anderen zette Joannes het handelshuis voort; Pieter werd rechtsge leerde; Franqois werd arts. Diens zoon David Baute bracht het tot secretaris van Middelburg en bewoonde een fraai huis in de Wagenaar straat tegenover het koor van de Oude Kerk. Bautes geschrift is een belangrijk document bumain. Het laat zien hoe zwaar ook het leven van de beter gesitueerden kon zijn, dat de rijk dom niet gemakkelijk werd verkregen maar een grote persoonlijke inzet vergde. In deze bij drage is de autobiografie vooral benut als boei end verhaal. Geen onderzoek is ingesteld ter verificatie of nadere uitwerking van belangrijke

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1991 | | pagina 14