CHEOPS
145
Vitaliteit
Wat opvalt, is dat de werken over het algemeen
een bijna onkeramische frisheid en vitaliteit uit
stralen. Die lichtvoetigheid is geen oppervlakkig
heid. De objecten laten zien dat de uitvoering
van het experiment met zorgvuldige aandacht
voor techniek, het toepassen van ingewikkelde
gietprocédés en een vakkundig gebruik van gla
zuren gepaard is gegaan. Hoe vanzelfsprekend
en ongedwongen het kaststel met de twee krul-
vormen er door de vorm en door het glazuur ook
uit mag zien, de technische makelij heeft de no
dige nauwkeurigheid gevergd.
Uiteraard draagt ook de bijzondere setting bij
aan de algehele indruk van een verfrissende ver
nieuwing. De ongewone wijze van exposeren
doorbreekt het monopolie van de sokkel in kera-
miektentoonstellingen en vormt een ironisch al
ternatief voor de museale vitrine waarin de kera
miek gekooid en afgesloten is.
Idee
Cheops proclameert de klassieke stelling dat het
beeld als drager van een idee geldt. Behoedzaam
als de groep is voor 'boodschappen' en een bele
rende houding, zijn de plastieken niet de zoveel
ste puzzels die slechts door ingewijden kunnen
worden opgelost. Het idee lijkt op het eerste ge
zicht door de onconventionele combinatie van
vorm en techniek formeel van karakter. In het
werk worden bij voorbeeld amorfe brokken klei
(Rob Brandt) bekroond door twee goudkleurige
geometrische vormen, een bol en een kubus (Jan
van Leeuwen) of gecombineerd met architectoni
sche vormen (Michel Kuipers). Een langgerekt,
staand, puntvormig element (Jan van Leeuwen)
wordt in de ene situatie door de toevoeging van
twee liggende segmenten (Tjitske Dijkstra) een
architectonische installatie, terwijl dezelfde vorm
in een ander plastiek door de toevoeging van een
kaktusbloem (Marja Hooft) een totaal andere
maat krijgt en een poëtisch karakter verwerft.
Door de wonderlijke combinaties in techniek
en materiaalbehandeling worden onophoudelijk
ideeën en stellingen geponeerd, omgekeerd en
omver geworpen. De bloementakken (Jan van
Leeuwen) worden - logisch - in een vaas (Tjitske
Dijkstra) gezet, maar het geheel krijgt een ambi
valente betekenis door de lijst, waardoor de be
trekkelijkheid van de grens tussen het tweedi
mensionale en het driedimensionale beeld wordt
aangeduid.
Met een klassieke zuil (Michel Kuipers) lijkt te
worden gezinspeeld op een scala van (verbor
gen) waarderingen en opvattingen voor 'het klas
sieke'. Dit beeldcliché van monumentaliteit en
gezagafdwingende traditie wordt op vernieti
gende wijze ontkracht door de doodgewone
slierten die door hun vorm een soort ionische
kapstok vormen (Jan van Leeuwen). In een an
dere serie wordt de massiviteit van de gegoten
halve zuilvormen (Michel Kuipers) totaal ontkend
door de handgevormde wolken (Jan van Leeu
wen).
Afb. 2: Vijf figuren in schelpen, Marja Hooft en Michel Kuipers. Foto: René van Haeften.