118
SIGNALEMENTEN
periode. De inleiding op de Thibaut-correspon-
dentie geeft hiervan een voorproefje.
Kluiver schetst in de inleiding de machtverhou
dingen aan het eind van de Tachtigjarige Oorlog.
Hij stelt in dit verband dat deze oorlog feitelijk tot
1651 in plaats van tot 1648 heeft geduurd, omdat
pas met de besluiten van de Grote Vergadering
over unie, religie en militie een streep werd gezet
onder het stadhouderlijk leiderschap, dat een be
palende factor in de oorlog was geweest. Op het
verloop van de machtsstrijd rond de oorlogs
beëindiging werpen de door Kluiver uitgegeven
documenten en zijn inleiding nieuw licht. Het
streven van Prins Willem II om zijn positie bin
nen de Republiek te versterken door steun te
zoeken bij stedelijke facties wordt duidelijk ge
maakt. Dit in de gedecentraliseerde staatsstruc
tuur passende machtsmechanisme, dat we uit het
onderzoek van D.J. Roorda voor de periode van
Willem III kennen2, blijkt ook in de politiek van
diens vader een centrale rol te hebben gespeeld.
Dat Willem II zijn aandacht sterk op Zeeland
richtte, is logisch, gezien de weerstand die in dit
gewest tegen vrede met Spanje bestond. Voor de
Prins, die de oorlog om met zijn eigen machtspo
sitie samenhangende redenen wilde voortzetten,
was dit van groot belang. Hij werkte vooral sa
men met regenten, die uit immigrantenfamilies
stamden en die door hun afkomst de Zuidelijke
Nederlanden nog steeds als het te bevrijden va
derland zagen. Eén van de geslachten was de fa
milie Thibaut.
Hendrick Thibaut stond in nauw contact met
Johan Heilirisch, de secretaris van Willem II. Thi
baut werd al snel adviseur van de stadhouder in
Zeeuwse zaken en verdrong daarmee Johan de
Knuyt, die in 1631 door Frederik Hendrik tot zijn
vertegenwoordiger als Eerste Edele in de Staten
van Zeeland was benoemd. In april 1650 werd
Thibaut officieel tot adviseur voor de magistraats
bestellingen benoemd. Deze machtswisseling had
te maken met de gang van zaken rond de oor
logsbeëindiging. De Knuyt had het Verdrag van
Munster ondertekend, en Thibaut behoorde zoals
gezegd tot een tegen vredessluiting gekante im
migrantenfamilie. De brieven van Thibaut aan de
stadhouder en diens secretaris zijn zeer instructief
voor het verkrijgen van inzicht in de methoden
en technieken van het machtsspel. Omkoping
werd daarbij niet geschuwd. Thibaut beschikte in
elke Zeeuwse stad over vertrouwensmannen. Hij
streefde naar een machtsstructuur waarin ener
zijds de positie van de stadhouder werd verste
vigd en anderzijds de macht van zijn factie werd
vergroot. Het plotseling overlijden van Willem II
in november 1650 verstoorde Thibauts wereld.
Een half jaar later kwam hij ten val. Hij kwam
echter terug en bleef tot aan zijn dood een rol
spelen in de Zeeuwse politiek.
Uit de brieven van Thibaut aan Heilirisch blijkt
dat beide mannen goede vrienden waren. In één
van de brieven aan de stadhouderlijke secretaris
eindigt Thibaut met de groeten 'aan Uedele des
selver weerde bedtgenoot'. Dergelijke persoon
lijke notities, die de correspondentie ook een
leesbaar geheel maken, geven inzicht in de men
selijke relaties achter de machtsstructuren en
daarmee een extra dimensie aan 'wie es eigent-
lich gewesen' is.
Gezien de gevoelige informatie werd dit soort
correspondentie vaak vernietigd. Door zijn voor
tijdige overlijden heeft Willem II dat in dit geval
niet kunnen doen. De weduwe stopte alle papie
ren in een ijzeren kist, die na haar dood de inzet
werd van een geschil tussen de stadhouderlijke
familie en de Staten van Holland. Uiteindelijk zijn
de papieren door vererving grotendeels in het
huisarchief Anhalt terechtgekomen, dat zich mo
menteel in het Staatsarchiv Magdeburg bevindt.
Daar, en in het Koninklijk Huisarchief, heeft Klui
ver onderzoek verricht. Daaruit blijkt welke mo
gelijkheden Wende en Wiedervereinigung ge
opend hebben voor wetenschappelijk onderzoek,
ook wat de Nederlandse geschiedenis betreft. Ar
chiefonderzoek in de voormalige DDR was wel
mogelijk, maar zeer lastig. Nu neem je gewoon
de trein naar Magdeburg of Potsdam.
Kluiver verantwoordt zijn methode aan het
eind van de inleiding en het geheel wekt de in
druk van een zeer verantwoorde bronnenuitgave.
Toch blijkt ook hier dat zelfs met een grote
nauwgezetheid de foutscore maar moeilijk op nul
te krijgen is. Zo staan onder het portret van Thi
baut op pagina 38 de levensjaartallen 1604-1667,
terwijl op pagina 41 het overlijdensjaar 1668
wordt genoemd.
Met deze zeurderige opmerking, die er slechts
toe dient om te laten zien dat de recensent het
verhaal ook gelezen heeft, wil ik niet afsluiten.
Het werk van Kluiver verdient alle lof. Met deze
uitgave beschikt de professionele historisch on
derzoeker over een goed geannoteerde editie van
bronnen die nieuw licht werpen op de politieke
verhoudingen in het midden van de zeventiende
eeuw, het wetenschappelijk onderwijs heeft mooi
materiaal aangeleverd gekregen om de studenten
te laten werken met een belangrijke bron, en lief
hebbers van de Zeeuwse geschiedenis wordt de
gelegenheid geboden om op plezierige wijze
kennis te nemen van oorspronkelijke teksten.
Deze uitgave is een aanwinst.
R.E. de Bruin
Noten
1. M. van der Bijl, Idee en Interest. Voorgeschiedenis, ver
loop en achtergronden van de politieke twisten in Zeeland
en vooral in Middelburg tussen 1702 en 1715Groningen,
1981.
2. D.J. Roorda, Partij en factie. De oproeren can 1672 in
de steden van Holland en Zeeland, een krachtmeting tus
sen partijen en facties. 2e druk, Groningen, 1978.