RECIFE
133
Pachtboeren van de Nederlanders
In de haven van Recife beheerden de Zeeuwse
kapers hun eigen opslagplaatsen, en voor de aan
voer van mondvoorraden voor de proviandering
van de kaperschepen werd zelfstandig zorg ge
dragen. Men wenste niet afhankelijk te zijn van
de WIC, die zich in die jaren nog maar met
moeite wist te handhaven in het door de Portuge
zen bedreigde Recife. De bevoorrading van de
paar duizend overgebleven inwoners van Recife
verliep zeer onregelmatig. Terwijl in Nederland
werd gediscussieerd over wat men met deze ver
vallen kolonie aan moest en op welke wijze hulp
moest worden geboden, was liet leven in de be
legerde vesting Recife onhoudbaar geworden. De
soldaten die de forten bemanden en waarvan
sommigen in jaren geen soldij hadden ontvangen,
liepen als bedelaars door de straten en aten liet
afval uit de goot. Er is wel beweerd dat hun kle
ding zodanig versleten was, dat sommigen niet
eens meer kans zagen hun 'schamelheyt' te be
dekken!
Dit alles stond in tegenstelling tot de vertegen
woordigers van de kaperdirectie, wie het aan
niets ontbrak. Hun pakhuizen puilden uit van de
buitgoederen, die voornamelijk uit kisten suiker
bestonden. Omdat in de belegerde stad nauwe
lijks nog kooplieden waren die over voldoende
geldmiddelen beschikten, werd de suiker ook
wel in de buitgemaakte schepen gestuwd en naar
Zeeland gebracht om daar te worden geveild. De
pakhuizen van de WIC waren daarentegen zo
leeg, dat de ratten er stierven van de honger. Om
de eerste nood te lenigen werden door de kaper
directie wel goederen beschikbaar gesteld en
werd tevens hulp geboden bij het herstel van de
forten en de stadsmuren.
De schepen van de Zeeuwse kapers lagen in
middels als waakhonden voor de riviermonden
om de met suiker afgeladen karveels met bestem
ming Portugal aan te vallen. De goedbewapende
en snelle Zeeuwse fregatten hadden toepasselijke
namen, zoals 'Fret' en 'Hazewind'. De Zeeuwen
muntten uit in het verzinnen van kleurrijke
scheepsnamen. Zo komen we in die jaren het
'Rad van avontuur' en de 'Getergde kaasboer' te
gen, maar ook een weinig toepasselijke naam
voor zo'n woest en gevaarlijk bedrijf: de Moeder
en maagd'. Hoe bevreesd de bemanning van de
Portugese karveels wel was, blijkt uit het feit dat,
wanneer de schepen eenmaal ongezien de Brazi
liaanse havens hadden verlaten, ze eerst vijftig tot
zestig mijl in zuidelijke richting koersten. Pas dan
voeren ze verder uit de kust om uiteindelijk een
noordelijke koers te sturen en zo aan hun bela
gers te ontkomen. Het succes van de Zeeuwse
kapers betekende, dat maar weinig van de gepro
duceerde suiker in Portugal aankwam, en dat
was voor de Braziliaanse suikerboeren aanleiding
om zichzelf te betitelen als de 'pachtboeren van
de Nederlanders'. Na 1650 werden de gemakke
lijk te veroveren Portugese karveels vervangen
door grotere en beter bewapende schepen. Er
werd meer in vlootverband gevaren, en ook En
gelse en Hollandse schepen namen aan dit trans
port deel. De Zeeuwen volgden deze ontwikke
lingen op de voet, pasten ook hun schepen aan,
en hoewel het aantal prijzen (buitgemaakte sche
pen) wat afnam, werden nog regelmatig vele
buitgoederen te Recife opgeslagen en verhan
deld.
Hollanders en Zeeuwen
Dat de Nederlanders weinig eensgezind tegen de
opstandige Portugezen optraden, blijkt wel uit
het volgende. In november 1652 veroverden
enige Zeeuwse kapers een Hollands schip dat in
dienst van de Portugezen voer. En nog weer
enige maanden later verliet een convooi van
achttien Portugese suikerschepen Kaap Santo Au-
gustinho op de kust van Brazilië, waarvan er, zo
bleek later, vier de Nederlandse nationaliteit be
zaten. De Zeeuwen raakten in gevecht met een
aantal hiervan, en één van de vier werd veroverd
en opgebracht naar Recife. Daar werd de kapitein
van het buitgemaakte schip, de Amsterdammer
Gerrit Jansen, door de directeuren van de
Zeeuwse kaperdirectie veroordeeld om 'met een
strop om de hals aen een pael te staen'. Later
werd hij vrijgelaten, en bij toeval ontmoetten
twee Zeeuwse kaperkapiteins, die het schip van
Jansen hadden veroverd, hem in Amsterdam. Jan
sen was nog altijd woedend over deze vernede
rende behandeling, en zei dat hij inmiddels op
een veel groter schip voer en ook deze keer
weer Brazilië als bestemming had. Hij schold de
Zeeuwen uit voor 'schelmen en fielten' en be
loofde wraak te nemen.
Veel Hollandse kooplieden en reders waren
bereid handel te drijven met Brazilië, of dit nu
onder Nederlandse of Portugese vlag gebeurde.
De Amsterdamse dichter Joost van den Vondel
zei het in die jaren reeds: 'Ter liefde van het ge
win, daer het al om draait en reist...'.
Het is begrijpelijk dat het stadsbestuur van Re
cife, dat werd gevormd door de Hooge Raad, die
hier namens de WIC het bewind voerde, moest
toestaan dat de directeuren van de particuliere
Zeeuwse kaperrederij ook bestuurlijk hun invloed
lieten gelden en zich met de dagelijkse gang van
zaken in de stad bemoeiden. Toen dan ook in
1653 bleek dat de kolonie niet kon worden be
houden, werd ook directeur Huybrecht Brest be
trokken bij de onderhandelingen over de over
gave van de stad aan de Portugese belegeraars.
In januari 1654 was de overgave een feit en werd
de stad door de Portugezen ingenomen. Over
eengekomen werd dat inwoners en militairen de