HET GRAF VAN EEN GRAAF 155 troffen riddergraf 'zo goed als zeker' het graf is van Willems broer, Floris de Voogd (blz. 101). De bewaard gebleven zerk dateert zij op de tweede helft van de dertiende eeuw. De steen zou bij de uitbreiding van de koorkerk in de veertiende eeuw naar de huidige plaats (een nis tussen twee steunberen) zijn overgebracht. In die beschermde positie heeft dit graf de in 1492, 1568 en 1940 aangerichte verwoestingen overleefd, zij het niet zonder beschadiging. Dijkstra, onwetend van de bevindingen van Dhanens, beschreef het skelet dat onder deze zerk in goede toestand van conservatie werd aan getroffen. De in 1817 gegeven beschrijving van het gebeente liet er geen twijfel over bestaan dat het aangetroffen skelet identiek was aan de des tijds blootgelegde stoffelijke resten. Op grond van ziin gedetailleerde onderzoek concludeert Dijk stra, dat het hier inderdaad gaat om het skelet van een man tussen de 25 en 30 jaar oud die door geweld om het leven is gekomen. Gezien de aard van de beschadigingen aan de schedel moet de man op slag dood zijn geweest. Daar mee is het uitgesloten, zo concludeert Dijkstra, dat dit de resten van Floris de Voogd zijn, van wie bekend is dat hij weliswaar overleed ten ge volge van tijdens een toernooi opgelopen ver wondingen, maar na afloop van dat toernooi nog een maand heeft geleefd. Een uitvoerige analyse van de aard van de verwondingen die op het skelet zijn aangetroffen brengt Dijkstra tot de vol gende vaststelling: "Wat wij constateerden, is met wat ons over de dood van Willem II is overgele verd in volledige overeenstemming te brengen' (blz. 134). Die overeenstemming gaat zelfs zover, dat op delen van het Middelburgs skelet een merkwaardige zwarte aanslag werd aangetroffen, die past bij het verhaal dat Willems gebeente vóór de overbrenging naar Middelburg in 1284 w erd gevernist en behandeld 'gelijk men gewoon was te doen met de overblijfsels der martelaren'. Kortom: na twee - voor zover ik kan beoorde len - zorgvuldig uitgevoerde studies zijn we weer terug bij af. Stelt Dhanens het bewaard gebleven riddergraf met grote waarschijnlijkheid op naam van Floris de Voogd, op zijn beurt stelt Dijkstra, dat 'er niet de minste twijfel hoeft te bestaan dat het onderzochte skelet van Willem II afkomstig is'. Het maakt mij toch nieuwsgierig naar een na der fysisch-chemisch onderzoek van dit intrige rende Middelburgse gebeente: een onderzoek waarvoor Dijkstra in Middelburg geen toestem ming kreeg, dit in tegenstelling tot destijds bij de in Rijnsburg aangetroffen skeletten. Tot het moment waarop zo'n nieuw onderzoek ter hand zal worden genomen, beveel ik de stu dies van Dijkstra en Dhanens van harte ter lezing aan. Ze behoren mijns inziens voor eenieder die serieus in de geschiedenis van het oude Hol- Afb. 3: Afbeelding op de zerk van Willem II: een geschon den riddergestalte met aan zijn voeten een liggende hond. Uit: Verhandelingen van bet Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1820, tegenover blz. 13. landse gravenhuis (en van graaf Willem II in het bijzonder) is geïnteresseerd, tot de verplichte lite ratuur. Voorwaarde is wel, dat de studies naast - of na - elkaar gelezen worden. Noten 1. B.K.S. Dijkstra, Graven en Gravinnen van bet Hollandse Huis. Onderzoek van de stoffelijke resten, opgegraven op het terrein van de voormalige abdijkerk te Rijnsburg, Zutphen 1979. Zie ook F.W.N. Hugenholtz, E.H.P. Cord- funke en B.K.S. Dijkstra, Graven van Holland en de abdij van Rijnsburg, Zutphen 1980. 2. Vgl. De Faam van 1 oktober 1980. 3. E. Dhanens, 'Het graf van Rooms-Koning Willem II en de rol van Jan van Gossaerl in de wederuitrusting van de koorkerk te Middelburg in Zeeland'. In: Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen. Letteren en Schone Kunsten van België; Klasse der Schone Kunsten, 46 (1985) nr. 1, 61-142. Besproken door M.P. de Bruin in Zeeuws Tijdschrift, 36 (1986), 41-45. 4. N.C. Lambrechtsen van Ritthem, 'Verslag aangaande eene in het jaar 1817 ontdekte grafzerk en een daar onder bedekt menschelijk geraamte in de Koorkerk te Middel burg'. In: Nieuwe verhandelingen van het Zeeuwsch Ge nootschap der Wetenschappen, dl. 3, zesde stuk, (1820), blz. 1-29.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1992 | | pagina 37