SIGNALEMENTEN
117
Bronnenuitgave. Brieven van Hendrick Thibaut
(1648-1650) en andere egodocumenten. Eindre
dactie M. de Keuning e.a. Nederlandse Histori
sche Bronnen dl. 10 (Nederlands Historisch Ge
nootschap, Den Haag, 1992), 194 blz. ISBN
90-73069-07-6. De bundel is tegen betaling van
65,— verkrijgbaar bij het Nederlands Historisch
Genootschap, Postbus 90406, 2509 LK 's-Graven-
hage.
De bronnenpublikatie, in de negentiende eeuw
als wetenschappelijk methode tot bloei gekomen,
leek enige decennia geleden als tak van het his
torisch bedrijf in verval te raken. De groeiende
aandacht voor kwantitatieve aspecten van het his
torisch onderzoek en het daarmee samenhangend
gebruik van omvangrijke, niet-tekstuele (en der
halve moeilijk uit te geven) bronnen vormden
ongunstige factoren voor de klassieke bronnen
uitgave. Belangrijke bronnenpublikaties bleven
evenwel verschijnen, met name in de reeksen
van de Rijks Geschiedkundige Publicatiën (RGP),
en de bedrijfstak overleefde de crisis glansrijk.
Momenteel wint de bronnenuitgave weer aan be
tekenis. De wedergeboorte van de narratieve ge
schiedschrijving speelt hier natuurlijk een rol. Er
is echter ook een nieuw gegroeide noodzaak van
gepubliceerd bronnenmateriaal. Door de sterke
groei van het aantal historici en de toenemende
belangstelling voor historisch bronnenmateriaal
van de kant van niet-historici wordt de gebrui-
kersdruk op de archieven steeds groter. Tezamen
met milieuinvloeden zoals verzuring vormt dit
een bedreiging voor de collecties. Naast het ge
bruik van technieken als microfilm, beeldplaat en
fotokopie vormt de bronnenpublikatie hier een
ontlastingsmogelijkheid. Een geheel nieuwe func
tie heeft de bronnenuitgave gekregen door de in
grijpende heivormingen van het Nederlandse ho
ger onderwijs in de jaren tachtig. In de eerste
fase is de ruimte voor de student om historisch
onderzoek te doen zeer beperkt geworden en
veel geschiedenisstudenten komen niet meer aan
archiefonderzoek toe. Dat is eenvoudig te tijdro
vend voor hen. Voor oudere perioden komt daar
nog eens het probleem van de paleografie bij.
Goede edities bieden dan de mogelijkheid om
toch primaire bronnen te analyseren.
De serie Nederlandse Historische Bronnen
(NHB) van het Nederlands Historisch Genoot
schap is bij uitstek geschikt om een dergelijke
functie te vervullen. Het Genootschap grijpt met
deze serie terug op een eerbiedwaardige traditie
van zijn voorganger, het Historisch Genootschap
te Utrecht. Evenals vroeger de Bijdragen en Me
dedelingen van het Historisch Genootschap
(BMHG), bevatten de delen van de NHB een
grote variëteit aan bronnen. Het vorig jaar ver
schenen deel 10 is gewijd aan het thema egodo
cumenten. Het deel bevat vijf edities van bronnen
van de late vijftiende tot de vroege negentiende
eeuw. Het betreft de correspondentie van de Ne
derlandse curieprelaat Willem van Enckvoirt (uit
gegeven door W.A.J. Munier), brieven van de
Middelburgse regent Hendrick Thibaut aan Wil
lem II (uitgegeven door J.H. Kluiver), brieven van
Willem III aan Sir William Temple (uitgegeven
door K.H.D. Haley), de Chesterfield-Waldegrave-
correspondentie over de Engels-Nederlandse be
trekkingen rond 1730 (uitgegeven door J.M.
Black) en ten slotte een vroeg-negentiende-
eeuwse kroniek uit de Lingestreek (uitgegeven
door L.P.W. de Graaff en H.L.Ph. Leeuwenberg).
De teksten zijn volgens de regelen der kunst
voorzien van annotatie en literatuurverwijzingen.
Zij worden voorafgegaan door heldere inleidin
gen, waarin de historische context wordt aange
geven, de bron wordt beschreven en de methode
wordt verantwoord. De inleidingen en de bron
nen zelf zijn voorzien van illustraties. Evenals de
aantrekkelijke typografie zullen de illustraties de
toegankelijkheid van de uitgave voor studenten
en niet-historici zeker vergroten. Dat geldt ook
voor de woorden- en afkortingenlijsten die aan
verschillende bronnen uit dit deel zijn toege
voegd. De lijst met indices completeert het ge
heel.
Het pièce de resistance van dit deel is de uit
gave van de brieven van Thibaut aan Willem II.
Als titel van het deel is terecht deze tweede bij
drage genomen. De correspondentie van Thibaut
met de stadhouder, verzorgd door J.H. Kluiver,
beslaat ongeveer een derde van de bundel. Het is
niet alleen de grootste, maar ook de meest be
langwekkende van de vijf bronnen. Ervaren in
bronnenedities en vertrouwd met de Zeeuwse
geschiedenis van de zeventiende eeuw heeft
Kluiver hier een uitstekende bijdrage geleverd
aan de kennis van de Zeeuwse politiek in het
midden van de zeventiende eeuw en de plaats
daarvan in het geheel van de Republiek. Met de
openbaarmaking van de correspondentie-Thibaut
en de heldere toelichting daarop werpt Kluiver
nieuw licht op de factieverhoudingen in Middel
burg en de verweving daarvan in de rest van
Zeeland en het machtscentrum rond de stadhou
der. Hij knoopt aan bij het werk van M. van der
Bijl, die de Zeeuwse en met name de Middel
burgse politiek uit het laatste kwart van de ze
ventiende en het eerste kwart van de achttiende
eeuw heeft onderzocht'. Kluivers verwijzing naar
zijn komende magnum opus maakt nieuwsgierig;
dan zullen we een goed beeld krijgen van de po
litieke verhoudingen in Zeeland in een langere