74
SIGNALEMENTEN
sumse radio om twaalf uur 's avonds. Slager
maakt er een punt van, dat er die zaterdagavond
niemand was die de zender open durfde te hou
den om eventuele hoogwater- of ergere berichten
door te geven. Zelfs als er iemand geweest was
die dat had aangedurfd, zou het weinig geholpen
hebben, omdat slechts weinigen gewend waren
na twaalf uur 's avonds naar de radio te luisteren.
De weigering (van iedereen?) om de schuld
vraag van de ramp en haar gevolgen aan de orde
te stellen is voor Slager ook zeer belangrijk. Naast
een aantal anderen (slapende dijkgraven en aar
zelende burgemeesters) acht hij de boeren de ei
genlijke schuldigen. De gierige boeren, of, liever
gezegd, de inhalige grondeigenaren die vóór de
ramp geen geld voor dijkversteviging hebben wil
len uitgeven. Zij zijn de 'bad guys' in het boek
van Slager. Tijdens de ramp doen ze ook al niets
en na de ramp deugen zij evenmin. Zo houden
zij volgens de auteur tegen, dat er op Schouwen-
Duiveland weer bomen worden geplant. '"Al die
bomen brengen maar schaduw en schade". Dat
riepen ze. Het zijn de boeren geweest die ervoor
zorgden dat er toen [bij de wederopbouw] bijna
geen bomen geplant zijn op het eiland'.
Leydesdorff interviewt ook - met behulp van ano
nieme studenten -, maar zij heeft duidelijk een
ander doel voor ogen dan Slager. Haar boek is
niet zomaar de geschiedenis van de ramp, al of
niet in gerevisioneeerde vorm; neen, het gaat
haar om de herinnering: 'Herinneren is wat an
ders dan een geschiedenis schrijven; aan weten
schap worden andere eisen gesteld'. Wat moeten
de lezers daarmee? Over oral history zijn al enige
boekenplankjes volgeschreven. Het is storend om
tussen alle, vaak aangrijpende verslagen door
verklaringen te lezen die naar alle waarschijnlijk
heid theorie geven. Een paar voorbeelden: 'De
herinnering heeft zich dan vastgezet aan iets
ogenschijnlijks onbelangrijks, waarachter veel
meer schuilgaat', 'Het is immers moeilijk twee in
elkaar overlopende herinneringen niet tegelijk te
vertellen' en 'Via wat ogenschijnlijk details zijn,
wordt uiting gegeven aan een diepe emotie'. Dat
oral history zijn plaats in de geschiedschrijving
nog niet zonder slag of stoot gevonden heeft, is
niet zo vreemd, zeker niet als de volgende zin (in
hoofdstuk 2) opduikt: 'Daaromheen spinnen zich
webben van verhalen waarvan niemand meer
weet wie nu waar wat zag'. Zo'n opmerking pleit
toch bijna voor archiefonderzoek.
Het blijft onduidelijk: wordt nu gepoogd een
totaalbeeld van de ramp te geven, of brengen de
individuele herinneringen iets anders. Immers:
'De herinnering heeft de eigen beleving centraal
gesteld, waardoor het zicht op het totaal verloren
is'. Maar veel herinneringen bij elkaar geven niets
meer en niets minder dan veel herinneringen.
Slager interviewt ook; hij is dat als journalist al
jaren gewend en maakt daar verder geen (theore
tisch) punt van. Hij registreert en legt vast, daarna
gaat hij ermee aan de slag, maar legt mij soms te
veel nadruk op het ene en dan weer te weinig
nadruk op een ander aspect. Leydesdorff regis
treert ook, maar slaat direct aan het interpreteren,
en dat vormt een zwakke kant van haar boek.
'Maar in de eerste dagen waren mensen door het
zien van een drenkeling zo geschokt, dat ze in
een trance raakten. Ik noem dit expliciet een
trance, omdat juist in die tijd zo onvoorstelbaar
veel werk is verzet, meer dan onder andere om
standigheden mogelijk zou zijn'. Ik noem dit
pseudo-psychologie
Leydesdorff plaatst de ramp, meer dan Slager,
in de algemene Nederlandse geschiedenis en be
handelt deze - gelukkig - niet als een op zichzelf
staand fenomeen. Toch bekroop mij bij lezing
van het boek ook het gevoel dat de herinnering
aan de ramp als een soort laboratorium wordt ge
bruikt om theorieën over 'Memory' en 'Lieux de
mémoire' te testen. Ook daarom is het bijzonder
moeilijk om een beeld te krijgen, zowel van de
ramp zelf als van de herinneringen van de slacht
offers. Achterin is weliswaar een chronologie op
genomen, maar het kaartje voorin is bedroevend
slecht van kwaliteit. Bovendien wordt door het
kaartje het 'verouderde' beeld bevestigd dat de
hulpacties van vliegtuigen zeer belangrijk ge
weest zijn. Door het boek heen zijn alle verhalen
aangrijpende getuigenissen over het onverwachte
van het aandonderencle water, het wachten op
hulp en 'de kleine moed en de kleine lafheid'.
Die verhalen maken het boek boeiend, maar de
uitleg van die verhalen had van mij achterwege
kunnen blijven. Bij de interviews is het interes
sant om te zien dat bij ouderen herinneringen
aan cle oorlog boven komen of zelfs de plaats in
nemen van herinneringen aan de ramp. Het is
duidelijk dat, wanneer je zelf, je buren of je naas
ten meer onder de oorlog dan onder de ramp
hebben geleden, de oorlog als een breekpunt
wordt ervaren. Buiten het rampgebied is 'voor en
na de oorlog' voor ouderen - maar niet alleen
voor hen - een duidelijk ijkpunt in de tijd, maar
in Zuidwest-Nederland bestaat er ook 'voor en na
de ramp'. Dat is dus sterk individueel bepaald.
Ten slotte kan eigenlijk niet door de beugel dat
in een wetenschappelijk boek de volgende onzin
staat: '...ten behoeve van de Geallieerde lucht
macht werden de dijken van Walcheren gebom
bardeerd; het kamerlid Weiter was KVP-lid J.B.
Charles heeft 'realistische verzetsliteratuur' ge
schreven'.
De Tweede Wereldoorlog speelt in beide boeken
op verschillende manieren een rol. Ten eerste
geeft Slager enige voorbeelden van falende be
stuurders, alternatief leiderschap èn de evacu
aties, die voor een groot aantal Zeeuwen een