SEDIMENTATIE IN DE DELTAWATEREN: KWANTITEIT EN KWALITEIT
7
139
J.W.M. Kuijpers
De Delta van Zuidwest-Nederland zoals wij die nu kennen, is niet meer dan een voorbijgaand stadium
in een proces van voortdurende verandering. In de loop der eeuwen hebben de afzetting van sediment,
dat wordt aangevoerd door de rivieren en de zee, en de vormende en verwoestende krachten van stro
ming en golven voor ingrijpende veranderingen in Zuidwest-Nederland gezorgd. Sinds de late Middel
eeuwen is de mens als landschapsvormende factor van steeds groter belang geworden, eerst door de be
dijking van de hoger gelegen gronden en daarna door de afsluiting van de meeste zeegaten: het
Deltaplan. Het zou echter een misverstand zijn, te menen dat door de uitvoering van het Deltaplan de
kaart van Zeeland zijn definitieve vorm heeft gekregen. In de diverse Deltabekkens zijn de landschaps
vormende krachten nog even werkzaam als altijd, zij het niet overal op dezelfde manier. In dit artikel
zal worden ingegaan op de afzetting van riviersediment, de processen die daarbij een rol spelen, de ver
anderingen in de kwaliteit van het rivierwater en de waterbodem, de effecten van de verontreinigde wa
terbodems op het milieu en de maatregelen die getroffen zouden moeten worden om de hierdoor ont
stane problemen op te lossen.
Veranderingen
Tot aan de uitvoering van het Deltaplan stonden
alle wateren in Zuidwest-Nederland onder in
vloed van Rijn, Maas en Schelde. Bij gemiddelde
afvoer was de invloed op Grevelingen en Ooster-
schelde beperkt (zie afbeelding 1), maar bij ho
gere afvoer konden aanzienlijke hoeveelheden ri
vierwater en riviersediment de Grevelingen en de
Oosterschelde bereiken. Het Hollands Diep en
het Haringvliet waren dan volledig gevuld met ri
vierwater. Een deel van het riviersediment werd
afgevoerd naar de Noordzee en door de noord
waarts gerichte kuststroom grotendeels in de
richting van de Waddenzee getransporteerd.
Ook vanuit zee werden grote hoeveelheden se
diment aangevoerd. De bodem van rivieren en
zeegaten bestond veelal uit een mengsel van ri
vier- en zeesediment. In de Grevelingen, de Oos
terschelde en de westelijke delen van de Wester-
schelde overheerste het zeesediment, in het
Hollands Diep en het oostelijk deel van de Wes-
terschelde het riviersediment. In de Deltawateren
heerste min of meer een dynamisch evenwicht.
Plaatselijk waren er echter duidelijke verschillen:
in sommige geulen vond erosie plaats en op rus
tig gelegen ondiepten vaak sedimentatie.
De achtereenvolgende afsluitingen in het water
van de Deltawerken beïnvloedden de verdeling
van water en sediment ingrijpend. Bovendien
nam in veel gevallen de stroomsnelheid af. Door
de aanleg van de Grevelingendam in 1964 kon
het rivierwater nog slechts in sterk verdunde
vorm via de Noordzee en het Brouwershavense
Gat de Grevelingen bereiken. Door de voltooiing
van de Brouwersdam in 1971 werd ook deze
route afgesloten. Nog belangrijker was de aanleg
van de Volkerakdam in 1969, waardoor Volkerak,
Krammer en Oosterschelde werden afgesneden
van directe rivierinvloed. Door de afsluiting van
het Haringvliet in 1970 verdween grotendeels de
invloed van de zee uit het noordelijk Deltabek
ken. Tot slot is in 1987 het Volkerak-Zoommeer
ontstaan en geheel gevuld met rivierwater.
Rotterdamse waterwe
260 I I Maas
Afb. 1: Schema van de waterafvoerstromen in Zuidwest-
Nederland.
Door al deze waterstaatkundige werken is de
afvoerverhouding van water en sediment van Rijn
en Maas drastisch gewijzigd. Wij beperken ons
hier tot het sediment (zie afbeelding 2). Sinds
1970 bezinkt een groot deel van het door Rijn en
Maas aangevoerde sediment in de Nieuwe Mer-
wede, de Amer en het oostelijk deel van het Hol
lands Diep. Een klein deel, vooral de fijnere sedi
menten, bezinkt in het westelijk deel van het
Hollands Diep en het Haringvliet of wordt via de
Haringvlietsluizen naar de Noordzee afgevoerd.