36
SIGNALEMENTEN
gedragen, waaronder een driedelige Blaen-atlas,
die tot op heden niet bij de rechtmatige eigena
resse is teruggekeerd
Het honderdveertig bladzijden tellende boek is
in plezierig lezende vorm geschreven, bevat vele
toepasselijke afbeeldingen (o.a. fraaie reproduk-
ties van gravures en lithografieën handschriften)
waaronder enkele in kleur, en is zeer fraai uitge
voerd. Een prachtige publikatie die het verdient,
van harte te worden aanbevolen.
AAC
De publikatie is verkrijgbaar via Gallery 'De Bla-
eue Acolije', Bellamypark 22, 4381 CK Vlissingen
(tel. 01184-12920) en bij de boekhandel.
Albert Meijer, Frappante Gelijkenissen. J.P. Bourjé
(1774-1834) als beoefenaar van kunst en weten
schap. Zeeuwse katernen 8. Middelburg 1992.
Aan het eind van de achttiende eeuw telde Mid
delburg een aantal verdienstelijke kunstenaars en
wetenschapsbeoefenaars, van wie de meeste nu
nauwelijks meer bekend zijn. Johan Pieter Bourjé
is met dit achtste katern voor het voetlicht ge
haald en het is de moeite waard nader kennis te
nemen van zijn activiteiten. Enige tijd geleden
zijn egodocumenten van Bourjé tevoorschijn ge
komen. Daardoor valt een persoonlijk verhaal te
schrijven van deze interessante en veelzijdige fi
guur. Albert Meijer is erin geslaagd een prachtig
miniatuurtje te schilderen van deze typisch acht
tiende eeuwse natuurkundig geïnteresseerde kun
stenaar.
Johan Pieter werd op 27 augustus 1774 in Mid
delburg geboren als tweede kind (enige zoon)
van Isaac Bourjé. Vader Isaac had een handels
kantoor in de St Pieterstraat. Aangezien Johan
Pieter op zes-jarige leeftijd doof werd, kon hij zijn
vader niet opvolgen. Hij ontwikkelde zijn teke
naarstalent aan de Middelburgse Tekenacademie
waar hij dagelijks de lessen volgde. Zijn leraar Ja
cobus Perkois heeft hem wezenlijk beïnvloed. La
ter leerde hij bij Pieter Gaal, zoon van de beken
dere Thomas Gaal, het schilderen met olieverf.
Vooral zijn landschappen schilderde Bourjé nu in
een veel lossere stijl dan zijn precieze tekenin
gen, die dateerden uit zijn tijd aan de tekenaca
demie.
Wat Bourjé zo interessant maakt is zijn veelzij
dige belangstelling, vooral voor de vele kanten
van de natuurkunde. Financiële noodzaak bracht
hem ertoe alles aan te pakken wat hem inkom
sten kon bieden. Hij schreef verhandelingen over
onder andere het perspectief, waarin hij met een
schildersoog aandacht besteedde aan het pro
bleem van de weergave van verschilldende soor
ten licht. Op een aanverwant terrein, de astrono
mie, ging zijn interesse uit naar de baan van de
hemellichamen. Hij baseerde zich daarbij op de
Nieuwe ecliptische tafelen van Johan de Kanter
Philz. (1762-1841) en publiceerde herhaaldelijk
over de zon- en maaneclips.
Toen het nieuwe havenkanaal vanuit Middel
burg werd gegraven in de hoop de handel te sti
muleren, maakte Bourjé het ontwerp voor het
monument ter herinnering aan de opening
(1817). De bij de officiële plechtigheid aanwezige
koning Willem I bezocht ook het museum waar
hij het door Bourjé vervaardigde portret van
Frans Naerebout I, de mensenredder, bewon
derde. Hem viel de frappante gelijkenis op tussen
de afbeelding en de in levende lijve aanwezige
Naerebout.
Uiteraard was deze veelzijdige, in cultuur en
wetenschap geïnteresseerde Bourjé lid van het
Zeeuws Genootschap. Uiteindelijk kwam er een
eind aan zijn financiële zorgen door zijn aanstel
ling als ijkmeester van de nieuwe maten en ge
wichten, over welk onderwerp hij ook al enkele
publikaties had doen verschijnen. Ook in deze
functie toonde hij zich creatief door nieuwe in
strumenten te ontwikkelen die landelijk gebruik
vonden.
Het boekje is, zoals alle Zeeuwse katernen,
schitterend uitgegeven, met prachtige illustraties.
En zoals bij meer Zeeuwse katernen, is het een
smaakmaker. Het doet de wens opkomen naar
een uitgebreidere studie over het kunstenaarsle
ven in Middelburg omstreeks 1800.
JLK
J.J.B. Kuijpers, M.C.S. Raats en A.J. van der Veeke
(red.), Zeeuws Licht. Uitgeverij ADZ Vlissingen.
Vlissingen 1992.
Het eerste lustmm van het literair tijdschrift Bal-
lustrada was de aanleiding voor de redactie om
iets bijzonders te doen. Geen ander Zeeuws lite
rair tijdschrift heeft het vijf jaar volgehouden, dus
feest was zeker op zijn plaats. De redactie heeft
zich er niet gemakkelijk vanaf gemaakt door een
bloemlezing uit de voorafgaande jaren samen te
stellen. Nee, bekende Zeeuwse auteurs of auteurs
met Zeeuwse wortelen (wat dat dan ook moge
zijn en hoe diep die ook mogen reiken) hebben
nieuwe literaire produkties geleverd. Rinus Ferdi-
nandusse opent met het geheim van het Zeeuwse
licht; Johanna Kruit, Lou Vleugelhof, André van
der Veeke, Andreas Oosthoek en Hans Verhagen
zijn vertegenwoordigd met gedichten. Zij zijn al
len goede bekenden in de Zeeuwse poëtische
wereld. Proza is er verder van Jaap Goedege-
buure, Kees Slager, Herman Kakebeeke, Jan Kui
pers, Meindert Inderwisch, Bram le Clercq, Caro-
lijn Visser, William Rothuizen, Raats en Wim
Hofman.
Niet alle auteurs hebben ook werkelijk Zeeland