GROND WATERBEHEER EN REGENERATIE IN DE DUINEN VAN SCHOUWEN 51 J. Beijersbergen Na het begin van de waterwinning in de jaren dertig zijn de duinen van Schouwen langzamer hand verdroogd. Tot omstreeks I960 kwamen in een klein deel van het duingebied nog de van ouds rijk geschakeerde milieus van vochtige duinvalleien in enige mate voor; nadien nam ten gevolge van de zich sterk uitbreidende verblijfsre- creatie de vraag naar drinkwater explosief toe, wat tot een sterke verdroging leidde. Behalve de waterwinning, hebben "verbeterde" ontwatering van de binnenduinen na 1953 en de uitgroei van het 400sha grote naaldhoutbestand (aangeplant tussen 1923 en 1941) in het zuidwestelijk duinge bied plaatselijk sterk tot de verdroging bijgedra gen. Na 1978 kwam de kentering. In dat jaar werd begonnen met de infiltratie van water uit het Ha ringvliet in een tweetal niet ver van zee gelegen valleien in het naaldbos. Tegelijkertijd werd de onttrekking van natuurlijk grondwater gehal veerd. Uit begeleidend geohydrologisch onder zoek (in 1985 uitgevoerd door de Watermaat schappij Zuidwest-Nederland) is gebleken, dat het rivierwater na vermenging met natuurlijk grondwater -svoor zover dat niet wordt terugge- wonnens- uittreedt naar zee, en dat de versprei ding ervan in het duingebied beperkt blijft tot het diepere grondwater onder een gedeelte van het naaldbos. Bovendien bleek dat in het centraler gelegen deel van het duingebied ten westen van Haamstede (Zeepeduinen) een jaar later een aan merkelijke stijging van de grondwaterspiegel had plaatsgevonden, in de orde van 60 tot 80scm. In een aantal duinvalleien was de stijging van de grondwaterstand voldoende voor een veran dering van vrij droog naar zeer nat. Deze plotse linge waterstandsverhoging had en heeft voor het duinvalleimilieu ingrijpende gevolgen. De enige aanwijsbare oorzaak van deze waterstandsverho ging is de in 1978 tot stand gebrachte halvering van de onttrekking van natuurlijk grondwater - sin samenhang met het kunstmatig opzetten van het grondwaterniveau in het noordelijk deel van de boswachterij, waar de infiltratie plaatsvindts- waardoor een permanente stijging van de grond waterspiegel optrad (Beijersbergen e.a., 1985). Sinds 1978 wordt door de Provincie Zeeland in dit gebied een begeleidend vegetatieonderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek, dat plotselinge vernat- ting, waarbij het water langdurig boven het maai veld staat, niet leidt tot de terugkeer van duinval leisoorten, maar veeleer tot verarming, verruiging en overheersing van slechts enkele triviale soor ten. Het maakt daarbij niet uit, of de vernatting wordt veroorzaakt door verminderde onttrekking van grondwater of door natuurlijke oorzaken, zoals verschillen in jaarlijkse neerslag. Dit blijkt uit een referentieonderzoek in de Verklikkerdui nen, die niet door wateiwinning zijn beïnvloed. Voor de regeneratie van waardevolle duinvegeta ties is aanvullend natuurbeheer in de vorm van begrazing door dieren, maaien, hakken en plag gen nodig, maar ook dergelijke maatregelen sor teren zeker niet zoveel effect als verjonging door middel van verstuiving. In het volgende worden de ontwikkeling van de Schouwse duinen en de veranderingen in de ve getatie na de vernatting beschreven. In het juni- nummer van Zeeland (nr. 2) zal op de mogelijk heden tot regeneratie worden ingegaan. 1. De Schouwse duinen (fig. 1) Algemeen In Nederland worden twee soorten duinen on derscheiden: de Oude Duinen en strandwallen die 8000 tot 4000 jaar geleden zijn gevormd, en de Jonge Duinen, die sinds de tiende eeuw zijn ontstaan. Uit historische bronnen weten we dat het huidige Schouwse duinlandschap is ontstaan ten gevolge van enorme zandverplaatsingen. die een westelijker gelegen, ouder en lager duinland schap hebben overdekt. Archeologische vondsten in verschillende op ongeveer 5sm +SN.A.P. gele gen duinpannen van onder andere veel Pings- dorf-scherven (tot ca. 1200 na Chr.) bevestigen dit beeld. Recente karteringen (Van Rummelen, 1970) tonen aan, dat onder een groot deel van de huidige Jonge Duinen het oude duin- en strand- zand kan worden aangetroffen. Hetzelfde geldt voor de valleien waar momenteel ecologisch on derzoek plaatsvindt. Van vegetatiekundig belang is het feit, dat het merendeel van deze valleien is uitgestoven tot op het niveau van het kalkloze oude zand. De plantengroei in de duinen in het Deltagebied wordt in plantengeografisch opzicht wegens de primaire rijkdom aan kalk beschouwd als beho rende tot het Duindistrict. Opmerkelijk is, dat de Schouwse duinen ondanks hun situering in het Duindistrict zich onderscheiden door hun relatief geringe kalkrijkdom. Een primaire kalkrijkdom van 1% a 2% komt veel voor. Hierdoor neemt Schouwen een tussenpositie tussen Duindistrict

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1992 | | pagina 9