SIGNALEMENTEN
teren bij Havana waar de Zeeuwse admiraal Ita,
in dienst van de Westindische Compagnie, enige
Spaanse schepen, een 'mini-zilvervloot', had ge
kaapt.
Voor het manipuleren met een schilderij ten
behoeve van een boekomslag zijn wellicht nog
excuses te verzinnen. Dat echter bijna alle illus
traties in dit werk door de fotograaf, de clichéma
ker of de drukker zwaar mishandeld zijn, is on
vergeeflijk. De tekst is rijkelijk gelardeerd (en dit
is nauwelijks overdreven) met zwarte vegen,
waarin met enige moeite Zeeuwse schepen of
helden zijn te onderscheiden. Tot zover het uiter
lijk van dit kennelijk in grote haast vervaardigde
boekwerk dat, zoals de schrijver in zijn inleiding
opmerkt, niet bij toeval in het Columbusjaar 1992
verschenen is.
Om dit boek te kunnen schrijven heeft Roos
bijzonder veel gelezen. Helaas bestaat er over de
geschiedenis van de WIC nog altijd geen samen
vattend wetenschappelijk werk. Hij heeft zijn ver
haal dan ook bijna letterlijk bijeen moeten sprok
kelen uit archiefstukken, bronnenpublikaties en
detailstudies. Bij dit werk lijkt hij sterk gedreven
te zijn door een archaïsch soort Zeeuws nationa
lisme. Inderdaad, Zeeuwen en Amsterdammers
zaten elkaar over en binnen de WIC onophoude
lijk dwars. De inmiddels 350 jaar oude Zeeuwse
standpunten worden door Roos nog altijd kritiek
loos gedeeld. De Amsterdammers schildert hij bij
voorkeur als machtswellustelingen die, als ze al
niet afgunstig zijn op de fiere Zeeuwen, dan toch
wel uiterst onbetrouwbaar zijn. Zonder enige
gêne (goed Zeeuws, goed rond?) wordt dit chau
vinisme door (de Terschellinger) Doeke Roos in
zijn inleiding aangekondigd: 'mocht de geachte
lezer de indruk hebben dat de schrijver zich wat
al te Zeeuws opstelt, dan kan ik daarop slechts
als excuus aanvoeren dat afkomst zich niet ver
loochent...' Dat hij daarmee de historische werke
lijkheid geweld aandoet en de lezer herhaaldelijk
op het verkeerde been zet, lijkt hem niet te de
ren. In het door hem geschetste beeld is geen
plaats voor de mogelijkheid dat Hollanders en
Zeeuwen wel eens verschillende bedoelingen
met de WIC zouden kunnen hebben gehad. Het
heeft er bijvoorbeeld alle schijn van dat de Zeeu
wen veel meer dan de Hollanders de nieuwe
compagnie beschouwden als een ook door an
dere gewesten gesubsidieerde uitbreiding van
hun zo lucratieve kaapvaart. Dit lijkt me een inte
ressanter veronderstelling dan de afgesleten me
ning dat het vele kleine Zeeuwse beleggers in de
WIC mede ging om verbreiding van het Calvi
nisme. Onbekommerd laat Doeke Roos de door
Amsterdammers gedomineerde Heeren X (het ai-
gemeen bestuur van de 2de WIC) Suriname 'ver
kwanselen' (p.91). In werkelijkheid waren het de
Staten van Zeeland die zich hieraan (overigens
noodgedwongen) schuldig maakten.
Het zal duidelijk zijn dat de kracht en de
charme van het boek niet liggen in de beschrij
ving van de (staats-)instellingen en hun besluit
vorming, echter wel elders. Zonder activiteiten als
slavenhandel of kaapvaart te verheerlijken, vertelt
Doeke Roos over veroveringen en heldendaden,
de 'stoere verhalen'. Ze bezorgen de lezer nog al
tijd heimwee naar 'De scheepsjongens van Bonte
koe' of 'Paddeltje'.
AM
J.C. Lagendijk, Vrijmetselarij in Zeeland. De keer
zijde van de medaille verlicht. Hulst 1992. ISBN
90-5327-039-6 geb. Prijs: 49,75
De auteur van dit boek werd in 1988 door het
bestuur van de Vlissingse Vrijmetselaarsloge
L'Astre de l'Orient benaderd met het verzoek om
een gedenkboek te realiseren, waarin de ge
schiedenis van de loge zou worden vastgelegd -
een en ander naar aanleiding van het feit dat de
loge in 1992 haar tweehonderd-jarig bestaan zou
vieren. Tijdens de voorbereidende bronnenstudie
- waarbij op breed terrein onderzoek moest wor
den gedaan, mede aangezien er op dit gebied
geen literatuur in boekvorm bestond - kwam de
auteur tot het besef dat de te beschrijven materie
plaatsing in een breder kader verdiende: 'Het be
lang van de loge reikte immers vooral in de
Franse tijd verder dan de gemeentegrenzen en
zelfs de provinciegrenzen' (p. 4). Het eindresul
taat dat nu ter tafel ligt, is veel meer dan een be
schrijving van de geschiedenis der Vlissingse loge
alleen. Zo zijn de eerste veertig bladzijden van
het boek gewijd aan inleidende hoofdstukken
over de stad Vlissingen in vroeger tijd, de vrijmet
selarij in het algemeen en de geschiedenis van de
loges in Zeeland (Sluis, Middelburg, Vlissingen,
Lillo/Hulst, Veere, Zierikzee, Goes en Tholen).
Hierna komt de Vlissingse loge L'Astre de
l'Orient uitvoerig aan bod (p. 44-93), gevolgd
door beschrijvingen van een aantal belangrijke
leden van deze loge in het verleden. De als bij
lage in facsimile afgebeelde ledenlijsten van de
periode 1792-1803 (p. 120-139) bevatten de na
men van vele Zeeuwse families.
Voor de historisch geïnteresseerde lezer bevat
dit gedenkboek veel interessante details. Zo
neemt men kennis van de Zeeuwse regentenzoon
Johan Cornelis Radermacher, die in 1735 als eer
ste Nederlandse Grootmeester van de Orde werd
gekozen, van het bezoek van Napoleon aan de
loge in Vlissingen in 1811, van de magonnieke
activiteiten binnen het huis Van Oranje en van
het verbod op bijeenkomsten tijdens de Duitse
bezetting. Bij deze laatste gelegenheid werd te
vens een deel van het boekenbezit van de Vlis
singse loge vernietigd en moest een andere deel
(benevens particuliere bezittingen) worden over-