66 ZEEUWSE TAPIJTEN nieuwe boek dat veel nu eens fraai op een rij wordt gezet, maar naar moderne maatstaven ge meten is er toch wel erg veel nog niet behandeld. De financiering der tapijten Zo is, ironisch genoeg, in deze uit de provinciale kas ondersteunde uitgave weinig aandacht be steed aan de financiering van de daarin behan delde, uiterst prestigieuze onderneming. In de zestiende en de zeventiende eeuw werden belas tingen eigenlijk alleen geheven ter bestrijding van de kosten van oorlogvoering en van bestuur. De aankleding van een vergaderruimte of het loge ment van de stadhouder zou ook nu nog onder de noemer bestuurs- of representatiekosten ge bracht kunnen worden, maar hier ging het toch om wel zeer grote bedragen. Het is opmerkelijk dat Van Swigchem en Ploos van Arnstel aan de fi nanciering slechts één zin wijden (blz. 28): "De tapijten, vervaardigd op initiatief van "den lande", d.w.z. het soevereine gewest Zeeland, zijn be taald door de Zeeuwse admiraliteit, en wel uit de inkomsten van de zgn. convoijen en licenten". De gehele financiering (wie betaalde wie voor wat, en wanneer) valt echter exact na te gaan in de ar chieven van de Zeeuwse rekenkamer. Ik krijg echter niet de indruk, dat de auteurs van die bronnen erg gretig gebruik hebben gemaakt. Dat geldt ook in een aantal opzichten voor de be schikbare literatuur. Een en ander wil ik illustre ren aan de hand van enkele voorbeelden. In 1986 verscheen reeds het dunne maar inte ressante werkje van F.H.M. Grapperhaus over de convoyen en licenten. Grapperhaus legt zeer goed uit wat licenten waren: heffingen op de uit- "Bergen op Zoom". voer van goederen naar de vijand; de heffingen waren een oorspronkelijk Zeeuwse uitvinding, die door andere gewesten gretig werd overgeno men. Zonder nu in lange verhalen te vervallen, had hier best enige plaats voor mogen worden ingeruimd. Wat wil namelijk het geval? In prin cipe kwam de opbrengst van de convoyen en li centen ten goede aan de oorlogvoering ter zee, een taak van de admiraliteiten. Deze admiralitei ten waren, hoewel de Zeeuwse bestuurderen dat decennialang ontkenden, geen gewestelijke maar generaliteitsinstellingen. In de bestaande litera tuur, overigens grotendeels geschreven door "Hollandse" historici, vinden we een litanie over Zeeuwen die stelselmatig de Generaliteitskas be nadelen door allerlei inkomsten te verzwijgen of belastingen niet te heffen ten einde de concur rentiepositie van de Zeeuwse kooplieden te ver sterken. Wat van deze aantijgingen waar is, is he laas nog nimmer geheel systematisch onderzocht. Een feit is echter dat het Zeeuws bestuur een dubbele boekhouding bijhield, waarin nu juist de tapijten een belangrijke rol blijken te spelen. Zij werden gefinancierd uit de bij de inning van con voijen en licenten gemaakte "abuizen". Deze abuizen werden jarenlang "pro memorie" ge boekt, in afwachting van een finale rekening door de Zeeuwse thesaurier-generaal mr. Jacob Valcke, dezelfde die namens de Staten de feite lijke opdracht voor de verschillende wandtapijten mocht verstrekken. Toen Valcke was overleden, moest er voor het sterfhuis ten slotte wel een echte rekening worden opgemaakt. Het is bij deze rekening dat we vrijwel alle kwitanties terug kunnen vinden van de kosten aan reizen, inspec-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1992 | | pagina 28