150 JAAR ZLM
95
zichtsbepalender moeten zijn. Bij wijze van tus
senoplossing hebben we voorgesteld de boeren -
de verplichte leden - te raadplegen. Dat is lande
lijk afgewezen, niet lang geleden.
Hoe zou u de gemeenschappelijke cultuur van
de landbouwconsulenten, de mensen van de
Z.L.M. en de schappen beschrijven?
Ik denk dat er enorm veel veranderd is. Vroeger
was de landbouw een vrij gesloten wereldje, 'ons
kent ons', tot op het ministerie toe. Boerenzoons
die elkaar kenden van de middelbare en hogere
landbouwscholen en van Wageningen. Ik heb dat
nog net meegemaakt toen ik hier in 1975 kwam,
dat nog vrij gesloten circuit. Maar er is heel veel
veranderd: veel vrouwen, lang niet meer alleen
boerenzoons, mensen uit heel andere disciplines
en met een heel andere achtergrond, die bevol
ken nu ook de wereld van de landbouw. Dat
heeft ook met maatschappelijke ontwikkelingen
bouw zegt, zegt immers milieu, zegt recreatie. Je
moet niet bij voorbaat op compromissen uit zijn,
maar je moet wel willen samenwerken. In het
hele beleid is niets meer vanzelfsprekend. Overal
worden vraagtekens bij gezet. Wat mij betreft is
dat een enorme verbetering. Maar zowel in het
landbouw- als het milieu-kamp houd je mensen
die zeggen: ik heb gelijk. Zo werkt het natuurlijk
niet.
Is er een ontwikkeling geweest in de verhou
ding tussen de Z.L.M. en de Christelijke Boeren-
en Tuindersbond en de Noordbrabantse Christe
lijke Boerenbond? In het gedenkboek van Bou-
man (1946) proef je steeds een lichte wrevel van
de kant van de Z.L.M.
De irritatie is nu ver over. De opkomst van de
C.B.T.B., vijfenzeventig jaar geleden, werd als een
gevaar gezien. Er zijn toen leden weggegaan,
maar de verhouding heeft zich gestabiliseerd. De
Afb. 3: Het dagelijks bestuur van de Zuidelijke Landbouwmaatschappij op de kwelders langs de Krammer-Volkerak tijdens
een werkbezoek bij de kring West-Brabant op 18 mei 1987. Van links naar rechts: C. Hamelink, J. Nieuwenhuyse, A. Mun
ters, J. Geluk, W. van Veldhuizen, kringsecretaris J. van der Slikke, R. Hoiting, J. Oggel en J. Markusse.
te maken. Voorheen was de landbouw een ge
vestigde orde, nu vind je de impact van industrie,
recreatie en vooral milieu terug in de bestuurscul
tuur. Van een gesloten circuit en ouwe-jongens
krentenbrood is geen sprake meer, ook niet ten
opzichte van de directeuren van de provincie of
het ministerie. Ieder heeft zijn eigen verantwoor
delijkheid en de ander moet overtuigd worden.
Ik vind dat een verbetering. Je moet openstaan,
een positieve houding hebben ten aanzien van
andere dingen dan het deelbelang waar je zelf in
dit complexe geheel voor staat. Wie heden land-
Z.L.M. bleef toch de grootste organisatie, waar je
alle gezindten in terugvindt. Vóór de oorlog was
de verhouding scherper, toen heeft de Z.L.M. wel
eens concessies moeten doen. Zo staat de zon
dagsrust nog steeds in onze statuten, hetgeen
naar mijn smaak puur een concessie aan vooral
de C.B.T.B. is - al hebben we ook een SGP- en
een CHU/CDA-smaldeel onder onze leden. In de
vorige eeuw is het hard tegen hard gegaan tussen
onze Noord-Brabantse Maatschappij van Land
bouw en de Noordbrabantse Christelijke Boeren
bond. Op het laagtepunt van de verhoudingen