UITGEVERSBEDRIJF VAN DE VENNE
89
Afb. 4: Een derde vignet
van de drukkerij 't is al
goet wat cunste doet'.
bevatte voorwoorden en dichtwerk van Jan en
Adriaen. De bundel werd verkocht 'inden Win-
ckel van wijlent Jan Pietersz. vande Venne' en bij
Adriaen van de Venne in Den Haag. Na de dood
van zijn broer was Adriaen namelijk meteen naar
de hofstad verhuisd, terwijl het Middelburgse uit
geversbedrijf nog gedurende een korte tijd in
handen bleef van Jans weduwe, Catharina de
Gheyn. Uitsluitend reeds op stapel gezette projec
ten werden afgewerkt en een enkel gelegen
heidswerk verscheen in compagnonschap met
zwager Adriaen in Den Haag. Maar al vlug, te
weten na haar tweede huwelijk met Huybrecht
Ruysschaert, trok Catharina de Gheyn zich uit het
uitgeversbedrijf terug en kwam de Middelburgse
drukkerij in handen van Jacob de Vivere.
Depublikatie van de Zeeusche Nachtegael (1623)
Het hoogtepunt in de uitgeverscarrière van Jan
Pietersz. en in de samenwerking tussen beide
broers kwam ongetwijfeld met de publikatie in
1623 van de succesvolle bundel de Zeeusche
Nachtegaelwaaraan ook Adriaens literaire de
buutbundel, het Tafereel van Sinne-mal, was ge
hecht. Het boekwerk kende een lange voorge
schiedenis. In 1Ó18 had Cats in zijn Silenus
Alcibiadis het literaire absenteïsme van de
Zeeuwse poëten aangeklaagd en het tegenover
de letterkundige bedrijvigheid in Holland gesteld.
Zijn verwijt had de Van de Vennes ertoe aangezet
om - met Cats als mentor - de pennevruchten van
meer en minder begaafde Zeeuwse literatoren te
bundelen tot een welluidend tegenbewijs: hun
Zeeusche Nachtegael zou niet langer nog een kik
ker zijn die slechts een 'hees ghewrock uyt stin-
ckende poelen' wist voort te brengen. Dat het de
gebroeders Van de Venne met deze manifestatie
van Zeeuws zelfbewustzijn duidelijk ernst was,
blijkt onder meer uit het schilderij waarop
Adriaen de publikatie van de bundel heeft vast-
CTelpOrl
In 1621 hadden de plannen voor de uitgave
vaste vorm gekregen en het jaar daarop moet de
bundel reeds zo goed als klaar zijn geweest:
Adriaens gedicht, de 'Middelburchse Lauwer-hof,
zou als drempeldicht de bundel openen en op
adequate manier de intenties en de inhoud van
de bundel voorstellen. Op 22 juli 1622 werd aan
Jan Pietersz. het octrooi voor de editie toege
staan. Toch zou het nog tot het voorjaar van 1623
duren voor de bundel verscheen. Door deze ver
traging werd Huygens' Voorhoutdat aanvanke
lijk in de Nachtegael zou worden opgenomen, af
zonderlijk gepubliceerd. Het uitstel was het
gevolg van Anna Roemer Visschers geruchtma
kende bezoek aan de Zeeuwse gewesten in de
zomermaanden van 1622. Het gulle onthaal dat
haar bij de Zeeuwse literatoren te beurt viel, had
ongetwijfeld te maken met de gunstige faam die
deze tiende muze was voorafgegaan: in l6l8 had
Cats haar zijn Maechdenplicht opgedragen, terwijl
ook de Zeeuw Peutemans-haar toen met lofdich
ten had bedacht. Het bezoek van de gevierde
dichteres aan de Zeeuwse hoofdstad bracht niet
alleen nieuwe kopij aan voor de Nachtegael
maar wijzigde ook de oorspronkelijke opzet. Men
droeg het boekwerk in navolging van Cats'
Maechden-plicht op aan de Amsteldochter, of
stelde de bundel althans in het teken van haar
bezoek. Daarnaast werd de Nachtegael - bij wijze
van hommage - een bewuste repliek op Cats' eer
steling. Binnen dit nieuwe concept was geen
plaats meer voor Adriaens drempeldicht, en de
'Middelburchse Lauwer-hof werd verschoven
naar het Sinne-maldat met een aparte titelpa-