28 ARCHEOLOGTCA ZELANDICA voor aan de directeur van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, prof. dr. A.E. van Giffen. Kennelijk had deze nogal wat kriti sche vragen, want Van der Feen schreef op 15 juni 1949: 'In antwoord op Uw vraag van de 7e dezer naar de dessous van het U voorgelegde plan voor de opgraving van een restant van een bergje te Biggekerke, bericht ik U dat er geen dessous zijn die U nog niet weet'. Vervolgens ver wees hij naar eerdere correspondentie en be sloot: 'Over de financiën van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek is mij tot mijn spijt niets bekend, maar ik veronderstel dat zui nigheid geboden is en ik ben dan ook gaarne in gegaan, voorzover de beslissing niet bij U ligt, op het voorstel van het hoofd van de Dienst Herver kaveling om buitenlandse studenten in te schake len'. Van Giffen schreef zeer vriendelijk terug dat de eerdere correspondentie hem eerst niet zo helder voor de geest stond en gaf toestemming, mits regelmatig met hem overlegd werd. Want Van der Feen had zijns inziens niet zo veel erva ring in het archeologische veldwerk. Dus kon vanaf 15 juli 1949 een paar weken ge graven worden met de hulp van onder andere Amerikaanse. Engelse en Oostenrijkse studenten. Zij wilden weliswaar de zaterdag vrij voor excur sies en hun grondverplaatsend vermogen was ook wel niet zo groot, maar dank zij hun inspan ningen is toch documentatie over deze berg ver zameld. Opinies. Volgens De Man werd de hoogte van deze berg in 1834 geschat op zeven meter; in 1888 was hl al veel lager door afgraving. In 1949 was hei hoogste punt 1 meter 80 boven N.A.P. De feite- lijke opgavingsresultaten zijn door J.A. Trimpe Burger gepubliceerd in 1957. Zijn conclusie is dal het bergje bij Biggekerke gerekend mag worden tot de zogenaamde tweeperiodenheuvels, waarbij de berg in de tweede fase een functie als verde digingswerk had. Er zijn houtresten gevonden die waarschijnlijk afkomstig zijn van een gebouw. In zijn inleiding spreekt hij zijn spijt uit dat zoveel bergjes verloren zijn gegaan en dat geen pogin gen tot restauratie gedaan zijn. Hoe dacht men er toen over? Aan het begin van dit artikel werd de P.Z.C. geciteerd waaruit men een 'opgeruimd staat netjes' kan proeven. Het Algemeen Handels blad schreef over de opgraving: 'De laatste tijd worden op Walcheren in een vluchtheuvel te Big gekerke, welke reeds door de Duitsers gedeelte lijk werd afgegraven en voor het landschap van niet veel betekenis is ....opgravingswerkzaamhe den verricht'. Een Volkskrantjournalist had kenne lijk telefonisch inlichtingen ingewonnen en een Afb. 2: Onderzoek van de berg in 1949 door Amerikaanse, Engelse en Oostenrijkse studen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1993 | | pagina 34