DE NAMEN VAN DE VEERSE REDERIJKERSKAMERS
Ill
P. Scherft
In het O-nummer van Zeeland verscheen van de hand van één der leden van de Commissie Zelandia II-
lustrata van het Zeeuws Genootschap een artikel over het gebrandschilderde raam van de rederijkerska
mer te Veere (blz. 21-23), dat de omslag van het O-nummer van Zeeland sierde. In een reactie geeft P.
Scherft enkele nadere bijzonderheden omtrent beide kamers, en gaat met name in op de naamgeving
van de kamer St. Annakinderen.
De beschouwing van de Commissie Zelandia
Illustrata over het gebrandschilderde raam van de
rederijkerskamer te Veere in het O-nummer van
Zeeland heeft mij ertoe aangezet, nog wat na te
denken over de patronaten van de beide oude
kamers, die in 1530 samengingen. Dat bij die fu
sie voor de naam Missus Scholieren werd geko
zen, wijst erop, dat deze rederijkerskamer de be
langrijkste van de twee was. Daarom zou ik met
deze kamer willen beginnen.
Met de evangeliewoorden 'Missus est angelus
Gabriel a Deo' ('de engel Gabriël is door God ge
zonden'), namelijk naar Nazareth om Maria aan te
zeggen dat zij een zoon van de Heilige Geest zal
ontvangen, begint de schriftlezing op de kerke
lijke feestdag van Maria-Boodschap, de Annun
ciatie (25 maait). Gabriël vertoont zich aan Maria
om zijn opdracht uit te voeren. Deze fase pleegt
in de christelijke kunst te worden afgebeeld ter il
lustratie van het aankondigingsverhaal in Lucas 1,
26-38. Zo algemeen verspreid en populair als
deze voorstelling is, zo zeldzaam zijn de afbeel
dingen van de daaraan voorafgaande episode,
waarin Gabriël zijn goddelijke opdrachtgever
aanhoort. Een van de spaarzame voorbeelden be
vindt zich in een uit de twaalfde eeuw daterende
Engelse psalter, het zgn. Shaftesbury Psalter. God
de Vader, zetelend op de hemeltroon, instrueert
de eerbiedig naar hem opziende Gabriël. Onder
de miniatuur is geschreven: 'Missus est angelus
Gabriel a Deo'.
Behalve op 25 maart, werden deze woorden
tijdens de liturgie in de adventsweken gereci
teerd, en wel op woensdag na de derde advents
zondag'. Die dag, gelijk aan de eerste woensdag
na het grote feest van St. Lucia, was de jaarlijkse
feestdag van de Missus Scholieren. Dan werd de
'gulden misse' (gildemis) ter ere van het patro
naat van de rederijkerskamer, Maria-Annunciatie,
in de kerk opgedragen. Op welk altaar dit ge
beurde, is niet bekend, maar te denken valt aan
het hoofdaltaar in de aan Maria gewijde kerk te
Veere. Vermoedelijk was dit altaar voorzien van
een retabel met een afbeelding van Maria-Bood
schap, zoals die later in combinatie met haar de
vies en de leliën en akeleien van de oude blazoe
nen in het gebrandschilderde raam van de
rederijkerskamer is verwerkt (zie omslag O-num
mer Zeeland
De rederijkers gingen om te repeteren voor de
door hen op te voeren spelen ter schole, dat wil
zeggen, zij verzamelden zich in een daartoe be
stemde ruimte, de 'scola'. Die benaming ging
over op de bijeenkomsten zelf en op het aldaar
oefenende gezelschap, dat dus uit 'scholieren'
heette te bestaan. Evenzo hadden de minstrelen
in de Middeleeuwen reeds hun 'scola'. De naam
'scola cantorum' is nog steeds voor koorzangers
in gebruik.
In de aan Maria-Boodschap gewijde rederij
kerskamer ging het om Missus Scholieren. Die
naam is later, na de Heivorming, niet goed meer
begrepen. Men maakte er 'missende scholieren'
van, waarbij we ons helemaal niets kunnen voor
stellen, behalve misschien spijbelende schoolkin
deren, maar die komen hier niet in aanmerking.
De naam van de andere rederijkerskamer, St.
Annakinderen, lijkt meer voor zichzelf te spre
ken: een gezelschap dat zich onder hoede van St.
Anna als patrones heeft gesteld. Toch zou ik wat
ruimte willen laten voor een ietwat andere bena
dering. De verering van St. Anna was in Zeeland
niet onbekend; men denke aan plaatsnamen als
St. Anna-ter-Muiden en St. Annaland, alsook aan
de naam van de rederijkerskamer in Veere en een
naar St. Anna vernoemde kamer in Nieuwerkerk.
Op het laatst van de vijftiende eeuw kwam de
verering van St. Anna allerwegen meer in zwang.
Ook haar nakomelingschap werd daarbij betrok
ken, zodat het accent op Anna als moederfiguur
kwam te liggen2.
Volgens de overlevering was zij de vrouw van
Joachim, van wie zij een dochter kreeg, en de
moeder van Maria. De legende vertelt verder, dat
zij na Joachims dood nog tweemaal een huwelijk
is aangegaan, en beide malen het leven aan een
dochter schonk. Deze dochters heetten beide ook
Maria en schonken samen het leven aan zes zo
nen. Anna had dus drie kinderen, allen dochters,
en, met inbegrip van Jezus, zeven kleinzonen.
Haar gehele familie - ouders, echtgenoten en na
komelingschap - staat in de beeldende kunst als
'de heilige maagschap' bekend. Deze voorstelling
komt ook in minder uitgebreide vorm voor, bij