160 VERZAMELINGEN Afb. 2: Vindplaats van de munten op de begraafplaats voor Westhove en Berkebosch. Albinus van 134 v.Chr. De jongste Romeinse munt is van Constantijn II (337-361). De Romeinen hebben ook op de kust van Schouwen vertoefd. Aardenburg en het fort Val kenburg (Z.H.) zijn van de tijd van Valigula (40 n.Chr.). Na de Romeinen kwamen de Friezen met hun sceatta's, vermengd met Merovingische gou den en zilveren munten. In de wetten van Aethelberth, koning van Kent (596), komt een indeling van het geld voor. Gou den munten heten shillingszilveren heten scaet-, de laatste hebben een waarde van 1/20 shilling. Meer staat er niet. Het is dus een waarde-aandui- ding van geld. Het woord sceatta komt van schatta, waarin het woord schat zit. Het woord moet worden uitgesproken als shatte, met een stemloze e. Toen het spokengeld in Domburg aan het licht kwam, werd er door antiquairen de naam sceatta aan verbonden, al berustte dit op een volkomen verkeerde interpretatie; het zilvergeld in Engeland heette immers penny en bestond uit zilveren Me rovingische munten en Engelse penny's. Waarom spokengeld? De voorstelling aan de voorzijde en de keerzijde was niet in overeenstemming met het Romeinse geld. Verder ontbrak het aan tekst en uitleg, waarin de Romeinen juist zo volledig waren. De sceatta's met een grof gestempeld uiterlijk worden toegeschreven aan de Friezen of een an der volk uit Jutland. De munten met een fijnere gravure worden toegeschreven aan een volk uit Engeland en zijn gemaakt door Gallische stem pelsnijders. Vondsten van continentale Friese sceatta's in Engeland komen voor vanaf 530 (on zeker) tot 700. Zij worden gevonden in Zuidoost- Engeland, rondom de monding van de Teems en de aan de zuidkust rond Southampton. Waar de Friese sceatta's gemaakt zijn, is nog een raadsel, omdat er geen stempels zijn gevonden. Mogelijk in Friesland zelf, of in Dorestat, dat ook een Friese nederzetting was. In ieder geval niet op Walcheren, omdat de kust alleen een havenfunc tie had. De muntvondsten op de kust van Walcheren bevatten behalve sceatta's gouden en zilveren merovingers uit de jaren 500 tot 750, geslagen in alle belangrijke handelsplaatsen van West-Europa. Na de Merovingers kwamen de Karolingers. De oudste munt is van Pepijn de Korte (752-768). Dan volgen de tempelmunten van Karei de Grote (768-781), Lodewijk de Vrome (814-840), Lotha- rius I (840-855), Karei de Kale (843-877), Pepijn van Aquitanië (839-852), Karei de Eenvoudige en Otto III (983-1000). Hierna verdwijnen de sporen van bewoning op de kust van Walcheren. De kust van Schouwen bleef bewoond tot de tijd van Floris IV. Waar komen de munten van de Genootschapscol lectie vandaan? Waar komen de munten van de Genootschaps collectie vandaan? Allereerst waren er belangstel-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1992 | | pagina 42