56 DUINVEGETATIE met talrijke soorten als parnassia (Parnassia palu- stris), moeraswespenorchis, vleeskleurige orchis en late zegge (Carex oederi). De licht humeuze bodems waren nog voldoende open voor de ves tiging van soorten uit het dwergbies-verbond, zoals dwergbies en dwergbloem, die we in de Zeepevalleien als eerste in de opnieuw vochtige, wat hoger gelegen niet-geïnundeerde gedeelten zien terugkeren. Het betrof in de Verklikker even eens de wat hoger gelegen valleigedeelten die niet inunderen en die, gezien het kalkgehalte, hun microreliëf danken aan instuiving van een dun laagje kalkhoudend zand. Evenals in de Zee pevalleien, is het kalkgehalte van dit in dikte wis selende laagje ingestoven zand de afgelopen de cennia door uitloging afgenomen. In het huidige stadium zijn de uitblazingsval- leien van Verklikker en Zeepe goed met elkaar te vergelijken, waarbij moet worden aangetekend dat op een aantal plaatsen in de Zeepevalleien de ontkalking door het geheel ontbreken van het in stuiven van kalkhoudend materiaal verder is voortgeschreden. Zoals eerder is opgemerkt, heeft dit te maken met een snellere fixatie van de verstuiving in het voorliggende duingebied door de naaldhoutaanplant. In de vegetatie manifes teert dit verschil in kalkgehalte zich in het ontbre ken van klein wintergroen en dwergvlas in de Verklikker, terwijl omgekeerd parnassia in het Zeepe afwezig is. Of dit zo blijft, dient, gelet op de in het Zeepe getroffen regeneratiemaatrege len, te worden afgewacht. Een interessant aspect bij de vergelijking van de valleien in Zeepe en Verklikker is het feit, dat de effecten van vernatting en langdurige inunda tie op de vegetatie in het Zeepe worden bezien vanuit het "niets", teiwijl in de Verklikker nog een "compleet" ontwikkelde vochtige duinvallei vegetatie aanwezig was. Aan het verloop van de grondwaterstanden kunnen we zien dat de aan vankelijk eind jaren zeventig matig vochthou- dende, nooit geïnundeerde Verklikkervallei in de jaren zeventig geleidelijk natter werd. In de reeks nattere jaren vanaf 1979 trad achtereenvolgens een spaareffect op, en inundatie in de winter kwam voor het eerst voor in 1980. De vegetatie reageerde met een sterke toename van parnassia, moeraswespenorchis en vleeskleurige orchis. De laatste soort, waarvan de verspreiding eerst was beperkt tot de lagere, vochtiger valleigedeelten, wordt vanaf die tijd in de gehele vallei aangetrof fen. In de periode 1982-1987 is de vallei in juni rose gekleurd door de bloeiende orchideeën. Dit blijkt een vervanging te zijn van het witte parnas- sia-aspect in augustus en september. Parnassia is in de vallei sterk afgenomen, en blijkt zich uitslui tend te handhaven op plaatsen die 's winters niet of zeer kort inunderen (zie ook Schat, 1982). Ver volgens veranderde het beeld opnieuw na de zeer natte winter 1987-1988. De gehele vallei in- undeerde tot in het begin van de zomer. De ver anderingen in de vegetatie waren ingrijpend. Een aantal veel voorkomende soorten uit liet knop- bies-verbond en het dwergbies-verbond ver dween geheel, en in 1988 blijkt een sterke nivel lering te hebben plaatsgevonden. Talrijke soorten, zoals vleeskleurige orchis, moeraswes penorchis, stijve ogentroost (Euphrasia stricta) en parnassia, zijn verdwenen. Waternavel, water munt, fioringras (Agrostis stolonifera) en zachte witbol (Holcus lanatus) zijn aspectbepalend ge worden. In het juni-nummer van Zeeland volgt deel 3, handelend over regeneratie. Hierbij zal ook de li teratuuropgave volgen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1992 | | pagina 14